Ga naar de inhoud

Ayotzinapa en de erfenis van straffeloosheid

Hoe vernietig je een onderzoek van binnenuit: Ayotzinapa en de erfenis van straffeloosheid. Maakt het dubieuze nieuwe bewijs van de Mexicaanse regering deel uit van een andere “historische waarheid”?

11 min leestijd

Door John Gibler, originele artikel bij Nacla, vertaling globalinfo.nl (dol op donateurs) Foto: Een demonstratie van de families van de slachtoffers van Ayotzinapa op de Internationale Dag van de Slachtoffers van Gedwongen Verdwijningen in 2017 (Inter-American Commission on Human Rights / Flickr / CC BY 2.0)

Delen van dit artikel werden oorspronkelijk in het Spaans gepubliceerd door A dónde van los desaparecidos op 27 september 2022 en door The Washington Post Opinión op 4 november 2022.

In september 2014 werd een grote groep linkse studenten van de lerarenopleiding van Ayotzinapa (een opleiding met een links-revolutionaire reputatie) opgepakt in Iguala, provincie Guerrero. De studenten waren in bussen onderweg naar de hoofdstad Mexico-Stad toen ze hardhandig gearrestterd werden. Sindsdien zijn ze niet meer teruggezien en er wordt vanuitgegaan dat ze vermoord zijn. De verdwijning bracht een enorme protestbeweging op gang, geleid door familieleden en medestudenten, die weigeren te accepteren dat de waarheid over hun lot niet bekend wordt. Het getal 43 is aleom te zien en wijst naar het aantal verdwenene studenten. Telkens weer duiken er ‘onthullingen’ op die dan weer valse sporen blijken te zijn. Nu leek er een doorbraak in de vorm van opgedoken (screenshots van) WhatsApp-berichten. Maar ook die lijken weer deel van het rookgordijn. Een vertaling van een uitleg door John Gibler, die verschen op de website van Nacla.

Op 31 oktober heeft de interdisciplinaire groep van onafhankelijke deskundigen (GIEI) die de zaak Ayotzinapa onderzoekt, de resultaten bekendgemaakt van hun onafhankelijke analyse van 467 screenshots die de regeringscommissie voor waarheid en toegang tot justitie (COVAJ) op 18 augustus van dit jaar in een rapport heeft gepresenteerd. Deze screenshots zouden WhatsApp-berichten bevatten tussen vijf verschillende personen die hebben deelgenomen aan de gedwongen verdwijning van de 43 Ayotzinapa-studenten in september 2014.

De 467 beelden werden verkregen door de COVAJ, die de screenshots aan de pers gaf en ze in geredigeerde vorm publiceerde zonder ze eerst te delen met het GIEI of de speciale onderzoeks- en proceseenheid voor de zaak Ayotzinapa (UEILCA). De COVAJ, die president López Obrador bij decreet in zijn eerste ambtshandeling in december 2018 heeft ingesteld, toonde de gecensureerde versie van zijn rapport aan de families van de 43 vermiste studenten en hun wettelijke vertegenwoordigers slechts enkele uren voordat de bevindingen openbaar werden gemaakt.

Deze screenshots zijn het nieuwe bewijsmateriaal dat het COVAJ-rapport onderscheidt van drie GIEI-rapporten en alle andere eerdere onderzoeken. Volgens de COVAJ zouden deze beelden bewijs leveren voor een alternatieve versie van de gebeurtenissen die de huidige regering tracht te presenteren in plaats van de poging van de vorige regering om de betrokkenheid van de staat bij de misdaden in de doofpot te stoppen.

De “historische waarheid” is ontkracht door talrijke ooggetuigenverklaringen en onafhankelijke forensische analyses.

Bekend als de “historische waarheid” beweerde de regering Enrique Peña Nieto dat politieagenten in Iguala de studenten tegenhielden en hen overdroegen aan een kleine groep kartelmoordenaars, die vervolgens die nacht alle 43 studenten in de regen op een vuilnisbelt in de open lucht verbrandden. De “historische waarheid” is ontkracht door talrijke ooggetuigenverklaringen en onafhankelijke forensische analyses. Ook is zonder twijfel aangetoond dat de bekentenissen die de regering gebruikte om haar zaak op te bouwen, onder marteling tot stand zijn gekomen. Naast medische dossiers en getuigenissen weten we dit omdat de folteraars video’s hebben opgenomen van hun daden, en veel van die video’s zijn uitgelekt naar de pers.

Het nieuwe verhaal suggereert dat de 43 vermiste studenten in drie groepen werden verdeeld en op brute wijze werden vermoord; dat de kolonel die het bevel voerde over het 27e Infanteriebataljon van Iguala naar verluidt persoonlijk opdracht gaf tot de moord op zes van hen, die vier dagen later nog in leven waren; en dat vervolgens hun stoffelijke resten zouden zijn opgegraven om te worden overgebracht naar nieuwe locaties, waaronder de basis van het 27e bataljon.

Weken nadat het rapport was uitgebracht, publiceerde journaliste Peniley Ramirez op 24 september enkele van de ongewijzigde screenshots op haar Twitter-account. In haar column in Reforma schreef ze dat een bron de beelden aan haar lekte. Ze trok de juistheid van de informatie op geen enkel moment in twijfel. Ze sprak niet met de families. Zo werden de families van de vermiste studenten opnieuw gedwongen een horrorverhaal over hun kinderen te lezen in een openbaar forum, ook al was de informatie die het groteske verhaal zou ondersteunen – waarin sprake was van verbrandingen en versnijdingen – niet geverifieerd.

Bijna acht jaar geleden deed een andere journalist iets vergelijkbaars met de “historische waarheid”. Esteban Illades publiceerde een artikel in Nexos magazine – zonder naar Ayotzinapa te gaan en zonder te praten met de overlevende studenten, andere getuigen of de families van de vermisten – waarin hij op dramatische wijze de inhoud vertelde van het dossier dat aan hem was uitgelekt. De getuigenissen in dat dossier zijn onder marteling afgelegd om een valse versie van de aanvallen te ondersteunen.

Na de persconferentie van de COVAJ en de uitgelekte beelden van Ramírez vroeg ik me af of we toen te maken kregen met een nieuwe, digitale vuilnisbelt van Cocula: een plek waar niets gebeurde. En begin september vroeg ik me af of López Obrador en zijn regering de legerleiding met hun doofpot wilden helpen. Die vraag lijkt me nog steeds relevant.

Het GIEI, dat sinds 2015 onderzoek doet naar de massale gedwongen verdwijning, heeft zojuist bevestigd wat ik al zag aankomen: de 467 screenshots die officieel alleen bestaan op een USB-stick – niet op de originele telefoontoestellen – vertonen verschillende anomalieën die hun verificatie onmogelijk maken. Volgens het deskundigenrapport dat op verzoek van het GIEI buiten het land is uitgevoerd: bij 181 van de screenshots komen de datum op de afbeelding en de datum in de metadata niet overeen; op verschillende afbeeldingen zijn er elementen van de WhatsApp-applicatie – een dubbel blauw vinkje, een pictogram voor een videogesprek – die nog niet bestonden op de datum waarop de berichten zouden zijn verzonden en ontvangen.

Het GIEI benadrukte ook dat de 83 arrestatiebevelen in de zaak die door het bureau van de speciale aanklager zijn opgesteld, niet gebaseerd zijn op en geen verband houden met de schermafbeeldingen of de informatie in het rapport van de COVAJ.

Enkele dringende vragen dringen zich nu op: Als de screenshots vals zijn, wie heeft deze beelden dan gemaakt?

Enkele dringende vragen dringen zich nu op: Als de screenshots vals zijn, wie heeft deze beelden dan gemaakt? Wie gaf ze aan COVAJ? Waarom heeft de COVAJ besloten deze beelden te verbergen, tegen alle protocollen in en tegen de gevestigde praktijk in om alle onderzoeksinformatie vertrouwelijk te delen tussen het GIEI, de COVAJ en de speciale aanklagers en, na verificatie, met de families van de 43 vermiste studenten?

Deze vragen worden voor mij voorafgegaan door een andere belangrijke vraag die teruggaat tot oktober 2014: Wie legde het verbrande stuk bot van Alexander Mora Venancio op een zeil naast de San Juan-rivier in Cocula, midden in een illegale operatie waarbij het bureau van de procureur-generaal, de marine en de federale politie betrokken waren? Forensische analyse van het botfragment bevestigde Mora Venancio’s identiteit in december 2014.

Velen vragen zich af of het COVAJ-rapport en de screenshots deel uitmaken van een “nieuwe historische waarheid”, of een “histrionische waarheid”. Het GIEI zei in zijn persconferentie van niet. Ze omschreven de acties van COVAJ als “gestuntel” die de zaak dreigt te doen omvallen en straffeloosheid zou garanderen.

Het “gestuntel” is echter zo groot dat het GIEI heeft besloten dat twee van zijn leden zich uit de zaak moeten terugtrekken uit protest, zo wordt begrepen, en dat de andere twee doorgaan als “follow-up mechanisme”, net zoals ze deden nadat de regering Peña Nieto in 2016 weigerde een mandaat te verlengen om technische bijstand te verlenen in het onderzoek.

Het is mogelijk dat de COVAJ-functionarissen die besloten de protocollen te breken, de informatie voor zichzelf te houden, deze op een gecensureerde manier te publiceren en vervolgens de beelden te lekken naar een verslaggever (haar bron kan iemand anders zijn geweest, maar zo ja, wie?), dit deden met de gedachte dat zij over solide en waarheidsgetrouwe informatie beschikten.

Maar het punt is dat een dergelijke brute behandeling van dit nu gediskwalificeerde bewijsmateriaal – want ik blijf erbij: de families dwingen, na alles wat ze hebben geleden, om nog een ongecontroleerd horrorverhaal in de media te lezen is op zichzelf al een gruweldaad – niet in het luchtledige gebeurde. Het was eerder een onderdeel van wat weer een gecoördineerde manoeuvre lijkt te zijn van de hoogste regeringsniveaus om de zaak neer te halen – om het van binnenuit te laten ontploffen, de onderzoekers te vermoeien en tijd te winnen terwijl ze voor de camera’s zeggen dat de regering zich inzet voor de families en de waarheid.

Dit alles begon met de presentatie van het rapport van de COVAJ op 18 augustus. Het ging de volgende dag verder met de op televisie uitgezonden arrestatie van de voormalige procureur-generaal Jesús Murillo Karam, die werd verricht met een inderhaast samengestelde beschuldiging. Op hetzelfde moment zat de speciale aanklager in deze zaak, Omar Gómez Trejo, in het vliegtuig naar Israël om met de Israëlische autoriteiten te praten over het uitleveringsverzoek van Mexico betreffende de voormalige directeur van het Bureau voor Crimineel Onderzoek, Tomás Zerón, die nu voortvluchtig is en beschuldigd wordt van marteling en belemmering van de rechtsgang in verband met de doofpot van Ayotzinapa. Het eerste verhoor van Murillo Karam voor de rechter werd uitgevoerd door aanklagers van een ander bureau die de zaak niet kenden.

Nadien heeft een reeks bewegingen binnen het bureau van de procureur-generaal bijgedragen tot de slechte behandeling van informatie: ambtenaren van interne zaken en andere agenten namen het bureau van de speciale aanklager over; rechercheurs die met de UEILCA werkten, werden van de zaak gehaald, waardoor het werk van de eenheid werd verlamd; de speciale aanklager en verscheidene leden van zijn team namen ontslag wegens de inmenging in hun onderzoek; en er werd een nieuwe aanklager – een levenslange vriend van de president zonder relevante ervaring en die de zaak niet kent – aangesteld.

Weken later, midden in een politiek debat over het verschuiven van de Nationale Garde, de nieuwe federale politiemacht van Mexico die onder López Obrador is opgericht, van civiele naar militaire controle, werden 21 arrestatiebevelen ingetrokken, waarvan 16 tegen militairen.

Tijdens de mars ter herdenking van de achtste verjaardag van de verdwijning van de studenten eind september was de boodschap van de moeders en vaders duidelijk: het leger moet worden vervolgd en het onderzoek moet worden voortgezet met geverifieerd bewijsmateriaal.

En toch was de twijfelachtige omgang met informatie ook duidelijk in de media.

En toch was de twijfelachtige omgang met informatie ook duidelijk in de media. Naast de lekken publiceerde The New York Times op 26 oktober een artikel dat de opname onthulde van een ontmoeting in Israël tussen Alejandro Encinas, ondersecretaris van mensenrechten en hoofd van de COVAJ, en Tomás Zerón, de voortvluchtige die wordt beschuldigd van marteling en gedwongen verdwijning.

In de opname biedt Encinas de garantie door de president van straffeloosheid in ruil voor informatie over de verblijfplaats van de studenten. Encinas deed dit zonder enige wettelijke bevoegdheid om over een dergelijke deal te onderhandelen.

En alsof dat nog niet genoeg was, bleek vorige maand uit een hack van de e-mails van het leger dat minister van Defensie Luis Cresencio Sandoval bij de president heeft gepleit voor sommige van de vastgehouden militairen.

En toch, ondanks al dit “gestuntel”, beschreef president López Obrador in een van zijn recente ochtendpersconferenties het ontslag van de aanklagers die de manipulaties van de zaak niet wilden accepteren als een “soort rebellie”.

Het is misschien geen nieuwe “historische waarheid”, zoals het GIEI in zijn persconferentie aangaf, maar deze laatste misstappen zijn ernstig. En wat ze bereiken is het stopzetten van de vooruitgang in het onderzoek, het breken van het GIEI, de families nog meer laten lijden en het creëren van de voorwaarden om opnieuw straffeloosheid te garanderen.

Zelfs als dit geen “histrionische waarheid” is, is er iets onvergeeflijks en pervers aan het geven van een beetje hoop aan de families van de verdwenen studenten om het vervolgens van binnenuit te laten ontploffen.

——————-

John Gibler is de auteur van vier non-fictie boeken over politiek in Mexico waaronder I Couldn’t Even Imagine that They Would Kill Us: An Oral History of the Attacks Against the Students of Ayotzinapa.