Ga naar de inhoud

Crisis IMF en Wereldbank biedt kans voor offensief critici

Critici plannen offensief terwijl crisis van IMF en Wereldbank groeit…

10 min leestijd
Placeholder image

Washington DC, 24 April: De voorjaarsbijeenkomst van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds vond dit weekend plaats omringd door politieafzettingen in het hart van Washington, DC. Er waren echter bijna geen demonstranten te zien.

De actie was binnen te vinden, een paar blokken verwijderd, bij het Institute for Policy Studies. Daar zette de oppositie de laatste puntjes op de i van een mondiale campagne om de twee instellingen te “ontmachten” (‘disempower’). Voor de 70 activisten uit verschillende delen van de wereld die de tweedaagse strategiebijeenkomst bijwoonden, was de relatieve afwezigheid van straatprotesten ontmoedigend. Zij weten dat de twee instellingen zich feitelijk in de meest ernstige crisis sinds jaren bevinden, een crisis die het perspectief biedt om hun greep op het bestuur van de wereldeconomie te verzwakken.

Legitimiteitscrisis bij het IMF

De crisis is het duidelijkst bij het Internationaal Monetair Fonds. Volgens voormalig IMF en Wereldbank-medewerker Dennis Tray, nu vice-president van het Center for Global Development, heeft het IMF zich nooit hersteld van de Aziatische financiële crisis van 1997. “Het verloor toen z’n legitimiteit,” verklaarde hij tijdens een lunchbijeenkomst georganiseerd door het Carnegie Endowment for International Peace. Sinds deze crisis zagen Aziatische sleutellanden als Thailand, de Filippijnen, China en India af van nieuwe leningen van het IMF, vanwege de effecten van rampzalige financiële liberaliseringsprogramma’s die veel Aziatische landen in de beginjaren negentig aannamen op aandringen van het Fonds.

Aan de aarzeling van de Aziatische landen om zich nog meer in de schulden te steken bij het Fonds is nu een duidelijke beweging onder Latijns Amerikaanse landen toegevoegd. Deze wordt geleid door Brazilië en Argentinië, en behelst het volledig afbetalen van hun schulden aan het IMF zodat ze zich onafhankelijk kunnen maken van een instelling die zeer wordt gehaat in de regio.

Wat in feite een boycot is door enkele van zijn grootste geldleners, zorgt nu voor een budgettaire crisis: in de laatste twee decennia werden de operaties van het IMF in toenemende mate gefinancierd door terugbetaling van leningen door ontwikkelingslanden, eerder dan uit contributies van de rijke Noordelijke regeringen. Dit was een bewuste verschuiving van de last naar de leners om de instelling in stand te houden. Maar waar moet het Fonds zijn middelen vandaan halen, nu dat belangrijke klanten-landen hun financiële betrekkingen beëindigen?

Op dezelfde bijeenkomst als waar de Tray sprak, onthulde Ngaire Woods, een deskundige op het gebied van IMF en Wereldbank van Oxford University, dat het IMF verwacht dat de betaling van uitstaande leningen en rente aan de organisatie meer dan halveren zal van 3.19 miljard USD in 2005 naar 1.39 miljard in 2006 en nog eens zal halveren naar 635 miljoen USD in 2009. Dat zou – zoals zij het beschreef – “een grote inkrimping van de begroting van de organisatie” betekenen.

Problemen bij de Bank

Hoewel minder behept met het aura van controverse en mislukking dat het IMF omringt, is de Wereldbank ook in crisis volgens deskundige waarnemers. Een begrotingscrisis neemt ook de Bank in haar greep: volgens Woods zakten de inkomsten uit gelden van leners van 8.1 miljard USD in 2001 naar 4.4 miljard in 2004, terwijl inkomsten uit investeringen van de Bank zakten van 1.5 miljard in 2001 naar 304 miljoen USD in 2004. China, Indonesië, Mexico, Brazilië en veel van de meer gevorderde ontwikkelingslanden gaan naar andere instellingen om te lenen.

De begrotingscrisis is echter maar een aspect van de algehele crisis van de instelling. De beleidsvoorschriften die economen van de Bank uitvaardigen, worden in toenemende mate door ontwikkelingslanden gezien als irrelevant voor de problemen waar ze mee zitten. Dat zegt de Tray, die voor het IMF werkte in Hanoi en de vertegenwoordiger van de Wereldbank in Jakarta was. Het probleem, zo verklaart hij, ligt in de nadruk die de onderzoeksafdeling van de Bank legt op het produceren van “vlijmscherp” technisch economisch werk dat vooral afgestemd is op de Westerse academische wereld, in plaats van het leveren van kennis ter ondersteuning van praktische beleidsadviezen. Bij de Bank werken momenteel zo’n 10,000 mensen, waarvan de meeste economen, en de Tray beweert dat “er niets mis is met de Wereldbank dat niet opgelost zou kunnen worden door een staf die veertig procent kleiner is”.

Woods ondersteunt de Tray en merkt in een recent rapport op dat “de meestgehoorde klacht in het veld is dat het Fonds en de Bank geen beleidservaring hebben. De stafleden zijn afgestudeerd in economie of financiën, maar slecht uitgerust voor het ingewikkelde en smerige werk van de politieke systemen waarbinnen ze moeten opereren.”

Het misprijzen jegens politiek dat veel stafleden minder geschikt maakt om om te gaan met de ontwikkelende wereld, gaat vaak gepaard met een blinde vlek voor het feit dat de beleidsvoorschriften van de Bank en het Fonds niet alleen beïnvloed worden door de ingewikkelde politiek van de ontwikkelingslanden maar ook door een nog belangrijker soort politiek. “De politiek heeft altijd invloed gehad op het advies dat IMF en Wereldbank gaven,” schrijft Woods. Zo was Zuid Korea’s eerste ‘standby overeenkomst’ met het IMF in 1997 duidelijk opgesierd met voorwaarden die daar op verzoek van de VS aan toegevoegd waren. En in jaren ’90 zorgde politieke druk binnen de G7 voor leningen door de Bank aan Rusland, die echter nooit gebruikt werden (maar waar Rusland wel voor moet betalen), en werd het IMF gedwongen de ogen te sluiten voor het falen om de streefdoelen te halen. Wereldbank-projecten worden soms in het geheim samengesteld op basis van bestaande overeenkomsten voor contracten tussen grote bedrijven die gesteund worden door regeringen van rijke landen en lenende.

Hoe een crisis te verbergen

Onder de aanwezigen op de bijeenkomst van non-gouvernementele organisaties op het Institute for Policy Studies was Robin Broad, een professor verbonden aan American University. Zij houdt de Wereldbank al lange tijd goed in de gaten en schreef het boek “Unequal Alliance: the World Bank and the Philippines” dat beschouwd wordt als een klassieke studie naar de verhoudingen tussen de instelling en haar klanten-landen. Broad beweert dat de Wereldbank zich in feite in een diepere crisis bevindt dan het IMF, maar dat dat alleen minder zichtbaar is voor de buitenwereld.

“De reactie van het IMF was om zich terug te trekken in haar fort, wat de publieke waarneming versterkte dat het van alle kanten onder vuur lag,” merkt ze op. “De reactie van de Bank was echter om naar buiten te treden om zo haar groeiende crisis te verbergen.”

Ze onderscheidt drie elementen in het offensief van de Bank. “Ten eerste gaat die op pad om donoren te vertellen dat de instelling het best geschikt is om leningen uit te zetten met doelen als een einde maken aan armoede, voor het milieu, voor het oplossen van HIV-AIDS, noem maar op… Terwijl de geschiedenis van de Bank feitelijk aantoont dat dat niet zo is. Ten tweede heeft ze de grootste onderzoeksafdeling voor ‘ontwikkeling’ van de wereld – wat zo’n 50 miljoen dollar kost – wiens bestaansreden het is om onderzoek te produceren dat al van tevoren bepaalde conclusies moet ondersteunen. Ten derde heeft ze die grote afdeling voor externe zaken – met een begroting van zo’n 30 miljoen dollar – een PR-afdeling dat deze zogenaamd objectieve onderzoeksresultaten voert aan de pers en het imago kweekt van een alleswetende Bank.”

Maar, concludeert ze, “Dit kan niet lang goed gaan. Binnen de Bank weten ze dat ze in een crisis zitten en lopen ze te worstelen. Als we ons werk doen, zal vroeger of later de waarheid naar buiten komen.”

Reacties op nieuwe initiatieven

De aanwezigen op de ngo-bijeenkomst verwierpen de met veel ophef uitgebrachte anti-corruptiecampagne van Wereldbank-president Paul Wolfowitz als een zoveelste publiciteitsstunt om de afglijdende legitimiteit van de Bank wat op te krikken. “Dit is pas hypocriet. Hij was midden jaren ’80 de ambassadeur van de VS in Indonesië toen corruptie met Wereldbankprojecten daar welig tierde en hij heeft toen nooit wat ondernomen,” zei Shalmali Guttal van het in Bangkok gevestigde Focus on the Global South. “Gemiddeld een op elke drie dollars die de Bank aan de regering Suharto gaf gedurende de dertigjarige periode van halverwege de jaren zestig tot midden jaren negentig, verdween in de zakken van Suharto’s mensen. Dat liep uit op ongeveer 10 miljard USD van het 30 miljard omvattende leningsprogramma van de Bank. Wolfowitz stond in feite bekend als een goeie vriend van het Suharto-regime.”

Groot scepticisme was eer ook over het plan om de stemmacht te vergroten van sommige van de grotere ontwikkelingslanden, zoals China en Brazilië, evenals over de aankondiging dat een paar meer arme landen in aanmerking zouden kunnen komen voor schuldenreductie onder het door de Bank beheerde “Higly Indebted Poor Country Initiative” (HIPC). Dat laatste werd gezien als een PR-inspanning om een falend programma op te krikken, terwijl het eerste een wanhopige poging is om de trend terug te buigen dat veel ontwikkelingslanden zich afkeren van afhankelijkheid van de twee instellingen.

Einde van hervorming?

Er werd op de bijeenkomst nauwelijks gesproken over het hervormen van het leningen- en projectenbeleid van de Bank en het Fonds. Die aanpak had de voorkeur van veel van de grotere ngo’s in de jaren negentig. Sameer Dossani, coördinator van de campagne “50 Years is Enough!” verwoordde de twijfels van de bijeenkomst over de levensvatbaarheid van een hervormingsgerichte aanpak: “We bekritiseerden de Structurele Aanpassings Programma’s, en ze kwamen aanzetten met de PRSP’s (Poverty Reduction Strategy Papers). We riepen om het schrappen van schulden, en ze kwamen aanzetten met HIPC. Is het, nu ook deze initiatieven uit lijken te lopen op een mislukking, misschien tijd om een andere benadering te kiezen?”

Nu de crisis van de twee instellingen steeds groter wordt, achten de critici de tijd rijp om een meer radicale strategie neer te zetten. Aan het eind van de tweedaagse bijeenkomst verklaarde Lidy Nacpil van Jubilee South, een wereldwijde coalitie die het schrappen van schulden eist, “We hebben ons verenigd rond een strategie om de bank en het Fonds te ontmachten (‘disempower’). In plaats van het stellen van voorwaarden aan operaties van het IMF en de Wereldbank met als doel hun negatieve uitwerking te beperken, moet de nieuwe benadering de meest kwetsbare operaties of afdelingen van de twee instellingen identificeren om ze vervolgens plat te leggen met wereldwijde campagnes. Het strategisch doel is om uiteindelijk de twee instellingen radicaal te ontdoen van macht en invloed. “Het is zoals met het afsnijden van de tentakels van een octopus,” verklaarde Dossani. “Je begint met de meest kwetsbare delen en gaat dan verder.”

Twee initiatieven die overwogen worden door de nieuwe campagne zijn internationale massa-mobilisaties bij de najaarsbijeenkomst van Wereldbank en IMF in Singapore in de derde week van september en een internationale conferentie over “Alternatieven voor de Wereldbank en het IMF”, die samen zou moeten vallen met de najaarsbijeenkomst.

[*] Bron: “Critics plan offensive as IMF-World Bank crisis deepens”, door Walden Bello, Focus on Trade nr. 118, van mei 2006 (link). Vertaling/bewerkt: Kees Hudig
Bello is professor in de sociologie aan de Universiteit van de Filippijnen en Uitvoerend Directeur bij het in Bangkok gevestigde Focus on the Global South.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Walden Bello.)