Ga naar de inhoud

COP26: Klimaatbeloften stroken niet met beleid of consumentengedrag

Het Klimaatakkoord van Glasgow schopt het klimaatblik voor zich uit.

11 min leestijd

(Door Reynard Loki/Independent Media Institute, foto Maensard Vokser/wikimedia Commons, CC4.0)

Na meer dan twee weken onderhandelen tijdens de VN-klimaattop COP26 in Glasgow, Schotland, zijn diplomaten van bijna 200 landen het uiteindelijk eens geworden over twee belangrijke punten: de strijd tegen klimaatverandering opvoeren en risicolanden helpen zich voor te bereiden. De regeringen kwamen overeen om in 2022 opnieuw bijeen te komen met ambitieuzere plannen om de uitstoot van koolstofdioxide tegen 2030 met 45% te verminderen, de uitstoot van methaan (dat een nog groter aardopwarmingsvermogen heeft dan CO2) aanzienlijk te verminderen en de hulp aan arme landen bijna te verdubbelen om hen te helpen de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen. In het bijzonder kwamen de landen overeen om het gebruik van steenkool te verminderen en de overheidssubsidies voor andere fossiele brandstoffen te verlagen, wat de eerste keer was dat steenkool en fossiele brandstoffen in een COP-tekst werden genoemd.

Alok Sharma, hoofdorganisator van COP26, noemde het klimaatpact van Glasgow “een fragiele overwinning”.

De Amerikaanse klimaatgezant John Kerry erkende dat het akkoord onvolmaakt is, maar sprak zijn steun uit. “Je kunt het perfecte niet de vijand van het goede laten zijn, en dit is goed. Dit is een krachtige verklaring,” zei hij. “Wij in de Verenigde Staten zijn echt enthousiast over het feit dat dit de ambitie op een wereldwijde basis verhoogt.”

En hoewel de overeenkomst een stap voorwaarts betekent, is er ook veel kritiek op gekomen van wetenschappers, klimaatactivisten en vertegenwoordigers van kleine, armere landen die veel eerder dan grote, rijkere landen de gevolgen van de klimaatverandering zullen ondervinden.

Shauna Aminath, minister van Milieu van de Malediven, hekelde het uiteindelijke COP26-akkoord als “niet in overeenstemming met de vereiste urgentie en schaal”. De Malediven hebben duizenden jaren lang het leven en de menselijke beschaving ondersteund, maar 80 procent van de archipel van laaggelegen eilanden in de Indische Oceaan zal tegen 2050 onbewoonbaar zijn door de stijging van de zeespiegel als gevolg van de opwarming van de aarde. “Wat voor andere partijen evenwichtig en pragmatisch lijkt, zal de Malediven niet helpen om zich op tijd aan te passen,” zei Aminath. “Het zal te laat zijn voor de Malediven.”

“COP26 heeft de kloof gedicht, maar het probleem niet opgelost”, aldus Niklas Hoehne, een deskundige op het gebied van klimaatbeleid van de Wageningen Universiteit in Nederland.

Al lang voor de jaarlijkse klimaatbabbel hing er een sfeer van futiliteit over wat wordt omschreven als onze “laatste en beste kans” om een leefbaar milieu voor toekomstige generaties veilig te stellen. Hoe kon dat ook anders? Sinds het begin van de besprekingen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), meer dan een kwart eeuw geleden, hebben de leiders van meer dan 150 landen geprobeerd de uitstoot van broeikasgassen door de mensheid te verminderen. En sinds de eerste topconferentie in 1995 is de wereldwijde uitstoot juist omhoog geschoten.

De gastheer van de top, de Britse premier Boris Johnson – die zich bij de activisten aansloot met de mantra “houd 1,5 in leven” – was niet onder de indruk van zijn gasten. Hij zei tijdens de G20-top (die in Rome werd gehouden in de dagen voorafgaand aan COP26) dat alle beloften van de wereldleiders zonder actie “hol begonnen te klinken” en hij bekritiseerde hun zwakke toezeggingen als “druppels in een snel opwarmende oceaan”.

De wetenschap heeft ons een deadline opgelegd. Om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C boven het pre-industriële niveau – een limiet die is vastgelegd in het akkoord van Parijs – moet de mensheid tegen 2050 een “netto-nul”-uitstoot bereiken (d.w.z. dat we elke hoeveelheid die we in de atmosfeer uitstoten, ook moeten verwijderen). Maar die doelstelling lijkt hoogst onwaarschijnlijk. Grote vervuilende landen als de Verenigde Staten, China en Rusland blijven niet alleen in een alarmerend tempo fossiele brandstoffen verbranden, maar blijven ook boren naar meer olie. China – ’s werelds grootste vervuiler, verantwoordelijk voor meer dan een kwart van de totale uitstoot van de mensheid – en Rusland hebben hun eigen streefdoelen voor net-nul opgeschoven naar 2060. India heeft het naar 2070 verschoven. Dat is het naar de achtergrond schuiven van de klimaatdiscussie, die door toekomstige leiders moet worden afgehandeld. (Een snelle blik op een grafiek van de Economist, die de snelle en steile daling van de uitstoot laat zien die China moet ondergaan om zijn eigen doelstelling te halen, onderstreept de omvang, en misschien de dwaasheid, van het winnen van de oorlog tegen de klimaatcrisis).

In de Verenigde Staten heeft een verdeelde natie geleid tot een vastgelopen wetgevende macht die nog niet veel baanbrekende klimaatwetten heeft aangenomen. Veel milieubescherming is uitgevoerd door middel van uitvoerende maatregelen, zoals verordeningen die worden opgelegd door federale agentschappen, die eenvoudig door de volgende regering ongedaan kunnen worden gemaakt. Als een democraat in het Witte Huis zit, staat milieubescherming hoger op de prioriteitenlijst. Wanneer een Republikein in het Witte Huis zit, gaat het meer om het beschermen van vervuilers. Het land ontbeert de noodzakelijke sterke federale en deelstaatwetten op klimaatgebied om mensen en het milieu te beschermen tegen giftige, wereldwijd opwarmende vervuiling, om de omliggende gemeenschappen te beschermen (vaak arme gemeenschappen van kleur en inheemse gemeenschappen) en om vervuilers ter verantwoording te roepen.

Een van de lichtpuntjes van de top was de overeenkomst van 19 miljard dollar tussen meer dan 100 landen, die samen goed zijn voor ongeveer 85% van de bossen in de wereld, om de ontbossing tegen 2030 een halt toe te roepen. Gezonde, intacte bossen zijn van cruciaal belang in de strijd om het klimaat, aangezien zij ongeveer een derde van de wereldwijde uitstoot van koolstofdioxide door de verbranding van fossiele brandstoffen voorkomen.

Maar in een persverklaring zei Dan Zarin, uitvoerend directeur bossen en klimaatverandering bij Wildlife Conservation Society, dat het Klimaatpact van Glasgow “niet betekent dat de wereld de klimaatcrisis heeft opgelost”. Hij wees erop dat zelfs als alle deelnemende landen hun toezeggingen om de uitstoot te verminderen (bekend als “nationaal vastgestelde bijdragen” of “NDC’s”) zouden nakomen, de wereld niet de 45 procent reductie zou halen die nodig is tegen 2030 om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 graden Celsius. In het klimaatpact van Glasgow hebben de landen alleen afgesproken hun NDC’s tegen eind 2022 te versterken.

President Joe Biden, die de top bijwoonde, prees de bosovereenkomst, die tot doel heeft tegen 2030 bijna 500 miljoen hectare ecosystemen, waaronder bossen, te herstellen. “We zullen ervoor zorgen dat de markten de echte economische waarde van natuurlijke koolstofputten erkennen en regeringen, landeigenaren en belanghebbenden motiveren om prioriteit te geven aan natuurbehoud”, aldus Biden, die eraan toevoegde dat het plan “de wereld zal helpen om ons gezamenlijke doel te bereiken, namelijk het verlies van natuurlijke bossen een halt toeroepen”.

Activisten waren echter minder enthousiast. De bosbouwovereenkomst “is een van die vaak herhaalde pogingen om ons te doen geloven dat ontbossing kan worden gestopt en bossen kunnen worden behouden door miljarden dollars te pompen in het land en de gebieden van de inheemse volken,” zei Souparna Lahiri van de Global Forest Coalition, een internationale coalitie van NGO’s en organisaties van inheemse volken die opkomen voor de rechten van bosbewoners.

“De verwijzingen naar de rechten van inheemse volkeren zijn relatief zwak” in de tekst van Glasgow, zei Jennifer Tauli Corpuz, een activist voor het Igorot volk in de Filippijnen en hoofd beleidsverantwoordelijke bij Nia Tero, een non-profit belangenorganisatie voor inheemse volkeren. Ze zei meer bepaald dat “we de implementatie van het nieuwe koolstofsysteem [van COP26] op de voet zullen moeten volgen”, verwijzend naar de afronding van de regels die de oprichting van de internationale koolstofmarkt zullen beheren, en die deel uitmaakten van het klimaatakkoord van Parijs van 2015.

Naast het gebrek aan inheemse vertegenwoordiging in de definitieve tekst van het Klimaatpact van Glasgow, waren mensen uit armere eilandstaten die het meest gevoelig zijn voor de gevolgen van de zeespiegelstijging ook ondervertegenwoordigd op de besprekingen, voornamelijk als gevolg van COVID-19 beperkingen. Slechts drie van de 14 klimaatgevoelige eilandstaten in de Stille Oceaan konden afgevaardigden sturen naar COP26, terwijl de fossiele-brandstofindustrie meer dan 500 afgevaardigden stuurde.

Uiteindelijk komen de klimaatbeloftes van landen niet overeen met het klimaatbeleid van die landen. En aangezien de toezeggingen niet bindend zijn, is er geen wettelijke stimulans om ervoor te zorgen dat het feitelijke beleid overeenstemt met die toezeggingen. “De NDC’s zijn vrijwillige maatregelen”, zegt Lakshman Guruswamy, een expert in internationaal milieurecht aan de Universiteit van Colorado-Boulder. “Er is geen enkele manier om een niet-bindende overeenkomst uit te voeren, op te leggen of proberen af te dwingen.”

Geen straffen, geen wettelijke gevolgen, geen klimaatrechtbank, geen klimaatpolitie. Het enige wat mensen hebben is de burgermaatschappij. Het is aan ons “gewone mensen” om op te staan, onze stem te laten horen en te mobiliseren; om jonge mensen te inspireren tot zorg voor het klimaat en het milieu; en om ons eigen persoonlijke gedrag te heroverwegen en aan te passen zodat het in overeenstemming is met de uiteindelijke doelen die we voor de toekomst hebben. Er kan geen verandering van betekenis komen zonder zowel de politieke wil achter kandidaten die strijden tegen klimaatverandering als de druk van het publiek om gekozen functionarissen aan hun woord te houden. Wat veel geëngageerde burgers in de VS niet beseffen, is dat het niet genoeg is om slechts eens in de vier jaar deel te nemen door te stemmen bij presidentsverkiezingen. Echte verandering vindt plaats wanneer mensen een actieve rol gaan spelen in hun lokale gemeenschappen. Het begint thuis, bij onze gezinnen, onze vrienden en onze buren.

Vergist u zich niet: Onze persoonlijke beslissingen als consumenten spelen een beslissende rol in de toestand van het wereldklimaat. “Terwijl grote oliemaatschappijen als ExxonMobil, Shell, BP en Chevron de grootste uitstoters van broeikasgassen zijn, zijn wij consumenten medeplichtig,” schrijft Renee Cho, een stafschrijver voor de Columbia Climate School. “Wij eisen de producten en energie die gemaakt zijn van de fossiele brandstoffen die zij leveren. Een wetenschapper ontdekte dat 90 procent van de uitstoot van fossiele brandstofbedrijven een gevolg is van de producten die van fossiele brandstoffen worden gemaakt.”

Helaas blijkt uit een recente opiniepeiling dat, hoewel een meerderheid van de mensen gelooft dat klimaatverandering een ernstig probleem is, slechts weinigen daadwerkelijk bereid zijn hun levensstijl te veranderen om het milieu te helpen redden. “Burgers zijn ontegensprekelijk bezorgd over de toestand van de planeet, maar deze bevindingen doen twijfels rijzen over hun inzet voor het behoud ervan,” aldus het onderzoek in 10 landen, waaronder de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland. “In plaats van zich te vertalen in een grotere bereidheid om hun gewoonten te veranderen, is de bezorgdheid van de burgers vooral gericht op hun negatieve beoordeling van de inspanningen van de regeringen… Het wijdverbreide bewustzijn van het belang van de klimaatcrisis dat uit deze studie naar voren komt, moet nog worden gekoppeld aan een evenredige bereidheid om te handelen.”

Zelfs als consumenten meer bereid zijn hun gedrag aan te passen om het klimaatvriendelijker te maken, weten zij niet noodzakelijk hoe zij die veranderingen moeten doorvoeren. “Individuele consumenten zijn niet in staat te bepalen welke gedragsveranderingen echt de moeite waard zijn om het klimaat te helpen,” schrijft John Thøgersen, een economisch psycholoog aan de Universiteit van Aarhus, in het tijdschrift Behavioral Sciences.

Emmanuel Rivière, directeur van de internationale opiniepeiling van Kantar Public, die de enquête in 10 landen uitvoerde ter gelegenheid van COP26, zei dat de resultaten van de peiling “een dubbele les voor regeringen” bevatten.

Ten eerste moeten ze “voldoen aan de verwachtingen van de mensen… [maar] ze moeten de mensen ook overtuigen, niet van de realiteit van de klimaatcrisis – dat is al gebeurd – maar van wat de oplossingen zijn, en van hoe we de verantwoordelijkheid daarvoor eerlijk kunnen delen.”

——————–

Dit artikel is geproduceerd door Earth | Food | Life, een project van het Independent Media Institute.

Reynard Loki is een writing fellow bij het Independent Media Institute, waar hij werkt als redacteur en hoofdcorrespondent voor Earth | Food | Life. Daarvoor was hij milieu-, voedsel- en dierenrechtenredacteur bij AlterNet en verslaggever voor Justmeans/3BL Media over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hij werd uitgeroepen tot een van FilterBuy’s Top 50 Health & Environmental Journalists to Follow in 2016. Zijn werk is gepubliceerd door Yes! Magazine, Salon, Truthout, BillMoyers.com, CounterPunch, EcoWatch en Truthdig, onder anderen.