Ga naar de inhoud

Arthur Lehning, over kraken in 1980

De anarchosyndicalist en essayist (en nog veel meer) Arthur Lehning, schreef in 1980 een ironisch pleidooi voor de toen opkomende kraakbeweging. Krakers zijn volgens Lehning – die ooit zelf economie studeerde in Rotterdam – nieuwe economen met een verrassende theorie: huizen zijn om in te wonen, niet om winst mee te maken. Nu de gristenen in nauwe samenwerking met liberalen, sociaaldemocraten en populistische islamofoben de heksenjacht op krakers geopend hebben, is het een goed moment om het korte essay weer openbaar te maken.

4 min leestijd
leegstand

De Nieuwe Economen

Van de colleges economie die ik in mijn jeugd heb gevolgd, is één zin mij steeds bijgebleven: een schoenfabriek is er niet om schoenen, maar om winst te maken. De ‘rentabiliteit van het kapitaal’ als kompas en regulator, waardoor de kapitalistische machinerie voor het welzijn van allen aan de gang werd gehouden. Zo simpel was dat. Omstreeks 1930, zo’n tien jaar na deze ex cathedra door de beroemde econoom gedane lapidaire uitspraak, bleek dat er iets was misgegaan: schoen- en andere fabrieken functioneerden niet meer en de industriële wereld telde dertig miljoen werklozen. Ondanks deze crisis was de in het vierentwintigste hoofdstuk van Das Kapital voorspelde expropriatie van de expropriateurs uitgebleven. Vandaar dat een andere econoom een nieuwe therapie voor de kapitalistische kwalen ontwikkelde – te ingewikkeld om hier uiteen te zetten , maar het komt hierop neer: niet de produktiemiddelen moeten worden gesocialiseerd, maar om zo te zeggen het krediet, en wel door een ingenieus systeem van monetaire en fiscale maatregelen: niet alleen zouden de schoenfabrieken van winst, maar de gehele bevolking zou van werkgelegenheid verzekerd zijn.

Voordat deze nieuwe theorie in praktijk werd gebracht, zou de crisis die de westerse wereld teisterde, door een nieuwe crisis worden opgelost, dialectisch gezien op een hoger plan worden opgeheven: terwijl miljoenen werklozen door miljoenen doden werden afgelost, bleven toch de fabrieken op volle toeren draaien – geen werkkrachten genoeg!- terwijl de geproduceerde waren niet werden verkocht, maar gratis geleverd aan vriend en vijand. Voer voor economen.

Na een renversement des alliances en nadat alles vergeten en vergeven was, kon in broederlijke en atlantische samenwerking worden begonnen met de opbouw van de welvaarts- en verzorgingsstaat, die nu volgens het nieuwe recept zou reilen en zeilen. Maar blijkbaar is er nu toch weer iets misgegaan, gezien het huidige aantal van miljoenen werklozen.

Als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Nieuwe economen zijn verschenen, die een zowel voor leken als voor specialisten opzienbarende theorie hebben ontwikkeld, die kort gezegd luidt: woningen zijn er om in te wonen. Zo simpel bleek dat. Een geboren Berlijner zou zeggen: ‘Da staunt der Fachmann und der Laie wundert sich’. Bijbels gezegd: de schellen vielen van de ogen. Men zegt, maar ik kan dat niet bewijzen, dat deze theorie, die reeds door onze krakers in praktijk is gebracht, beïnvloed zou zijn door de acties van arme landarbeiders in Portugal en in Zuid-Amerika, die meenden dat het land gemeenschappelijk moest toebehoren aan degenen die het bebouwen. Daar de Anjerrevolutie-autoriteiten en Zuidamerikaanse dictators echter niet met folkloristische schilden en wapenstokken opereren maar met efficiënter materiaal, was het met deze revolutionaire experimenten voorlopig gedaan.

Hier te lande vond de theorie van de nieuwe economen daarentegen een positief onthaal. Na ampele research, econometrische calculaties en tussentijdse rapporten (waarin terloops werd aangestipt dat er geen onbehuisden waren geregistreerd die genoegen namen met de poëtische regels: ‘alleen in mijn gedichten kan ik wonen, nooit vond ik ergens anders onderdak’) werd werd door de economische instituten en planbureaus dit nieuwe economische model als juist erkend. De regering werd geadviseerd in deze geest maatregelen te nemen, zodat de 30.000 werkloze bouwvakkers onverwijld aan het werk konden gaan om woningen te bouwen die evenals de lege woningen bestemd zouden zijn om in te wonen.

Ik heb eens in een boek, dat een kleine honderd jaar geleden is verschenen, gelezen dat de eerste daad na een revolutie zou moeten zijn het huizenbezit te expropriëren en te redistribueren. Hierin zou het gehele beginsel van de revolutie tot uitdrukking komen. Weliswaar moest dit niet van ‘revolutionaire autoriteiten uitgaan’; het volk zou zelf het initiatief moeten nemen; volgens de auteur zouden de betrokkenen in straten en wijken ook beter op de hoogte zijn van de situatie. Met zulke acties zou de bevolking begrijpen dat er werkelijk een nieuwe tijd was aangebroken. Deze opvatting heeft mij steeds zeer logisch geleken en is na honderd jaar nog het overdenken waard. Wel zou men zich moeten afvragen of het daarvoor niet nodig is dat ook de grond wordt gekraakt.

————–
Dit essay verscheen op 6 september 1980 in Folia Civitatis en werd herdrukt in ‘Prometheus en het Recht van Opstand, Essays en commentaren deel 3’, ambo/baarn 1987.
Arthur Lehning overleed op nieuwsjaarsdag 2000, op honderdjarige leeftijd.