Ga naar de inhoud

De financiële crisis en ‘Global Europe’

Hoe de financiële crisis zich verhoudt tot de Europese handelsstrategie “Global Europe”, de voedselcrisis en de milieucrisis. SOMO-onderzoeker en TNI Fellow Myriam Vander Stichele beargumenteert dat de financiële crisis in Europa voor een belangrijk deel voortkomt uit de tegenstelling binnen de EU waarbij enerzijds financiële diensten worden geliberaliseerd en anderzijds geen toezicht wordt ontwikkeld op de Europese financiële conglomeraten die grensoverschrijdende actief zijn.

10 min leestijd
Placeholder image

(noten en vert.: Rob Bleijerveld)

Druk van de Britse regering en financiële ondernemingen om te wedijveren met de financiële sector van de VS ondermijnde pogingen tot regulering en leidde tot het agressief opdringen door het Verenigd Koninkrijk en de EU van liberalisering van financiële diensten in internationale handelsakkoorden.
Frankrijk deed recentelijk iets soortgelijks om het belang van de eigen verzekeraars te beschermen door het afzwakken van voorstellen voor een Europa-breed toezicht op grensoverschrijdende verzekeringsmaatschappijen.
Concurrentie binnen de financiële sector was en is een belangrijk onderdeel van de “Global Europe”-strategie van de Europese Unie De financiële sector werd door de Europese Commissie aangeduid als een van de belangrijkste sectoren waarin de EU wereldwijd kan concurreren (zie daarvoor haar werkdocument “Global Europe” van 4 oktober 2006 (p. 7))[1]

Interne dimensie
De interne dimensie van het concurentievermogen van financiële diensten en financiële markten gaat uit van de liberalisering van financiële diensten en hun leveranciers, en ook van het liberaliseren van kapitaalstromen volgens het Verdrag van Nice [2]. Echter, het Verdrag omvat niet de mogelijkheid om toezicht op Europees niveau uit te voeren; nationale toezichthouders zijn verantwoordelijk en er zijn hooguit verschillende instrumenten die in de praktijk samenwerking en onderlinge afstemming van nationale toezichthouders op Europees niveau bevorderen. De liberalisering van financiële diensten werd uitgevoerd op basis van het Financial Services Action Plan waarvoor het Directoraat-Generaal van de Interne Markt en Diensten (“DG Markt“) verantwoordelijk is en dat instemming behoeft van de Raad van Ministers.
Het Directoraat-Generaal van de Interne Markt en Diensten is echter ook verantwoordelijk voor het initiëren van financiële regulering op Europees niveau waarover de Raad van Ministers en het Europese Parlement uiteindelijk samen beslissen, waarna deze kan worden omgezet in een nationale regels en toezichtspraktijken. Vanwege de omvangrijke mechanismes voor consultatie en lobby waarmee de financiële industrie zijn stem kan laten horen, en vanwege de vrijemarktoriëntatie van het Directoraat-Generaal van de Interne Markt (en vooral van Commissaris Mc Greevy), werd toezicht vaak gezien als niet noodzakelijk of zelfs als een kostenpost en een barrière voor het opbouwen van het concurrentievermogen van de financiële sector binnen de EU en richting de rest van de wereld.
De Europese vrije markt voor financiële diensten en hun leveranciers (handelaars in aandelen, verzekeringsmaatschappijen, banken, etc) sloot dus in het geheel niet aan bij het gebrek aantoezicht op Europese grensoverschrijdende financiële conglomeraten waarbij geen enkele toezichthouder volledig overzicht heeft (nog steeds niet) van alle Eurpese activiteiten.
En er is een belangenconflict tussen het Directoraat-Generaal van de Interne Markt en Diensten in de rol als promotor van het concurrentievermogen van de financiële sector en de rol als initiator van regulering. Met andere woorden: de financiële regulering en supervisie door de EU was slecht toegerust om te kunnen omgaan met de creatieve en erg snel veranderende financiële industrie en financiële producten die werden gebruikt door de industrie voor het maken van enorme winsten en om nog concurrerender te worden. De financiële crisis was hier een gevolg van.

Externe dimensie
De externe dimensie van het concurrentievermogen speelde ook een belangrijke rol. De Europese financiële industrie moest vooral concurreren met de financiële sector van de VS die al een voorsprong had door een grote thuismarkt, hoog ontwikkelde investeringsbanken en een laag reguleringsniveau. De Europese financiële industrie zette in op het bereiken van hetzelfde hoge winstniveau als dat van de Amerikaanse tegenhangers. Dit resulteerde in veel gelobby en politieke druk tegen de invoering van hoge reguleringseisen op Europees of nationaal niveau (bijvoorbeeld met betrekking tot de kapitaalreserves die banken moeten aanhouden wanneer ze leningen uitzetten of riskante producten leveren). Daarbij werd er druk uitgeoefend op de nationale toezichthouders om niet te strikt toe te zien teneinde het concurrentievermogen van de nationale industrie niet te schaden. De Britse regering speelde een belangrijke rol tegen regulering en Europees toezicht om ‘de City’ concurrerend te houden.
Een van de gevolgen hiervan was dat grote Europese banken te veel uitgeleend en te weinig eigen vermogen hadden (‘overleveraged’), meer dan de Amerikaanse banken. Hun kapitaalreserves waren dus te gering, hetgeen de belangrijkste onderliggende oorzaak is van de kredietcrisis die in september 2008 in Europa uitbrak. Het feit dat de Europese financiële industrie met securitisatie (het samenstellen van pakketten van aandelen en obligaties door banken om die weer door te verkopen en zelf geen reserves aan te houden) zoveel winst wilde maken als de Amerikaanse resulteerde er in dat velen van hen riskante gesecuritiseerde producten kochten.
Met andere woorden, politici op Europees en nationaal niveau, waaronder degenen die zijn belast met een regulerende taak (parlementen, ministeries van financiën), en tot op zekere hoogte ook de toezichthouders, waren meer geïnteresseerd in het beschermen van de concurrentiebelangen van de financiële industrie dan in het beschermen van maatschappij en burgers tegen het riskante, gokbeluste en crisis-geplaagde gedrag van de financiële industrie.
De Lissabon strategie en de “Global Europe” strategie die streven om van de EU ’s werelds meest concurrerende economie te maken, leveren natuurlijk niet alleen positieve resultaten op maar heeft ook negatieve gevolgen.

Global Europe en financiële diensten: GATS en FTA’s [3]

Een belangrijk aspect om het concurrentievermogen van de Europese financiële industrie te vergroten, was het openen van buitenlandse markten om de Europese financiële industrie in staat te stellen daar meer winst te maken dan mogelijk was op de verzadigde Europese markten. De strategie voor de marktopening omvatte de verwijdering van prudentië kunnen meegeven voor en andere maatregelen die werden opgevat als barrières voor de Europese industrie. De financiële industrie was – bij de voorbereiding door de EU van het standpunt in de GATS-onderhandelingen over financiële diensten – in staat om zeer toegespitste eisen gericht op belangrijke doel-landen te laten opnemen in de Europese liberaliseringsverzoeken (‘requests’). Dit kwam er op neer dat de EU van veel landen vroeg om bepaalde prudentiële regulering [4] ongedaan te maken, zelfs van maatregelen die na de Aziatische crisis werden ingevoerd.[5]
Een voorbeeld is de eis die de EU stelde dat branches van buitenlandse banken niet zouden worden verplicht tot het aanhouden van kapitaalreserves in het gastland. Echter, het aanhouden van meer kapitaalreserves is een algemene aanbeveling in de huidige kredietcrisis, en financiële crises hebben aangetoond dat niet is gewaarborgd dat buitenlandse banken ten tijde van financiële wanorde voldoende kapitaal verstrekken aan hun branches en filialen, of voldoende leningen verstrekken in de gastlanden.
Het openen van de financiële sectoren was een van de hoofddoelen van de EU bij de onderhandelingen over GATS en vrijhandelsakkoorden, zoals ik beschreef in de “bespreekpunten” over de gevolgen van de liberalisering van financiële diensten onder GATS.[6] Bepaalde GATS-regels ondermijnen regulering en het toezicht. Tot nu toe maakte liberalisering van financiële diensten à la GATS onderdeel uit van de vrijhandelsakoorden waarover de EU heeft onderhandeld.
Dit betekent dat GATS bijdraagt aan de financiële crisis. Zo komt het Amerikaanse en Europese verbod op bepaalde effectenhandel (zoals het “(naked) short selling”) in feite neer op het schenden van de aangegane GATS-verplichtingen. Meer bepaald is het strijdig met bepalingen uit de GATS Understanding on Commitments in Financial Services die landen ertoe verplicht om (als gastland) alle nieuwe financiële diensten toe te laten op de eigen markt. Bij de GATS-onderhandelingen probeert de EU om meer (ontwikkelings)landen zover te krijgen dat ze hun markten liberaliseren volgens bovengenoemde Understanding, een standpunt dat is gebaseerd op de eisen van de financiële industrie.
De conclusie is dus dat het doel om de Europese financiële industrie in staat te stellen wereldwijd te concurreren leidde tot een gebrek aan politieke wil om gepaste regulering en supervisie te garanderen, en tot zeer riskant gedrag door de financiële industrie. De belastingbetalers en de burgers die onder de economische verslechtering lijden, zijn ook degenen die betalen voor de gevolgen van de resulterende financiële crisis.

De financiële crisis en de klimaatcrisis
Omdat de financiële industrie minder dan 1% heeft geïnvesteerd in duurzame (“groene” of “ethische”) projecten of bedrijven, is het geen wonder dat we te maken hebben met een ecologisch probleem en een klimaatcrisis. De zoektocht naar concurrentievermogen en winsten op de steeds kortere termijn zorgde er voor dat velen in de financiële industrie helemaal niet zijn geïnteresseerd in het integreren van duurzaamheid in hun operaties (lenen, investeringsproducten, etc.) ondanks enkele pogingen om te komen tot maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zelfs de regelgevers en toezichthouders namen geen duurzaamheidscriteria op in hun werkzaamheden en instrumenten (wetten, maatregelen voor risikobeheer, etc.).
Een van de conclusies zou moeten zijn dat banken die nu financiële reddingspakketten krijgen aangeboden, verplicht worden gesteld om dat geld op (meer) duurzame wijze uit te lenen (leningen, projecten, ondernemingen). Tegenover de argumentatie dat dit het concurrentievermogen van de Europese financiële sector zou ondermijnen, kan gemakkelijk worden ingebracht dat het juist de Europese economie en maatschappij meer duurzaam maakt en dus minder vatbaar om slachtoffer te worden van een financiële crisis en een economische en milieucrisis welke het concurrentievermogen des te meer aantasten.

Samenvallen van crises
Het feit dat investeerders eerder dit jaar van de markten voor aandelen en afgeleide handelsproducten naar die van de grondstoffen vluchtten, is een van de redenen waarom speculatie in voedsel toenam en de voedselprijzen zódanig stegen dat de armen in ontwikkelingslanden het niet meer konden betalen. Voedseltekorten traden ook op omdat, onder andere, commerciële banken – en zeker de buitenlandse banken onder hen – weinig interesse hebben om kleinschalige en familiegeleide boerenbedrijven te bedienen in ontwikkelingslanden.
Het concurrerend maken van de financiële sector betekent dat de financiële conglomeraten vooral zijn geïnteresseerd in het bedienen van rijke cliënten en niet, of in beperkte mate, in de arme cliënten in de maatschappij; vooral in ontwikkelingslanden, maar ook in Nederland is dat te merken. De concurrerende financiële sector is niet in staat om zijn openbare funktie te vervullen in het voorzien in díe financiële diensten waar de meeste behoefte aan is, en die uitgaan van maatschappelijke behoeften als het voorkomen van klimaatverandering. De genomen risiko’s om meer concurrerend te worden, hebben verreikende gevolgen op economieën, landen, maatschappijen, de kloof tussen rijk en arm, en het milieu. De financiële sector heeft de vele gebreken van de vrijemarkt- en groeitheorie aangetoond en dus ook van die van de uitgangspunten van de Europese strategie van “Global Europe”.

Noten:
[1] “Annex to the Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committte of the Regions ‘Global Europe: Competing in the World, A Contribution to the EU’s Growth and Jobs Strategy,’ 4 oktober 2006.
[2] Meer hierover op Wikipedia
[3] GATS: General Agreement on Trade in Services (van de Wereldhandelsorganisatie). FTA’s: Free Trade Agreements (vrijhandelsakkoorden).
[4] Beschermingsmaatregelen tegen (onverwachte en grote) veranderingen in financiële bedrijven en op financiële en deviezenmarkten waardoor negatieve gevolgen zouden ontstaan voor te veel consumenten, burgers en de economie van een land.
[5] “GATS negotiations in financial services: The EU requests and their implications for developing countries”, Myriam Vander Stichele, december 2005.
[6] Zie de paragraaf “Argumenten met betrekking tot GATS-onderhandelingen over financiële diensten voor maatschappelijke organisaties en activisten” in: “Deregulering van financiële diensten via GATS en FTA’s bevorderen financiële crises”, Myriam Vander Stichele, 30 november 2008.