Ga naar de inhoud

Burger moet zelf de tegenmacht organiseren, vooral buiten Den Haag

Die tegenmacht waar iedereen om vraagt moet vooral buiten Den Haag gevormd worden en wel door burgers zelf, bepleit Mathijs van de Sande, universitair docent aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

4 min leestijd

(Dit stuk verscheen eerder in Trouw, b.w.o. Doorbraak, foto: tegenmacht op de Erasmusbrug in Rotterdam (Black Lives Matter-protest, 3 juni 2020).

Sinds Pieter Omtzigt het begrip in de Tweede Kamer bezigde, is “tegenmacht” niet meer weg te denken uit het politieke debat. Vanuit het parlement is de roep om meer transparantie, meer dualisme tussen regering en volksvertegenwoordiging, en een betere rechts­bescherming van burgers sindsdien steeds luider gaan klinken. Vooralsnog vindt dit debat vooral in de parlementaire context plaats. Maar ware tegenmacht moet uiteindelijk ook buiten die instituties en door burgers zélf worden gevormd – niet per decreet, door politici of bestuurders.

Vanuit Den Haag zijn uiteenlopende voorstellen gekomen om de “bestuurscultuur” te verbeteren. Omtzigt bepleitte de invoering van een grondwettelijk hof, een regionaal kiesstelsel, en andere institutionele hervormingen. Op het verlanglijstje van Jesse Klaver en Lilianne Ploumen staan onder meer het beschermen van de sociale advocatuur en het herstel van de informatiepositie van de Kamer. Ook Mark Rutte kwam met een aantal ideeën: het regeerakkoord moet dunner en er dient “een club” te komen waar burgers zich met hun klachten over de overheid toe kunnen wenden.

Maar waar blijft de burger in al deze formele en procedurele voorstellen? Wanneer gesproken wordt over het creëren van tegenmacht, zou je verwachten dat men vooral het publiek buiten de Haagse vierkante kilometer in beweging hoopt te brengen. Daar is dan ook alle reden toe. De laatste decennia is de politieke rol van burgers steeds meer gereduceerd tot het uitbrengen van een vierjaarlijkse stem. Niet voor niets typeert de Franse politiek filosoof Bernard Manin ons hedendaagse stelsel als een “publieksdemocratie” waarin het electoraat vooral een passieve en reactieve functie vervult.

Technocratisch politiek discours

Deels is dat te wijten aan een veranderend medialandschap en het slinkende ledental van politieke partijen en vakbonden. Daarnaast deed reeds onder de kabinetten Lubbers en Kok een technocratisch politiek discours zijn intrede, dat bestuurders als managers voorstelde en de burger als klant. Bestuurlijke vernieuwingen die hadden moeten leiden tot meer burgerparticipatie, zoals het raadgevend referendum, zijn weer van tafel geveegd. En de Nationale Ombudsman waarschuwde in 2018 al dat sociale bewegingen steeds meer door politie en lokale bestuurders in hun demonstratievrijheid worden beperkt.

Waar het aan ontbreekt in het huidige debat over tegenmacht, is een gedegen begrip van de democratische rol die burgers (vaak verenigd in actiegroepen, belangenverenigingen, vakbonden of burgerinitiatieven) juist buiten het parlement om kunnen hebben. Dit is wat de politiek historicus Pierre Rosanvallon “contra-democratie” noemt. Door te mobiliseren op basis van wantrouwen vervullen burgers een belangrijke agenderende, controlerende en sanctionerende functie – dikwijls tégen de wetgevende en uitvoerende machten in.

Rosanvallon maakt zo inzichtelijk waarom democratie nooit beperkt is tot het formele besluitvormingsproces in parlement of gemeenteraad. Het dient eerder te worden opgevat als een voortdurend getouwtrek tussen machten en tegenmachten.

Herwaardering van de essentiële rol die burgers zélf spelen

Natuurlijk wijzen ook bovengenoemde politici op het belang van een onafhankelijk en slagvaardig middenveld. Maar veel van hun voorstellen dienen uiteindelijk vooral het doel om de rechtspositie of belangenbehartiging van burgers in Den Haag te verbeteren.

Wat écht ruimte biedt aan kritische tegenmacht, is een herwaardering van de essentiële en actieve rol die burgers zélf spelen in een democratie. Dit vooronderstelt niet alleen dat ze beter dienen te worden vertegenwoordigd bínnen de bestaande parlementaire instituties, maar vooral ook dat ze zich beschermd weten in hun recht om zich te mobiliseren en organiseren buiten die instituties om. Tegenmacht kan niet aan burgers worden gegund of opgelegd, maar moet uiteindelijk door hen zelf worden geclaimd.

Mathijs van de Sande

(Dit artikel verscheen eerder in Trouw.)