De aderlating van Nicaragua
Sinds april van dit jaar is Nicaragua gedompeld in een chaos van protest en repressie. Dat is des te problematisch omdat het land geregeerd wordt door Daniel Ortega, een van de voormalige leiders van de Sandinisten die dat land in de jaren 1980 naar een revolutie brachten. Boaventura de Sousa Santos maakt nu de balans op, en refereert in de titel ironisch naar een geruchtmakend boek van Eduardo Galeano.
(Door Boaventura de Sousa Santos, origineel Las venas abiertas de Nicaragua, op website vientosur foto Rosa Poser cc/flickr)
Ik behoor tot de generatie van diegenen die in de jaren tachtig juichend opsprongen voor de Sandinistische revolutie en die actief steunden. De progressieve impuls van de Cubaanse revolutie van 1959 was voor een groot deel gestagneerd door de imperialistische interventie van de Verenigde Staten. Het opleggen van de militaire dictatuur in Brazilië in 1964 en in Argentinië in 1976, de dood van Che Guevara in 1967 in Bolivia en de staatsgreep van Augusto Pinochet in Chili tegen Salvador Allende in 1973 waren de meest opvallende tekenen dat het Amerikaanse subcontinent was veroordeeld om de achtertuin van de Verenigde Staten te zijn, afhankelijk van de overheersing van grote multinationale bedrijven en nationale elites die daarmee samenhangen. Het werd, kort gezegd, verboden om te denken over een geheel van inclusieve samenlevingen gericht op de belangen van de verarmde meerderheden.
De Sandinistische revolutie betekende de opkomst van een hoopgevende tegenstroom. De betekenis ervan was niet alleen te danken aan de concrete transformaties die het uitvoerde (ongekende participatie van de bevolking, agrarische hervormingen, campagne voor alfabetisatie die de UNESCO-prijs won, culturele revolutie, oprichting van een openbare gezondheidsdienst, enzovoort). Maar ook het feit dat dit alles werd gedaan onder moeilijke omstandigheden als gevolg van de extreem agressieve VS belegering van Ronald Reagan, die het economische embargo en de beruchte financiering van de Nicaraguaanse “contra’s” (de contrarevolutionaire guerrilla) en de ondersteuning van een burgeroorlog met zich meebracht. Even belangrijk was het feit dat de Sandinistische regering het democratische bestuur handhaafde, dat in 1990 het einde van de revolutie dicteerde met de overwinning van het oppositieblok, waar ook de Communistische Partij van Nicaragua deel van uitmaakte.
In de daaropvolgende jaren verloor het Sandinistisch Front, altijd onder leiding van Daniel Ortega, drie verkiezingen, totdat hij in 2006 de macht terugkreeg en die tot vandaag de dag bleef behouden. Nicaragua, evenals heel Midden-Amerika, was echter buiten de radar van de internationale publieke opinie en die van Latijns-Amerikaans links zelf gevallen. Tot afgelopen april de sociale protesten en gewelddadige repressie de aandacht weer van de wereld opeisten. Ondertussen kunnen er vele tientallen doden geteld worden, die zijn veroorzaakt door de politie en door milities die onder hoede staan van de regeringspartij. De protesten, die aanvankelijk werden uitgevoerd door universitaire studenten, wezen op het ongenoegen over de regering vanwege de ecologische catastrofe in het Indio-Maíz biologische reservaat veroorzaakt door bosbranden en illegale ontbossing. Toen kwamen de protesten tegen de hervorming van het sociale zekerheidsstelsel, die een drastische verlaging van de pensioenen en extra belastingen oplegde aan werknemers en werkgevers. Studenten sloten zich aan bij vakbonden en andere maatschappelijke organisaties.
Vanwege de protesten trok de overheid dat laatste voorstel weer in, maar het land was al in vuur en vlam door de verontwaardiging over het geweld en onderdrukking en uit afschuw veroorzaakt door vele andere duistere aspecten van de Sandinistische regering, die ondertussen steeds meer bekend raakten en openlijk werden bekritiseerd. De katholieke kerk, die zich sinds 2003 had “verzoend” met de Sandinisten, nam opnieuw afstanden en stemden in te bemiddelen in het sociale en politieke conflict. Dezelfde breuk trad op met de Nicaraguaanse bedrijfsbourgeoisie, die Ortega gepaaid had met aantrekkelijk zakelijke regelingen en gunstige voorwaarden voor hun handelen in ruil voor politieke loyaliteit. De toekomst is onzeker en het kan niet worden uitgesloten dat dit land, dat zozeer geleden heeft onder geweld, weer een bloedbad zal doormaken. Het verzet tegen het ‘Orteguisme’ bestrijkt het hele politieke spectrum en, net als in andere landen (Venezuela en Brazilië) is gebeurd, toont alleen eensgezindheid als het gaat om het regime omver te werpen, maar niet om een democratisch alternatief te creëren. Alles duidt erop dat er geen vreedzame oplossing zal zijn zonder het aftreden van de presidentiële echtpaar Ortega-Murillo en het houden van vrije en eerlijke vervroegde verkiezingen.
Vooral democraten in het algemeen en linkse politieke krachten hebben redenen om verbaasd te zijn. Maar ze hebben vooral de plicht om de recente standpunten tegen het licht te houden van regeringen die als links werden beschouwd in veel landen van het continent, en hun zwijgen te bekritiseren tegenover het dermate ernstig platwalsen van politiek idealen gedurende zo’n lange tijd. Om deze reden is deze tekst ook een gedeeltelijke zelfkritiek. Welke lessen kunnen worden getrokken uit wat er in Nicaragua gebeurt? Nadenken over de harde lessen die ik hieronder zal opsommen, zal de beste manier zijn om solidariteit met de Nicaraguaanse mensen te tonen en respect te tonen voor hun waardigheid.
Les een: spontaniteit en organisatie
Lange tijd hebben de sociale protesten en gewelddadige onderdrukking op het platteland plaatsgevonden zonder dat de nationale en internationale publieke opinie zich roerde. Toen de protesten in Managua uitbraken, was de verbazing algemeen. De beweging was spontaan en was terug te voeren op sociale medianetwerken die de overheid had gepromoot met gratis internettoegang in de parken van het land. De jonge universiteitsstudenten, kleinkinderen van de Sandinistische revolutie, die tot voor kort vervreemd leken en politiek apathisch waren, mobiliseerden om gerechtigheid en democratie te eisen. De alliantie tussen het platteland en de stad, die tot dan ondenkbaar was, ontstond bijna vanzelfsprekend en de burgerrevolutie ging de straat op op basis van vreedzame marsen en barricades die 70% van de wegen in het land lam legden. Hoe komt het dat sociale spanningen zich ophopen zonder opgemerkt te worden en dat de plotselinge ontploffing iedereen verrast? Dat is zeker niet om dezelfde redenen waarom vulkanen niet waarschuwen. Kan worden verwacht dat de nationale en internationale conservatieve krachten geen misbruik zullen maken van de fouten die zijn gemaakt door de linkse regeringen? Wat zal het punt zijn dat sociale spanningen in andere landen van het continent ontploffen, veroorzaakt door rechtse regeringen, bijvoorbeeld in Brazilië en Argentinië?
Les twee: de grenzen van politiek pragmatisme en allianties met rechts
Het Sandinistisch Front verloor drie verkiezingen na te zijn verslagen in 1990. Een factie van het Front, onder leiding van Ortega, begreep dat de enige manier om terug te keren aan de macht was om allianties aan te gaan met hun tegenstanders, zelfs met degenen die de Sandinisten verwoed hadden bestreden, zoals de katholieke kerk en de grote zakenlieden. Wat de katholieke kerk betref begon de aanpak in de vroege jaren 2000. Kardinaal Obando y Bravo was gedurende een groot deel van de revolutionaire periode een agressieve tegenstander van de Sandinistische regering geweest en een actieve bondgenoot van de contras, die Ortega in de jaren 1990 de bijnaam gaf van “kreperende adder”. Toch had Ortega geen scrupules om de Kardinaal te benaderen om hem in 2005 te vragen om het huwelijk te bekrachtigen met zijn partner van vele jaren, Rosario Murillo, de huidige vicepresident van het land. Onder de vele andere concessies aan de kerk, was een van de eerste wetten van de nieuwe Sandinistische regering, nog in 2006, om een totaal verbod op abortus in te stellen, zelfs in gevallen van verkrachting of gevaar voor het leven van vrouwen. Dat in een land waar geweld tegen vrouwen en kinderen enorm hoog is. Daar kwam bij dat de toenadering tot de economische elites geschiedde door onderschikking van het Sandinistische programma aan het neoliberalisme, deregulering van de economie, de ondertekening van vrijhandelsakkoorden en de oprichting van publiek-private partnerschappen die lucratieve zaken garandeerden aan de kapitalistische particuliere sector ten koste van de schatkist. Er werd ook een akkoord bereikt met voormalig president Arnoldo Alemán, die wordt beschouwd als een van de meest corrupte staatshoofden ter wereld.
Deze allianties garandeerden een zekere sociale vrede. En er moet ook worden opgemerkt dat het land in 2006 op de rand van een faillissement stond en het beleid van Ortega economische groei mogelijk maakte. Het was echter de typische groei volgens het neoliberale recept: grote concentratie van rijkdom, totale afhankelijkheid van internationale prijzen van exportproducten (met name koffie en vlees), toenemende autoritarisme in het gezicht van sociale conflicten veroorzaakt door de agrarische schaalvergroting en megaprojecten (bijvoorbeeld het grote interoceanische kanaal, met Chinese financiering), wanordelijke toename van corruptie, te beginnen bij de politieke elite in de regering. De sociale crisis werd alleen verzacht door de genereuze hulp van Venezuela (donaties en investeringen) die een belangrijk deel van de staatsbegroting ging uitmaken en een compenserend sociaal beleid mogelijk maakte. De boel had wel moeten ontploffen toen de prijzen internationaal daalden, het economische beleid veranderde in de belangrijkste exportbestemming (Verenigde Staten) of de steun van Venezuela verdampte. Dat gebeurde de afgelopen twee jaar allemaal. Ondertussen namen de economische elites, nadat de orgie van gunsten was geëindigd, afstand en Ortega raakte steeds meer geïsoleerd. Kan een regering links blijven heten (en zelfs revolutionair) ondanks het volgen van de ideologie van het neoliberale kapitalisme inclusief de omstandigheden die die oplegt en de consequenties die die genereert? In hoeverre worden de tactische allianties met de ‘vijand’ de tweede natuur van de protagonist? Waarom lijken allianties met de verschillende krachten van links altijd moeilijker dan de allianties tussen hegemonisch links en rechts?
Les drie: politiek autoritarisme, corruptie en ontdemocratisering
Het beleid dat werd aangenomen door Daniel Ortega en zijn factie creëerde belangrijke verdeeldheid binnen het Sandinistisch Front, en oppositie van andere politieke krachten en maatschappelijke organisaties die in het Sandinisme van de jaren tachtig hun ideologische en sociale matrix hadden gevonden en hun wil om weerstand te bieden. Vrouwenorganisaties speelden een speciale rol. Het is bekend dat neoliberalisme alleen door autoritaire en repressieve middelen kan worden gehandhaafd wanneer de sociale ongelijkheden verergeren en onrechtvaardige privileges geproduceerd worden. Dat is wat Ortega deed. In alle opzichten, inclusief coöptatie, onderdrukking van interne en externe oppositie, monopolisering van de massamedia, constitutionele hervormingen die een onbeperkte herverkiezing garanderen, instrumentalisering van het rechtsstelsel en oprichting van repressieve paramilitaire krachten. De verkiezingen van 2016 waren hier een duidelijke weergave van en de overwinning met de slogan “een christelijk, socialistisch en solidair Nicaragua” was een slechte verhulling van de diepe breuken in de samenleving.
Op een bijna zielige, maar misschien voorspelbare manier ging politiek autoritarisme gepaard met de groeiende patrimonialisering van de staat. De Ortega-familie vergaarde rijkdom en toonde hun verlangen om zichzelf in macht te bestendigen. Is de autoritaire verleiding en corruptie een afwijking of zijn ze constitutief voor de regeringen van de neoliberale economische matrix? Welke keizerlijke belangen verklaren de ambiguïteit van de OAS tegen het Ortegaïsme, in tegenstelling tot hun radicale oppositie tegen het Chavezisme? Waarom heeft een groot deel van de Latijns-Amerikanen en de rest van de wereld dezelfde medeplichtige stilte gehandhaafd (en blijft dat doen)? Hoe lang verdoezelt de herinnering aan revolutionaire veroveringen het vermogen om de perversiteiten die er op volgen te veroordelen tot het punt dat de afwijzing bijna altijd te laat komt?