Schuld. De eerste 5000 jaar
Schuld. De eerste 5000 jaar is een imposant boek van David Graeber. Imposant zowel qua omvang als inhoud. In 623 pagina’s (waarvan 101 noten en 70 bibliografie) herschrijft Graeber grote delen van de geschiedenis van schuld, geld en markten en wakkert hij een discussie aan die na de crisis is uitgebleven. Hij laat zien dat schuld al minstens 5.000 jaar onderwerp van discussie is. Sterker nog, alle grote revolutionaire bewegingen in de antieke wereld hadden hetzelfde doel voor ogen: ‘ Scheld de schulden kwijt en herverdeel het land.’ Dit boek is een aanrader voor iedereen die de wereld wil begrijpen en wil verbeteren.
“Geld bezit geen essentie. Het is niet ‘echt’; en daarom is het altijd een zaak van politieke touwtrekkerij geweest en zal het dat ook altijd blijven.”
Centrale vraag
Graeber stelt terecht dat de aanname dat schulden terugbetaald moeten worden een morele stelling is. In onze seculiere wereld bestaat moraal volgens hem voornamelijk uit het voldoen aan je verplichtingen jegens anderen en hebben we een hardnekkige neiging om ons deze verplichtingen als schulden voor te stellen. De centrale vraag van dit boek is dan ook: wat betekent het precies om te zeggen dat ons besef van moraal en rechtvaardigheid wordt teruggebracht tot de taal van een zakelijke transactie? Wat betekent het wanneer we morele verplichtingen terugbrengen tot financiële schulden?
Een schuld wordt in dit boek gedefinieerd als de verplichting een bepaalde som geld te betalen. Als gevolg hiervan kan een schuld, in tegenstelling tot elke andere vorm van verplichting nauwkeurig worden gekwantificeerd. Dit maakt schulden eenvoudig, kil en onpersoonlijk, en dat zorgt er weer voor dat je niet langer met menselijke effecten rekening hoeft te houden. Geld is geld en zaken zijn zaken. Het vermogen van geld om moraal om te zetten in een zaak van onpersoonlijke rekenkunst is dus een cruciale factor. Op deze manier kan men dingen rechtvaardigen die anders misdadig of obsceen zouden lijken. Graeber legt uit dat om schuld kwantificeerbaar te maken kan geld nodig is. Geld en schuld zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden en op hetzelfde moment in de wereldgeschiedenis op het toneel verschenen.
Geschiedenis van geld
Opmerkelijk is dat Graeber bewijst dat virtueel geld niets nieuws is, maar dat dit de oorspronkelijke vorm van geld is. Kredietsystemen, rekeningen en kostendeclaraties bestonden allang voor muntgeld. Deze zaken zijn zo oud als de beschaving zelf. Het is dus niet zo dat we zijn begonnen met ruilhandel, daarna geld ontdekten en uiteindelijk kredietsystemen ontwikkeld hebben zoals vaak wordt verkondigd in economieboeken. Het is precies andersom gebeurd. Wat we nu virtueel geld noemen is het eerst ontstaan. Munten kwamen veel later, en hun gebruik heeft zich ongelijkmatig verbreid en kredietsystemen nooit volledig vervangen. Ruilhandel lijkt in hoofdzaak een toevallig bijproduct te zijn van het gebruik van munten of papiergeld: historisch gesproken is het voornamelijk wat mensen die aan contante betaling gewend waren deden als ze om een of andere reden geen toegang hadden tot geld. Terecht merkt Graeber op dat mensen nog steeds geschiedenissen van het geld schrijven die in feite de geschiedenis van het muntstelsel beschrijven.
Staat en Markt
Opmerkelijk is tevens dat Graeber stelt dat de Staat en de Markt geen tegengestelde principes zijn zoals vaak wordt beweerd, maar dat de historische werkelijkheid laat zien dat deze twee instellingen tegelijk geboren zijn en altijd met elkaar vervlochten zijn gebleven. Graeber laat zien dat markten in de Oudheid altijd rond legers zijn ontstaan. Koningen gaven soldaten muntgeld in handen en eisten vervolgens dat elk gezin in het koninkrijk een van die munten terugbetaalt. Op deze manier veranderden zij in een klap de hele nationale economie in een gigantische machine voor het bevoorraden van soldaten. Elke familie moest immers om die munten in handen te krijgen een manier vinden om bij te dragen aan het provianderen van de soldaten. Deze herschrijving van de geschiedenis heeft grote gevolgen. Graeber concludeert:
“Dit is een grote valstrijk van de twintigste eeuw: aan de ene kant hebben we de logica van de markt, waarbij we ons graag voorstellen dat we allemaal als individu aan de start komen zonder elkaar iets verschuldigd te zijn. Aan de andere kant hebben we de logica van de staat, waarbij we allemaal beginnen met een schuld die we nooit terug kunnen betalen. Ons wordt voortdurend voorgehouden dat dit tegenpolen zijn, en dat dit de enige twee reële mogelijkheden zijn waarover we als mensen beschikken. Maar dit is een valse tweedeling. Staten hebben markten geschapen. Markten kunnen het niet stellen zonder staten. Geen van beide zou zonder de ander in stand kunnen blijven, althans niet in de vormen waarin ze op dit moment bestaan. “
Perioden
Graeber laat zien dat we in de Euraziatische geschiedenis van de afgelopen vijfduizend jaar een regelmatige overschakeling tussen perioden waarin krediet de dominante factor is en perioden waarin goud en zilver de hoofdrol spelen hebben gehad. Waarom wisselen deze periodes? Volgens Graeber lijkt het erop dat oorlog de belangrijkste factor oorlog is. Edelmetaal heeft vooral de overhand in periodes van algemeen geweld. Hij stelt de volgende opdeling voor:
-
Agrarische gemeenschappen (3500-800 v.C.) > virtueel geld en krediet
-
Axiale periode (800 v.C. – 600 n.C.) > edelmetalen
-
Middeleeuwen (600 – 1450 n.C.) > virtueel geld en krediet
-
Kapitalistische wereldrijken (1450-1971 n.C.) > edelmetalen
-
(1971-?) > virtueel geld en krediet
Axiale periode
In het begin van de Axiale periode ontstonden munten en markten. Deze eerste markten lijken zich dus te hebben ontwikkeld als neveneffect van door overheden gehanteerde bestuurssystemen en het voeren van oorlogen. Het grote verschil met vroegere markten is volgens Graeber dat men op deze markten zelfs de buren als vreemdeling kon behandelen. Dit resulteerde in een nieuwe manier van denken over menselijke motieven, en dit leidde tot een radicale vereenvoudiging van beweegredenen die het mogelijk maakte dat men over grootheden als ‘winst’ en ‘voordeel’ begon te praten – en daardoor ontstond het beeld dat de mens daar in elk aspect van het leven echt naar streeft. Dit opende de deur naar het beeld dat het menselijk leven kon worden teruggebracht tot een berekening van middelen die nodig zijn om een doel te bereiken.
Overal kwamen in deze periode militair-muntgeld-slavernijcomplexen op, en tegelijkertijd ontstonden op vele plekken materialistische filosofieën. Deze stellen dat de wereld bestaat uit materiële krachten (en niet uit goddelijke) en dat het verwerven van materiële rijkdom de reden van bestaan van de mens is. Verschillende filosofen reageerden hierop en gingen op zoek naar een andere fundamenten voor ethiek en moraal. Op veel plekken sloten deze filosofen zich aan bij de sociale beweging die zich als reactie op de nieuwe en buitengewoon gewelddadige en cynische elites vormden. Volksbewegingen ontstonden dus. Zij waren in de eerste plaats vredesbewegingen die pogingen deden om markten te verwerpen. Deze liepen echter spaak. Het uiteindelijke gevolg was een soort van ideale verdeling van menselijke activiteit die tot op de dag van vandaag voortbestaat: aan de ene kant is er de markt, aan de andere kant de religie. Zuivere hebzucht en zuivere gulheid vullen elkaar aan.
Middeleeuwen
In de Middeleeuwen begonnen de elkaar aanvullende idealen van goederenmarkten en wereldreligies in elkaar op te gaan. Omdat de grote rijken ineenstortten, trokken religieuze autoriteiten het economisch leven in. Zij grepen wijdverbreid in om het roofzuchtig uitlenen van geld te beheersen en zelfs te verbieden. Ook keerde overal in Eurazië verschillende vormen van virtueel geld terug. Het heersende idee dat de afwezigheid van munten ook de afwezigheid van geld betekent is volgens Greaber een van de meest foute aannames. Juist een verscheidenheid van vrituele betaalmiddelen ontstond en dit had positieve effecten. Graeber stelt dat voor het merendeel van de bewoners van de aarde de Middeleeuwen een enorme vooruitgang waren in vergelijking met de verschrikkingen van de Axiale Periode. Ons beeld van bijgeloof, intolerantie en onderdrukking is dus een exclusief West-Europees beeld. Het is bepaald door Franse Verlichting en heeft alleen betrekking op Europa.
Kapitalistische wereldrijken
Het tijdperk van de grote kapitalistische wereldrijken begint rond 1450, wanneer virtuele betaalmiddelen en kredieteconomieën weer plaatsmaken voor goud en zilver. Deze terugkeer naar edelmetaal ging volgens Graeber gepaard met de terugkeer naar een keur aan andere omstandigheden die in de Middeleeuwen overwegend onderdrukt waren dan wel in onbruik waren geraakt: grote wereldrijken en professionele legers, op roof gerichte oorlog, woeker en schuldknechtschap zonder weerga, maar ook materialistische filosofieën en een nieuwe uitbarsting van wetenschappelijke en filosofische creativiteit – en zelfs de terugkeer naar de slavernij. Toch was het bepaald geen herhaling van zetten. Alle elementen uit de Axiale periode keerden terug, maar dat gebeurde volgens Graeber op een volledig verschillende manier.
Hij stelt dat de ravages die door de Europese machten in de zestiende en zeventiende eeuw zijn aangericht veroorzaakt zijn door een hebzucht van mythische omvang. Deze hebzucht werd veroorzaakt omdat veel bestuurders van overzeese gebieden werden geconfronteerd met een knellende dwang om schulden af te lossen. Deze conquistadores hadden zich vaak diep in de schulden gestoken voor hun avonturen en waren zeer verontwaardigt door het idee dat zij, na alles wat zij hadden meegemaakt, moesten betalen in plaats van dat ze betaald werden. Graeber concludeert dat voor alle schuldenaars en dus ook voor de conquistadores de wereld wordt teruggebracht tot een verzameling van potentiële gevaren, potentiële middelen en potentiële handel. Zelfs de relaties tussen mensen worden in zo’n visie onderwerp van een kosten-batenanalyse. Volgens Graeber stelt het hele kapitalisme een structuur in die bedacht is om alle andere morele factoren dan het maken van winst te elimineren. Het geheime schandaal van het kapitalisme is volgens hem het feit dat het op geen enkele moment in de geschiedenis primair op basis van vrije arbeid gestoeld is geweest. Een ander aardig gerelateerd citaat:
“Het vermogen van banken om ‘geld uit het niets te scheppen’ – en sterker nog, ieder ander te beletten dat te doen – is altijd het schrikbeeld van marktpopulisten geweest omdat het direct ingaat tegen het idee dat markten een uitingsvorm zijn van democratische gelijkheid.”
1971 – Het begin van iets wat nog nader vastgesteld moet worden
De laatste en huidige periode begint in 1971. In dat jaar maakte Nixon bekend dat de Amerikaanse dollars in buitenlands bezit niet langer voor goud kunnen worden ingewisseld. Met deze maatregel maakte hij een definitief einde aan de internationale goudstandaard en startte een nieuwe periode van virtueel geld. Dit zou goed nieuws moeten zijn. Graeber stelt:
“Als de geschiedenis ons iets wijzer kan maken zou een tijdperk van vritueel geld moeten inhouden dat we afstand nemen van oorlog, imperialisme, slavernij en – al of niet met loon – betaalde schuldhorigheid, en naderen tot de schepping van een overkoepelende instelling op mondiale schaal om schuldenaren te beschermen. Wat we tot dusver gezien hebben is het omgekeerde. De nieuwe valuta is nog sterker geworteld in militaire macht dan de oude. Schuldhorigheid is nog steeds het voornaamste principe om wereldwijd arbeidskrachten te rekruteren.”
Een van de problemen is dat instellingen als de Wereldbank, het IMF en de WTO werken volgens het principe dat je (tenzij je het ministerie van Financiën van de VS bent zoals Greaber terecht opmerkt) ‘je schulden moet betalen’, omdat men ervan uitgaat dat het schrikbeeld van wanbetaling door willekeurig welk land het hele mondiale monetaire stelsel in gevaar zal brengen en zo alle zakken (virtueel) goud op de hele wereld in waardeloos papier zal veranderen.
Graeber stelt dat in het kielzog van de hypotheekcrisis de regering van de VS werd gedwongen tot een beslissing over de vraag wie nu echt geld uit het niets mag scheppen: de financiers of gewone burgers. Het resultaat was voorspelbaar. Financiers werden ‘gered met belastinggeld’. Er is volgens hem dus niets veranderd en daarmee kan ik het alleen maar eens zijn. Alle grote beslissingen zijn uitgesteld. De Grote Discussie die veel mensen verwachtten is nooit echt op gang gekomen. Volgens Graeber zijn we getuige van de laatste effecten van militarisering van het Amerikaanse kapitalisme. Hij stelt:
“Economisch gesproken is dit apparaat alleen maar dood gewicht: alle kanonnen en geweren, beveiligingscamera’s en propagandamachines zijn buitengewoon kostbaar en leveren niets op.”
En:
“Om onszelf te bevrijden is het eerste wat we moeten doen ons opnieuw als handelende personen in de geschiedenis gaan zien, als mensen die in de loop van de wereldgebeurtenissen een verschil kunnen maken. Dit is precies wat de militarisering van de geschiedenis ons probeert te ontnemen.”
En:
“De gigantische schuldmachine die in laatste vijfhonderd jaar een steeds groter deel van de wereldbevolking heeft teruggebracht tot een morele equivalent van conquistadores lijkt zijn sociale en ecologische grenzen bereikt te hebben.”
De echte vraag is volgens Graeber nu hoe we de ontwikkeling een tandje terug kunnen zetten en op weg kunnen gaan naar een samenleving waar mensen meer kunnen leven door minder te werken. Bovendien stelt hij dat wij toe zijn aan een Bijbels soort Jubileum. Ofwel, schuldkwijtschelding. Dit zou volgens hem niet alleen heilzaam zijn omdat het zoveel menselijk lijden zou wegnemen, maar ook omdat het een manier zou zijn om ons eraan te herinneren dat geld niet onbespreekbaar is, dat het betalen van je schulden niet het wezen van de moraal uitmaakt, dat al deze dingen door mensen zijn ingesteld en dat democratie, als deze al iets betekent, het vermogen is om met elkaar tot overeenstemming te komen over een andere regeling van zaken. Hier heeft hij een goed punt en met dit boek levert hij een belangrijke bijdrage aan dit debat. Laten we trachten geld en schuld hoger op de politieke agenda te krijgen.
——————-
Schuld. De eerste 5000 jaar.
David Graeber
ISBN 9789047005315
Nederlandse vertaling Uitgeverij Business Contact