Ga naar de inhoud

Daling armoede in Afrika is neoliberale fictie

In een recent verschenen studie beweren Maxim Pinkovskiy en Xavier Sala-i-Martin dat de armoede in Sub-Sahara Afrika daalt. Ze geloven zelfs dat de millenniumdoelstelling om tegen 2015 de armoede te halveren, zal worden gehaald in Afrika. Wie daar nog in gelooft, gelooft nog in neoliberale sprookjes, vindt David Van Peteghem.

7 min leestijd
Placeholder image

 

Het origineel verscheen eerder op de website DeWereldMorgen.be

In de studie ‘African Poverty is Falling … Much Faster than you Think!’ schetsen de Amerikaanse economen Maxim Pinkovskiy en Xavier Sala-i-Martin een optimistische blik op de toekomst van Sub-Sahara Afrika.
Zoals de tendentieuze titel van hun studie aangeeft, geloven zij dat de armoede er sneller daalt dan je voor mogelijk zou kunnen houden.

Volgens cijfers van de Wereldbank van 2005 beschikte 80,5 procent van de bevolking van Sub-Sahara Afrika over minder dan 2,5 dollar per dag. Met die cijfers besluiten ze dat de armoede er erger voorstaat dan gedacht. Niettemin verloopt de armoedebestrijding succesvol.

De Verenigde Naties beweren op hun beurt dat er in datzelfde jaar ‘slechts’ 50 procent van de bevolking in armoede leefde. Pinkovskiy en Sala-i-Martin ondergraven met hun ‘vrolijke statistiek’ beide visies.
Het wetenschappelijke inzicht van de Amerikaanse onderzoekers valt echter sterk te betwisten. Ze doen niet aan waardenvrij onderzoek. Pinkovskiy en vooral Sala-I-Martin zijn namelijk vurige pleitbezorgers van het economische libertarisme of het kapitalisme op zijn wildst. De onderzoeksmethodologie die ze hanteren, is bovendien sterk bij de haren getrokken.

De economische groei is een feit
Sinds midden jaren negentig gaat het beter met Afrika. De meeste Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara zetten al enkele jaren een sterke, soms zelfs duizelingwekkende economische groei neer. Daar bestaat geen discussie over.

Volgens Pinkovskiy en Martin is de evolutie van de armoede sindsdien een bijna exact spiegelbeeld van de evolutie van het bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking.
Anders gezegd: de economische groei zorgt voor een daling van de armoede, die op haar beurt een verkleining van de inkomensongelijkheid in de hand heeft gewerkt. Terwijl er in 1990 nog 47,1 procent van de Afrikaanse bevolking in armoede leefde, is dat in 2006 nog maar 36,8 procent.

Op basis van die onderzoeksgegevens extrapoleren de onderzoekers dat de armoede in 2015 zal kunnen worden teruggedrongen tot 29,2 procent. Over een tijdspanne van 25 jaar zou de armoede aldus met 38 procent kunnen verminderen.
Met deze cijfers vegen de economische beeldenstomers de argumentatie van tafel dat economische groei alleen maar de rijken rijker maakt of beperkt wordt door een ongunstige geografie of getroebleerde geschiedenis. De daling van de armoede is niet alleen spectaculair, maar is volgens hen ook een algemene trend in Afrika.

Ze geloven dan ook in de haalbaarheid van de millenniumdoelstelling één: namelijk het halveren van het aandeel mensen dat met minder dan één dollar per dag overleeft.
Ze schrijven hierover: “De Millenniumdoelstellingen zijn interessante doelen, maar als de armoedegraad van 1990 in plaats van 2015 tegen 2016 of 2020 met de helft vermindert – wat maakt het uit? De kwestie is dat Afrika de goede richting opgaat …”

Ook als de situatie in Congo precair blijft, schatten ze in dat de armoede er tegen 2022 met 38 procent zal verminderen. De onderzoekers nemen het daarbij niet zo nauw met de tijd die dringt en zien geen verschil tussen 38 procent en 50 procent – vulgair optimisme is dat.

Een statistische blik op armoede
Je hoeft geen doorgewinterde econoom te zijn om in te zien dat de studie van Pinkovskiy en Martin klinkklare onzin is. In de eerste plaats is hun onderzoek al achterhaald. De onderzoekgegevens dateren van de jaren negentig. Niemand weet hoe de situatie er nu voorstaat na de financieel-economische crisis van 2008. In de tweede plaats is het bruto nationaal product per hoofd (BNP/capita) geen betrouwbare indicator om de daling van de armoede aan te tonen.

Natuurlijk worden er overal stijgingen van het BNP per hoofd opgetekend, maar die zijn allerminst spectaculair. Je kunt je er niet meteen uit afleiden of de stijging van het BNP per hoofd uitsluitend valt te danken aan een stijging van de laagste inkomens.

Een stijging van de hoogste inkomens kan evengoed het BNP de hoogte in duwen. Storend is ook dat ze gebruik maken van bestaande gegevens, afkomstig van de database van de Verenigde Naties.
Het gebruiken van bestaande onderzoeksgegevens is echter alleen interessant om vergelijkend onderzoek te verrichten. Pinkovskiy en Martin hebben dus niet de tijd genomen om zelf op onderzoek te gaan. Hoe kan je zulk onderzoek dat van op een afstand, achter een computer tot stand is gekomen serieus nemen?
Het grootste bezwaar tegen de onderzoeksresultaten is ten slotte vooral het gebruik van de absolute armoedegrens van de Wereldbank. Hieronder verstaat de Wereldbank mensen die met één dollar of minder per dag moeten toekomen. In 2008 heeft de Wereldbank dat bedrag opgetrokken tot 1,25 dollar. Soms wordt ook 2 dollar per dag als criterium genomen.

De onderzoekers hanteren de eerste maatstaf, waarop ook de millenniumdoelstelling om de extreme armoede tegen 2015 te halveren, is gebaseerd. Deze inkomensmaatstaf leert ons wel iets over de verschrikkelijke realiteit van de armoede, maar de maatstaf gebruiken om aan armoedebestrijding te doen, is ronduit obsceen. De millenniumdoelstelling is eigenlijk een valse doelstelling. Zelfs als Afrika de millenniumdoelstelling haalt, kan je niet beweren dat de armoede er gehalveerd is.

De armoede daalt niet
Natuurlijk leven er in Afrika miljoenen mensen met minder dan één dollar per dag. Er leven echter minstens evenveel mensen met meer dan 2 dollar per dag en toch leeft ook dat aandeel mensen in armoede. In het West-Afrikaanse land Benin of in buurland Togo heb je bijvoorbeeld vandaag minstens 13 dollar nodig om een menswaardig bestaan te kunnen leiden in een dorp. Voor een menswaardig bestaan in een stad heb je dagelijks minstens 22 dollar nodig.

Afgemeten aan de plaatselijke prijzen zijn dit slechts minimumbedragen, waarmee een inwoner een kleine woonst kan huren, elke dag voldoende kan eten en drinken, zijn vervoerskosten en gezondheidskosten kan betalen. Iedereen die daar onder zit, leeft in abjecte armoede of heeft het bijzonder moeilijk om elke maand de eindjes aan elkaar te knopen.

Het leidt geen twijfel dat je in andere Afrikaanse landen ongeveer tot dezelfde bevindingen kan komen. De veel gehanteerde Human Poverty Index van de VN is dus niet meer dan een sterke onderschatting van de realiteit. In Benin leeft niet 43,2 procent in armoede, maar minstens 70 procent.

In Togo leeft niet 36,6 procent in armoede, maar minstens 60 procent. We kunnen dus best aannemen dat nog steeds minstens 70 tot 80 procent van de bevolking van Sub-Sahara Afrika in armoede leeft. Er is dus weinig of niets veranderd aan de beklagenswaardige levensstandaard van de meeste Afrikanen.
Niet alleen de zogenaamd genuanceerde inzichten van de Wereldbank en de VN, maar ook de optimistische boodschap die Pinkovskiy en Sala-i-Martin verkondigen, zijn een perverse illustratie van hun complete wereldvreemdheid. En de kloof die er gaapt tussen hun onderzoek en het echte leven in Afrikaanse landen.

Het versterkt de visie dat Afrika zichzelf alleen uit de lijdensweg van armoede en onderontwikkeling kan verlossen door een volledige omarming van het neoliberalisme. Nochtans leert de economische geschiedenis van de structurele aanpassingsprogramma’s (SAP’s), die door de Wereldbank werden opgedrongen aan tal van Afrikaanse landen, dat neoliberalisme allerminst leidt tot sociale vooruitgang.
Het verwerpen van de studie van Pinkovskiy en Sala-i-Martin heeft niets te maken met een volgehouden pessimisme of een donkere blik op Sub-Sahara Afrika. Het is immers een feit dat de Afrikaanse economieën heropleven.

De pas overleden socioloog, Giovanni Arrighi, stelde in zijn laatste werk dat de revolte tegen het Westen de politieke condities heeft gecreëerd voor de sociale en economische empowerment van de volkeren van de niet-westerse wereld.

De kans is groot dat ook de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara om dezelfde redenen zich te komende jaren zullen emanciperen. Het is alleen nog maar de vraag of dit ook daadwerkelijk ten goede zal komen aan de Afrikaanse volkeren. Voorlopig kunnen we alleen zien dat de rijken in Afrika rijker worden … sneller dan je zou denken.

Bronnen:
– World Bank Updates Poverty Estimates for the Developing World
– Economic Report on Africa 2004: Unlocking Africa’s Potential in the Global Economy
– Maxim Pinkovskiy, Xavier Sala-i-Martin, African Poverty is Falling…Much Faster than You Think!
– Giovanni Arrighi, Adam Smith in Beijing, Verso, 2008

Externe links

World Bank Updates Poverty Estimates for the Developing World  (link)

Economic Report on Africa 2004: Unlocking Africa’s Potential in the Global Economy (link)

Maxim Pinkovskiy, Xavier Sala-i-Martin, African Poverty is Falling…Much Faster than You Think!
(link, pdf)