Ga naar de inhoud

De verkiezingsnederlaag van Die Linke

Bij de Bondsdagverkiezingen van 26 september behaalde Die Linke een barslecht resultaat. Voor de partij stemden nog 2,3 miljoen mensen, 2 miljoen minder dan in 2017. Volgens analisten zouden van deze 2 miljoen er 820.000 voor de SPD gestemd hebben, 610.000 voor de Grünen en 520.000 zouden niet zijn gaan stemmen. [leestijd 15 minuten]

19 min leestijd

(Door Herman Michiel, overgenomen van Ander Europa)

De score van 4,9% van de uitgebrachte stemmen was net iets onder de kiesdrempel van 5%, maar omdat er toch drie direct verkozenen waren (via het Duitse systeem van de aparte verkiezing van één mandaat per kieskring, de zgn. Erststimme) was de drempel volgens de kieswetgeving niet van toepassing. Die Linke zal dan op het nippertje toch met 39 verkozenen in de Bondsdag vertegenwoordigd zijn, weliswaar 30 minder dan voorheen.

Traditioneel ligt het electoraal zwaartepunt van Die Linke wel in het gewezen Oost-Duitsland, en in Thüringen en Mecklenburg-Vorpommern werd inderdaad nog meer dan 11% gehaald (en 8,5% in Brandenburg), maar het gemiddelde van 9,8% voor de vijf ex-DDR Länder is ook maar de helft van het resultaat van 2017. Het uiterst rechtse Alternative für Deutschland (AfD) verliest wel wat, maar blijft zeer sterk in oostelijk Duitsland.

 Stemmenverleis die linke oost-west

FIG. 2: De verliezen van Die Linke situeren zich vooral in het oosten van Duitsland; hoe donkerder de kleur, des te groter het verlies (in procentpunten).

Verkiezingsresultaten van linkse partijen, waar ook in Europa of daarbuiten, laten geen linkse ziel onberoerd. Als het dan ook nog over de belangrijkste lidstaat van de Europese Unie (EU) gaat, kunnen ontwikkelingen aldaar ook een bredere betekenis hebben. Men moet dit ook zien in de ‘bevragende’ fase waarin zowat elke linkse partij zich momenteel bevindt. Welke strategie in een algemeen neoliberale context waarin rechts, en steeds vaker: uiterst rechts, blijken te gedijen?

Er zijn pogingen in links-populistische richting zoals Podemos in Spanje. In Frankrijk probeert Mélenchon de kiezer te bekoren met een staats-soevereinistisch verhaal. De Nederlandse SP lijkt met een soort nationale egelstelling de welvaartsstaat te willen beschermen tegen de kwaadaardige invloeden van buitenaf. Wat Die Linke betreft zijn er verschillende stromingen aanwezig, met verschillende ideeën over wat de partij moet doen. Maar het was uiteindelijk een beperkte groep van de leiding die van de bereidheid tot regeringsdeelname het electorale uithangbord maakte.

In wat volgt zullen we achtereenvolgens de mening over het verkiezingsresultaat van de leiding van Die Linke, van verschillende stromingen binnen de partij en tenslotte van linkse commentatoren en organisaties buiten de partij bespreken.

De leiding van Die Linke

Op de partijdag in het voorjaar verkoos Die Linke met het oog op de Bondsdagverkiezingen een nieuwe partijraad (Parteivorstand, 44 leden) en een tweekoppig voorzitterschap, het vrouwenduo Janine Wissler en Susanne Hennig-Wellsow. Wissler werd gezien als een vertegenwoordiging van de meer linkse vleugel, terwijl Hennig-Wellsow tot de ‘realisten‘ gerekend wordt die aansturen op regeringsdeelname, in de Länder en zo mogelijk in de Bondsrepubliek zelf. De verkiezingscampagne werd evenwel geleid door een klein team, en de partijraad kwam de hele tijd niet bijeen.

Twee ‘Spitzenkandidaten’ stonden in het voetlicht: partijvoorzitter Janine Wissler  en Dietmar Bartsch, mede-fractievoorzitter in de Bondsdag. Alhoewel het verkiezingsprogramma uitdrukkelijk stelt dat deelname aan een regering die aan privatiseringen, de afbouw van sociale voorzieningen en openbare diensten doet uitgesloten is, en men natuurlijk niet vooraf weet welke coalitie uit de bus zal komen , stond de campagne in het teken van de regeringsbereidheid van Die Linke.

De regeringsdeelname zou in het kader zijn van een rood-rood-groene (‘rrg’) coalitie (SPD – Grünen – Die Linke). De voorstanders daarvan binnen Die Linke zagen zich gesterkt door de hoge scores die de Grünen een tijdlang kregen in de polls, en later als de SPD een opmerkelijke opgang maakte en de christendemocratische CDU/CSU voorbijstak. De ‘regerings-Linke’ zag haar kans schoon en pakte begin september, drie weken voor de verkiezingen, uit met een afgezwakte versie van het verkiezingsprogramma, het ‘Sofortprogramm’. Daaruit waren de ‘aanstootgevende’ punten verdwenen die volgens de SPD en haar Spitzenkandidat Scholz in de weg stonden voor een eventueel ‘rrg’. Het betreft vooral de verwerping door Die Linke van de NAVO en van de buitenlandse inzet van Duitse soldaten. Bij de voorstelling van het Sofortprogramm zei Bartsch nog dat ‘het beste voor de wereld, Europa en Duitsland een centrumlinkse coalitie zou zijn’.

Als de intentie van een rood-rood-groene coalitie al ooit zou hebben bestaan buiten de hoofden van Bartsch en anderen, was daar natuurlijk geen sprake meer van toen de verkiezingsresultaten bekend waren. Ook rekenkundig komt rrg niet aan een meerderheid. De protagonisten van regeringsdeelname en het Sofortprogramm blijken echter geen mea culpa te slaan. Hennig-Wellsow ziet ‘geen tegenstelling tussen regeringswerk en bewegingspolitiek’; het helpt immers niet ‘aan de kant te blijven staan en wat commentaar te geven’. In de toekomst moet Die Linke ‘klaar en duidelijk laten weten dat we een moderne linkse partij zijn die bereid is verantwoordelijkheid te nemen.’ Van Wissler, de andere covoorzitter van de partij, was bekend dat ze geen grote voorstander is van rrg, maar blijkbaar vond ze het niet opportuun daarover tussen te komen.

Gregor Gysi van zijn kant (één van de drie rechtstreeks verkozenen en boegbeeld van Die Linke in oostelijk Duitsland) bestrijdt dat het debacle met de regeringsambities van Die Linke te maken heeft (‘dat vinden alleen de tegenstanders ervan’). De hele discussie rond de NAVO irriteert hem; ‘de ontbinding van de NAVO staat niet in ons verkiezingsprogramma’ [1].

Voor Dietmar Bartsch is niet de verkiezingscampagne als dusdanig de reden voor het debacle, maar ligt de oorzaak dieper, onder andere bij de verdeeldheid van de partij die vaak aan de oppervlakte kwam.  Ook het Linke europarlementslid Martin Schirdewan betreurt dat er nu geen meerderheid is voor een ‘progressief alternatief waarin Die Linke de sociale correcties had kunnen aanbrengen’. Deze uitspraak uit de mond van de covoorzitter van Verenigd Links in het Europees parlement heeft een grotere dan alleen Duitse draagwijdte…

Er zijn nog meer aanwijzingen dat de voorstanders van regeringsdeelname geen lessen trekken uit hun premature ambities. In een artikel in het blad Sozialismus gedateerd 6 september, de dag waarop het Sofortprogramm verscheen, schrijven Joachim Bischoff en Gerd Siebecke enthoesiast over de wenselijkheid van een ‘progressive Koalition’. Drie weken later bespreken ze in hetzelfde blad de verkiezingsresultaten, en wijzen op diverse reële problemen in Die Linke, maar over het eigengereid optreden van de campagneleiding en het regeringstropisme wordt gezwegen.

Er was een eerste discussie op 2-3 oktober binnen de partijraad, die sinds de verkiezing ervan in februari voor de eerste maal bijeenkwam. Van een diepgaande analyse is natuurlijk nog geen sprake. Er was nogal wat misnoegen toen Bartsch al na korte tijd de vergadering verliet. Het verslag van de debatten zou ook te weinig ingaan op de discussie over regeringsdeelname als kern van de campagne. Iedereen is er het wel over eens dat de partij een zware klap kreeg en dat er een grondig debat moet gevoerd worden over het waarheen met Die Linke. De parlementaire inkrimping heeft ook financiële gevolgen; er moet rekening gehouden worden met drie  miljoen  euro minder inkomsten.

We overlopen nu enkele reacties vanuit de verschillende stromingen binnen Die Linke.

Sozialistische Linke (SL)

De Sozialistische Linke (SL) is een stroming binnen Die Linke die zichzelf ook voorstelt als de ‘vakbondsgeoriënteerde stroming’ en het ‘linkse centrum van de partij’. Ze richt zich tot ‘links socialistische, links sociaaldemocratische en hervormingscommunistische’ leden; deze stroming zou zo ‘n 800 leden tellen.

Reeds op 1 oktober had de SL een uitgebreid standpunt over het ‘catastrofale’ verkiezingsresultaat. Men zou misschien kunnen verwachten dat vanuit een vakbondstandpunt het nastreven van concrete resultaten op het gebied van sociale politiek ertoe neigt dat men zo dicht mogelijk bij het staatsbestel wil komen. Dit is echter niet het geval. SL stelt heel duidelijk: links regeren gaat alleen maar als de omstandigheden ernaar zijn. Er moet een dynamiek in de samenleving zijn die onze standpunten ondersteunt, ‘ook in onderscheid met mogelijke coalitiepartners’. SL gelooft duidelijk niet dat die dynamiek aanwezig was, en betreurt dat er geen offensievere stellingname tegenover SPD en Grünen was over allerlei thema’s (belastingen, pensioenen, bezuinigingspolitiek, defensie, buitenlandse politiek, Afghanistan…)

Socialistisch Links denkt ook dat de partij zich te weinig richt tot werkenden, werklozen, gepensioneerden, mensen met een lage scholingsgraad (‘Een partij alleen nog voor academici?’).  Volgens analyses gingen SPD en Grünen erop vooruit bij vakbondsleden, Die Linke daarentegen verloor er kiezers.

Volgens SL moet Die Linke een ‘socialistische massapartij’ worden, verankerd bij jong en oud, in stedelijke en landelijke gebieden, bij autochtonen en migranten. Daartoe moeten de belangen van de meerderheid in het middelpunt gesteld worden. Er moet in de partij plaats zijn voor ‘gewone mensen’, en niet alleen voor activistische radicalen.

Over de rol van de omstreden Sahra Wagenknecht blijft SL op de vlakte. Enerzijds is men van oordeel dat personaliteiten belangrijk zijn voor een partij, en Wagenknecht is misschien wel het bekendste gezicht van Die Linke. Maar anderzijds zorgde ze met ‘Aufstehen’ (een mislukte poging tot het opzetten van een beweging rond of buiten Die Linke), de publicatie van een omstreden boek tijdens de verkiezingscampagne en eigengereide verklaringen voor verdeeldheid binnen de partij en verwarring er buiten. In een boekhoudkundige overweging meent SL dat Wagenknecht netto toch meer mensen naar de partij leidde dan eruit.

Marx21

Dit is een marxistische kring rond het tijdschrift met dezelfde naam; in tegenstelling tot de Sozialistische Linke is het geen erkende stroming. Een 300-tal leden zouden achter het initiatief staan.

In zeven ‘thesen’ (hier in het Engels beschikbaar) wijst Marx21 in de eerste plaats naar de poging om een rood-rood-groene coalitie te vormen, en daarvoor het eigenlijke partijprogramma te verloochenen. ‘Door de poging een verkiezingsfront te vormen met SPD en Grünen verloor de partij de kans om deze agressief aan te vallen.’ Marx21 erkent dat veel mensen een ander soort regering willen, en dat de partij hier op moet ingaan; de mogelijkheid van deelname aan een linkse regering mag ook niet uitgesloten worden, maar dit moet gebeuren op basis van de verdediging van een links programma, niet door de kritieken al tijdens de campagne in te slikken.

Marx21 verwerpt ook het idee, sterk benadrukt door Sahra Wagenknecht, dat de partij te ver afgegleden is van de gewone werknemer en gepensioneerde, en zich te veel richt op migratie, racisme, ecologie, enz.

These 5 snijdt een belangrijk, vaak onderbelicht punt aan. Zoals Fig. 2 al illustreerde, situeert het verkiezingsdebacle zich vooral in het voormalige Oost-Duitsland. Een andere statistiek (Fig. 3) bevestigt dit: in het Oosten loopt het ledental van de partij systematisch terug, terwijl het zich in het Westen hersteld heeft en bijna terug op het niveau van 2007 zit.

Die linke leden oost en west 

FIG. 3 Ledenaantal van Die Linke in het Oosten en Westen van Duitsland 

Marx21 stelt ook vast dat regeringsdeelname geen garantie is voor sociale politiek. De deelstaat Bremen wordt door een rrg- coalitie bestuurd, maar daar worden, tijdens een pandemie en met steun van Die Linke, toch 440 bedden geschrapt in overheidsziekenhuizen. En in 2002 werd Berlijn bestuurd door een SPD-Linke coalitie, die wel verantwoordelijk was voor de privatisering van 70.000 appartementen.

Voor Marx21 is de conclusie dat Die Linke een nieuwe start moet maken (‘reboot’) en oppositie niet als iets nutteloos beschouwen. De partij moet de motor worden van verzet en tegenmacht.

Antikapitalistische Linke (akl)

De akl, die een duizendtal leden zou hebben, is officieel erkend binnen de partij en staat open voor uiteenlopende linkse strekkingen, ook voor niet-partijleden. Ze staat kritisch tegenover het parlementarisme en is uitgesproken antimilitaristisch (Tobias Pflüger is er een bekende woordvoerder van, maar werd niet herkozen).

Op de partijraad van 3 oktober verwoordde Thies Gleiss het standpunt van akl. De verkiezingscampagne, er op gericht om ten allen prijzen een ‘linkse regering’ te vormen was een breuk met het partijprogramma. Bartsch’ motto, ‘we moeten de SPD uit haar CDU-gevangenschap halen’ kwam neer op campagne voeren voor de SPD. Dit verwarde vele kiezers, waarvan velen dan op SPD of Grünen stemden. In de analyse die akl- Noordrijn-Westfalen maakte (het meest bevolkte bondsland) wordt gesteld dat de sociale kant van de klimaatpolitiek onvoldoende belicht werd, dat er geen campagne gevoerd werd tegen Hartz4, en dat de campagne eenzijdig gericht was op de figuur van Sahra Wagenknecht; zij en vijf anderen werden in NRW verkozen, maar dat is maar de helft van wat het was in 2017.

Enigszins verwant met akl is het Kommunistische Plattform (KPF), eveneens antikapitalistisch en antimilitaristisch, maar minder kritisch over het stalinistisch verleden van de DDR. In een korte reactie op de verkiezingen wijst KPF op de voorzichtigheid waarmee SPD en Grünen behandeld werden door de campagneleiders, die van regeringsdeelname het hoofdpunt maakten. Dat hierbij de partijstandpunten over de NAVO en de inzet van de Bundeswehr vergeten werden, was voor KPF natuurlijk ook een stap te ver. Er wordt ook de vraag gesteld of zoveel compromisbereidheid wat het militaire betreft door kiezers ook niet doorgetrokken zou worden naar de (on-)standvastigheid rond sociale politiek.

Bewegungslinke

De Bewegungslinke werd pas in 2018 opgericht, maar de stroming is sterk vertegenwoordigd in de huidige partijraad. Ze willen een brug vormen tussen de partij en buitenparlementaire bewegingen (maar stonden niet achter Sahra Wagenknechts Aufstehen-beweging).

In een analyse van het verkiezingsresultaat wordt de uitslag vooral gezien als een uiting van de crisis waarin de partij zich bevindt. ‘We moeten ons fundamentele vragen stellen: wat was er fout in de partij van het verleden, hoe moet de partij van de toekomst eruit zien?’ Er wordt niet ingegaan op de regeringsgerichte campagne, maar wel nogal uitgebreid op de voorgeschiedenis van Die Linke. Deze ontstond als fusie tussen een sterke oostelijke pool, de PDS (Partij van het democratisch socialisme) en ‘ontgoochelde SPD ers’ in het Westen. Het initiële succes steunde vooral op de oostelijke pool, maar die is ondertussen verzwakt, onder andere met een verouderend electoraat. Anderzijds zijn in recente jaren nieuwe leden toegestroomd, vaak jongeren uit antiracistische en andere bewegingen, klimaatactivisten, mensen uit de pleegzorg. De partij heeft zich daar onvoldoende aan aangepast; de uitdaging is nu om een ‘nieuwe partij‘ geboren te latenworden.

+++

Als we de reacties van de toch wel diverse stromingen binnen Die Linke samen beschouwen, blijken alle (misschien met uitzondering van de Bewegungslinke) het oneens te zijn met de teneur die de campagne aannam door haast onvoorwaardelijk aan te sturen op een coalitie met SPD en Grünen. Dat is toch wel een krasse vaststelling! Op het ogenblik dat een partij haar meest  opgemerkte publieke verschijning maakt, wordt ze het minst door haar vertegenwoordigende instanties geleid.

Zoals vermeld kwam ook de partijraad niet één keer bijeen tijdens de campagne; het goedgekeurd partijprogramma werd door de campagneleiding zomaar vervangen door het ‘Sofortprogramm’… Maar dit is een euvel dat niet alleen bij Die Linke aangetroffen wordt. In de Britse Labour Party is het de vaste praktijk, en eigenlijk in alle burgerlijke en sociaaldemocratische partijen hebben de leden weinig of niets te zeggen over verkiezingscampagnes en de partijlijn in het algemeen.

Op dit vlak is Die Linke zeker niet de slechtste. Doordat georganiseerde stromingen toegelaten zijn, kunnen uiteenlopende standpunten aan bod komen. Het is in dit verband opvallend dat – niettegenstaande interne onenigheid van verschillende zijden naar voren komt als negatief bij het verschijnen van de partij – dit niet leidt tot pleidooien voor de afschaffing van de diversiteit. Daar kunnen de uit de Nederlandse SP geroyeerde linkse jongeren alleen maar van dromen! Misschien hadden de partijinstanties ook meer op hun strepen moeten staan. Als de campagne de wending nam die we kennen, had dan de partijraad niet kunnen ingrijpen?

De snelle en geëngageerde reacties op het verkiezingsdebacle wijzen ook op meer betrokkenheid bij de partij dan elders vaak het geval is. De Antikapitalistische Linke wijst er bijvoorbeeld op  dat het algemeen verkiezingsresultaat niet geïnterpreteerd kan worden als achteruitgang van links in de Duitse samenleving; SPD en Grünen krijgen er samen meer stemmen bij dan Die Linke er verliest. Als de verwachtingen van de kiezer in een ander beleid zonder resultaten zullen blijven, zal de nood aan een echt links alternatief wel duidelijker worden, aldus akl. Ook het eclatant succes van het Berlijnse referendum om de vastgoedspeculanten te onteigenen toont aan dat brede lagen in de bevolking ontvankelijk zijn voor radicale maatregelen.

Reacties buiten de partij

Men hoeft geen (actief) lid zijn van een partij om toch te hopen dat ze vooruitgaat, en om zich zorgen te maken in het andere geval. Reacties op de verkiezingsnederlaag van Die Linke vanuit bewegingen, geëngageerde academici en individuele kiezers bewijzen dat heel wat mensen hun hoop stelden in Die Linke.

Weinige dagen na 26 september gaven een reeks vooraanstaande vredesmilitanten een gemeenschappelijke verklaring uit waarin ze hun teleurstelling uitten over de loop die genomen werd met de antimilitaristisch standpunten van de partij. Hun besluit: er is maar één alternatief: hard, consequent en programmagetrouw oppositiewerk als de enige weg terug naar politieke identiteit en geloofwaardigheid bij de kiezer.

In de Duitse uitgave van Jacobin geeft Klaus Dörre, professor sociologie in Jena, zijn visie op de afgang van Die Linke. De partij had een eersterangsrol moeten spelen bij de hoofdopdracht van deze tijd, een radicale omwenteling naar duurzaamheid, ze had daarover een goed programma, maar daarover was bij het publiek optreden niets te horen of te zien. Dat was ook het geval met de NAVO en buitenlands optreden; de partij was de enige die indertijd tegen de deelname aan de militaire interventie in Afghanistan was, een kwestie die volop aan bod kwam tijdens de verkiezingscampagne. Maar door de rood-rood-groene obsessie was ook hiervan niets te horen.

De geloofwaardigheid van de partij werd ook erg aangetast door partijconflicten die volop naar buiten kwamen. Wagenknecht beschuldigde de partij om zich van de gewone mensen af te keren [en publiceerde in april 2021 een boek met ondertitel ‘Mijn tegenprogramma’], maar voerde de lijst aan in Noordrijn-Westfalen… En als ze de verdediging van de welvaartstaat koppelt aan kritiek op migratie, zoals de Deense sociaaldemocraten, bewijst ze een heel slechte dienst aan een partij die gaat voor antiracisme en solidariteit. Oskar Lafontaine van zijn kant had openlijk opgeroepen om niet voor die Linke te stemmen, wegens zijn conflict met de lijstaanvoerder in Saarland. Voor Dörre is het duidelijk: ‘In plaats van samen te werken in een links mozaïek waarin veel stromingen hun plaats hebben, komt de partij naar buiten over als een verzameling vechtende sekten, die elk denken de waarheid in pacht te hebben.’

Een andere professor sociologie, de alombekende Wolfgang Streeck, becommentarieert ook uitgebreid de Duitse verkiezingen, maar over Die Linke zegt hij alleen dat de partij ‘bijna dood’ is. Dat is wel erg weinig voor een auteur die anders nooit om een scherpe commentaar verlegen is. Als een van de bekendste medestanders van Sahra Wagenknecht’s Aufstehen-beweging zou enige reflectie hierover niet ongepast geweest zijn.

De economisch geograaf Christian Zeller (Univ. Salzburg) ging in Sozialistische Zeitung uitvoerig in op het Sofortprogramm zodra het verscheen begin september. ‘Met SPD en Grünen voor een sociaal-ecologische politieke omwenteling, echt waar?’ titelt hij een stuk dat brandhout maakt van het idyllische beeld van de linkse coalitie die op het gebied van klimaat, coronabestrijding en ontwapening een nieuwe weg zou inslaan onder de goede zorgen van Die Linke.

Dit zijn maar een paar reacties van buiten de partij zelf, en er zijn zeker ook standpunten die de ‘realistische’ koers van de campagneleiding verdedigen. Toch heb ik de indruk dat er in Duitsland nog een aanzienlijk links kritisch potentieel is dat zal wegen op de bezinningsperiode die nu geopend is binnen Die Linke. Men kan alleen maar hopen dat de bittere ervaring van 26 september de aanzet is tot meer fundamentele inzichten in wat een linkse partij hoort te zijn en te doen.

En wat hoort dan een linkse partij te doen?

Een fundamentele vraag waarop niet ‘het’ juiste antwoord bestaat. Maar laat ons toch dit in overweging nemen. Op de eerste plaats zijn successen of mislukkingen bij verkiezingscampagnes voor een radicaal-linkse partij niet het absolute criterium voor de juistheid van strategie. Voor zover die partij haar bestaansreden ziet in het streven naar een andere, socialistische maatschappij, betekenen burgerlijke verkiezingen maar één van de pogingen om mensen te winnen voor het alternatief project.

Wie voor dit project ijvert, moet er de beste troeven voor op tafel leggen. Die zijn er, en dit bleek ook in de Duitse context. Alleen Die Linke verzette zich van meet af aan tegen de politiek van de NAVO. Alleen Die Linke legt het verband tussen de kapitalistische productiewijze en de klimatologische catastrofe die zich aankondigt. En alleen Die Linke heeft zich consequent verzet tegen het humanitair en politiek schandaal dat Fort Europa heet. Dát zijn de troeven van een antikapitalistische partij, maar ze baten niets als men ze niet uitspeelt, in naam van een gefantaseerd ‘links front’ waarin men alleen de pispaal zal zijn.

Voetnoten

[1] Blz 137 van het verkiezingsprogramma: ‘Wir fordern die Auflösung der NATO und ihre Ersetzung durch ein kollektives Sicherheitssystem unter Beteiligung Russlands, das Abrüstung als ein zentrales Ziel hat.’ (‘We eisen de ontbinding van de NAVO en de vervanging ervan door een collectief veiligheidssysteem onder  deelname van Rusland, met ontwapening als centrale doelstelling;’). Bovendien stelt het verkiezingsprogramma dat Die Linke ‘in elke politieke configuratie’ en onafhankelijk van het al dan niet uittreden van Duitsland uit de NAVO, zal opkomen voor de uittrede uit de militaire structuren van de NAVO en het verlaten van het oppercommando ervan.