Ga naar de inhoud

De Economic Partnership Agreements (EPAs)
van de EU met Afrikaanse landen-groepen

Onder het mom van hulp bij ontwikkeling voert de EU een beleid dat leidt tot herkolonisatie van Afrika

5 min leestijd
Placeholder image

Economic Partnerships Agreements (EPAs) zijn de nieuwe overeenkomsten die de EU met Afrikaanse landen wil sluiten om vrijhandel af te dwingen. Het idee van EPAs ligt besloten in het samenwerkings-verdrag dat de Europese Unie in 2000 met de zogenaamde ACP-landen in Cotonou gesloten heeft. Het Cotonou-verdrag en de EPA-overeenkomsten komen in de plaats van de Lomé-verdragen waarin de economische relaties tussen Afrikaanse landen en Europa sinds de formele dekolonisatie geregeld was. In meerdere fasen van onderhandelingen probeert de Europese Unie mogelijke obstakels voor het sluiten van EPAs op te ruimen. Volgens waarnemers van het onderhandelings-proces, die tijdens een Experts Meeting gehouden in het Europees Parlement in april jongstleden verslag deden over EPAs, wil de EU uiterlijk over 2 jaar, eind 2006, een punt kunnen zetten achter het hele onderhandelingsproces. In Afrika is men zo gealarmeerd over het nieuwe handelsbeleid van de EU dat men prioriteit wil geven aan de strijd om het sluiten van EPAs te voorkomen.

Wat zijn zoal de kritiekpunten die er op de EPAs worden geleverd? Ten eerste wordt, bijvoorbeeld door de handelsdeskundige Yash Tandon, gesteld dat de Europese Commissie overdreven veel haast heeft, en probeert om Afrikaanse landen met overrompelingstaktieken voor het blok te zetten. Die haast om principes van vrijhandel aan Afrikaanse landen op te leggen is nogal in strijd met het klaarblijkelijke onvermogen van de Europese Unie om de handelssubsidies aan de eigen landbouwsector, die zon negatief effect hebben op de inkomenspositie van Afrikaanse boerengezinnen, met voortvarendheid af te bouwen. En volgens Afrikaanse deskundigen is de Europese haast mede ingegeven door heel concreet eigenbelang: het belang van Europa om de eigen economische invloed in Afrika zo snel mogelijk te vergroten, en om de VS, de belangrijkste handelsconcurrent van Europa die ook aast op Afrikaanse grondstoffen en markten, voor te zijn.

Een tweede hoofdpunt van kritiek betreft het feit, dat EPAs een verslechtering zullen inhouden in vergelijking met de beperkte rechten die Afrikaanse landen in het verleden genoten in relatie tot Europa. Zo bestaan er tot nog toe twee mechanismen, die bedoeld zijn om de prijzen van producten die ACP-landen exporteren, te helpen stabiliseren, Stabex (voor landbouwproducten) en Sysmin (voor mijnbouwproducten). Die systemen houden een erkenning in van het feit dat landen die primaire producten exporteren, last hebben van enorme prijs-schommelingen (fluctuaties) die grote onzekerheden opleveren voor hun export-inkomsten. Een van de officiële oogmerken van EPAs is om de handelsbetrekkingen tussen Europa en Afrika in overeenstemming te brengen met de regels van de WTO rond vrijhandel. Waar Afrikaanse landen in Cancún grote vraagtekens hebben gesteld bij het WTO-beleid, wil de EU de WTO-regels via het EPA-traject aan Afrika opleggen. Tegen het eind van 2008 moeten alle relatieve voorrechten die Afrikaanse en andere ACP-landen met betrekkingen tot de EU in het verleden genoten hebben, zijn opgeruimd. Alle tariefmuren moeten worden afgebroken, complete vrijhandel is het officiele ideaal.

Ondermijning van Regionale Integratieprocessen
en van Afrikas Kansen op Ontwikkeling

Een andere bron van woede is het feit, dat de organisatorische struktuur die er voor uitvoering van EPAs wordt opgebouwd, bestaande regionale integratieprocessen in Afrika ondermijnt. Regionale integratie is een middel om de afhankelijkheid van Minst Ontwikkelde Landen van Afrika van het Noorden te helpen verminderen. Met name in Oost- en in Zuid-Afrika is er sprake van vooruitgang op het punt van economische integratie: zo heb je een economisch blok van landen van Zuidelijk Afrika, SADC genaamd, en ook een douane-unie voor Oost Afrikaanse landen. In het kader van de onderhandelingen rond EPAs worden echter nieuwe regionale landen-groepen gevormd die bestaande samenwerkingsverbanden doorkruisen. Het gevaar van fragmentatie van samenwerking wordt in Afrika zo hoog opgevat, dat sommige Afrikaanse handelsexperts niet aarzelen om te spreken van een herhaling van Berlijn: – een herhaling van wat in 1884 gebeurde toen Europese koloniale mogendheden volstrekt willekeurige grenzen tussen Afrikaanse landen trokken en zo het continent onder elkaar verdeelden. Hoewel de vergelijking met Berlijn emotioneel zwaar beladen is, is de parallel die getrokken wordt concreet.

Daarnaast maken Afrikaanse experts zich ook zorgen over de gevolgen van vrijhandel voor de inkomenspositie van Afrikaanse landen. In het verleden hebben de internationale financiële instellingen (Wereldbank/IMF) Afrikaanse landen sterk aangemoedigd, niet alleen om een op export gericht investeringsbeleid te voeren, maar ook om exporten te gebruiken als hoofdbron van staats-inkomsten. Afbraak van tariefmuren zoals onder EPAs dient plaats te vinden, levert niet alleen het gevaar op dat Afrikaanse landen overspoeld worden met marktwaren uit het Noorden, die Afrikaanse waren uit de markt prijzen. Een voorbeeld dat in dit verband wordt geciteerd is dat van de import van kip uit Europa, die kippenfokkers in West Afrika van klandizie berooft. Daarnaast wordt er via vrijhandel opnieuw een aanslag gepleegd op het vermogen van Afrikaanse staten om de belangen van de eigen bevolking te beschermen. Invoering van EPAs betekent – naast het opleggen van onrechtvaardige WTO-regels ook dat de afbraak van de economische zelfstandigheid van staten, die door de Wereldbank en het IMF sinds begin tachtiger jaren gezamenlijk is bevorderd, door de EU wordt voortgezet.

Intussen blijft het beslissende punt van kritiek het feit, dat er van gelijkwaardigheid via zogenaamde vrijhandel geen sprake kan zijn. In het verleden onderkende de Europese Gemeenschap, in de Lome-Verdragen, dat onderontwikkelde landen recht hebben op een voorkeursbehandeling. De niet-wederkerigheid die de basis vormde voor de handelsrelaties tussen de twee continenten was een weerspiegeling van de gedeelde overtuiging dat vrijhandel tussen twee ongelijke partners geen gelijk voordeel oplevert voor beide partijen, maar juist overheersing van de sterkste. De gegevens die in de UNCTAD-rapporten over Minst Ontwikkelde Landen over de historische ontwikkeling van de ruilvoet van primaire producten worden geciteerd, bewijzen overduidelijk dat die visie juist is. Om al de bovengenoemde redenen vinden Afrikaanse experts, en een toenemend aantal maatschappelijke organisaties in Europa met hen, dat EPAs een grote bedreiging vormen, die koste-wat-koste moeten worden gekeerd . In plaats van verdere marginalisatie via vrijhandel, moet Afrika juist de ruimte krijgen om eigen prioriteiten ten aanzien van productie en handel te stellen, om een zelfstandige economische koers uit te zetten.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Peter Custers.)