De Wereldbank en de systematische plundering van Afrika
Nieuw bewijs van de systematische plundering van Afrika, van een steeds schizofrenere wereldbank. Een gloednieuw rapport van de Wereldbank, The Changing Wealth of Nations 2018, biedt bewijs van hoeveel arme Afrika wordt dankzij de ongebreidelde winning van delfstoffen, olie en gas. Toch blijft het beleid en de praktijk van de Bank gericht op afdwingen van de terugbetaling van buitenlandse leningen en de repatriëring van winsten van transnationale ondernemingen (TNC’s), waardoor de plundering blijft doorgaan.
(Door Patrick Bond. conterpunch.org Foto: Ashraf Hendricks groundup.org)
(De vertaling is van globalinfo.nl, die daar alleen maar mee door kan gaan als er genoeg donateurs steun geven)
Een centraal element in de “boekhouding van natuurlijk kapitaal”van de Bank is de “Adjusted Net Savings” (ANS)-maatstaf voor veranderingen in economische, ecologische en educatieve rijkdom. Dit verdient zonder meer de voorkeur boven “Bruto nationaal inkomen” (BNI, een ondergeschikte variant van het bruto binnenlands product), waarin geen rekening wordt gehouden met uitputting van niet-hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen en vervuiling (om nog te zwijgen over onbetaalde werk door vrouwen en gemeenschap).
In haar laatste wereldwijde onderzoek (met gegevens over 1990-2015) concludeert de Bank dat Sub-Sahara Afrika jaarlijks ongeveer $ 100 miljard ANS verliest omdat het “de enige regio is met periodes van negatieve niveaus – gemiddeld een negatieve 3% van het BNI in het afgelopen decennium – suggererend dat zijn ontwikkelingsbeleid nog niet voldoende duurzame economische groei bevordert … Het is duidelijk dat de uitputting van natuurlijke hulpbronnen een van de belangrijkste oorzaken is van negatieve ANS in de regio.”
De Bank vraagt: “Hoe verhoudt Sub-Sahara Afrika zich tot andere regio’s? Niet gunstig. “In tegenstelling tot de verderfelijke “Africa Rising”-mythologie was de daling van de ANS voor Sub-Sahara Afrika het grootst in de periode 2001-09 en 2013-15.
Andere regio’s in de wereld scoorden sterk positieve ANS-stijgingen, van tussen de 5 en 25 procent. Rijkere, hulpbronintensieve landen zoals Australië, Canada en Noorwegen hebben positieve ANS-hulpbronresultaten, deels omdat hun TNC’s winsten terugbetalen aan aandeelhouders in hun eigen land.
Het smash-and-grab ‘ontwikkelingsbeleid’ in Afrika, gericht op het aantrekken van buitenlandse directe investeringen is, zoals zelfs de bank stelt, nu contraproductief: “Vooral voor hulpbronnenrijke landen wordt de onttrekking van natuurlijke hulpbronnen vaak niet gecompenseerd door andere investeringen. De waarschuwingen die door negatieve ANS in veel landen en in de regio als geheel worden gegeven, mogen niet worden genegeerd.”
Zulke waarschuwingen – waaronder de Gaborone-verklaring van 2012 door tien Afrikaanse regeringen – worden inderdaad grotendeels genegeerd en om een eenvoudige reden laat de Bank doorschemeren: “De [ANS] maatstaf blijft erg belangrijk, vooral in landen die rijk zijn aan hulpbronnen. Het helpt bij het bepleiten van investeringen in diversificatie om export en sectorale groei buiten de hulpbronnensector te bevorderen.”
Afrika heeft dringend behoefte aan diversificatie, maar regeringen van de door hulpbronnen geteisterde landen worden in plaats daarvan overmatig beïnvloed door de intentie van de TNC tot extractie. Zelfs binnen de Bank is dergelijke vooringenomenheid duidelijk, zoals het geval van Zambia laat zien.
Zambia’s verdwenen koper
Vorig jaar wees de Bank Zambia de belangrijkste pilot-landenstudie toe in het kader van het project “Wealth Accounting and Valuation of Ecosystem Services” (WAVES). Zambiaanse bossen, wetlands, landbouwgrond en watervoorraden werden beschouwd als de ‘prioriteitsrekeningen’ (priority accounts). Wat opmerkelijk ontbrak was koper, het belangrijkste bestanddeel van de natuurlijke rijkdom van Zambia.
Werd koper opzij geschoven in WAVES omdat anders een dergelijke boekhouding een aanzienlijk nettoverlies zou vertonen? Een schatting van de Bank van de jaarlijkse bijdrage van koper aan de afnemende rijkdom aan mineralen in Zambia, hield het tien jaar geleden op een enorme 19,8 procent van het BNI. Als dergelijke gegevens breed zouden worden besproken, dan zou het een heroverweging in Zambia’s wanhopige privatisering van mijnen en de uitvoer van onbewerkt erts tot gevolg hebben.
Natuurlijk werken de meeste medewerkers van de Wereldbank niet in het belang van de Zambia, maar in het belang van andere internationale banken en TNC’s. Dit dwingt hen de schaarse buitenlandse deviezen van Zambia uit te knijpen: ten eerste, zodat TNC’s winst naar huis kunnen afvoeren en ten tweede, opdat Lusaka leningen terugbetaalt, ongeacht hoe onbetaalbaar en hoe corrupt de lenende regering ook is. Terugbetaling is nu vooral moeilijk, aangezien de koers van de kwacha daalde van rond de 1 voor 1 US $ in de jaren 1990 tot ongeveer 5 voor 1 US $ van 2003-15, en daarna verder zakte tot 9-12 / US $.
Van 2002-2008 kwam de Zambiaanse regering onder leiding van Levy Mwanamasa (1948-2008) onder zware druk te staan van de Wereldbank om de meest waardevolle staatsactiva te verkopen om oudere leningen terug te betalen, inclusief die van zijn corrupte voorganger, Frederick Chiluba (1943-2011). Die schuld had moeten worden afgewezen en geannuleerd.
Zelfs toen, toen hij de grootste kopermijn van Afrika in Konkola verkocht, had Mwanamasa ervoor gezorgd dat minstens 400 miljoen dollar naar de schatkist van Zambia ging. Maar de koper, Vedanta-topman Anil Agarwal, zat gemeen lachend op te scheppen op investeringsconferentie in 2014 in Bangalore, India, dat hij Mwanawasa misleidde tot het accepteren van slechts $ 25 miljoen. “Dat was negen jaar geleden en sindsdien heeft het ons elk jaar minimaal $ 500 miljoen tot $ 1 miljard opgebracht.” (Agarwal is nu bezig Anglo American’s Zuid-Afrikaanse mijnbouwactiva te kopen, nadat ze in 2016-17 al 20 procent van het bedrijf hadden gekocht).
Tegen de plundering van Afrika: top-down of bottom-up?
Zambia is niet de enige. De bank meldt dat in de periode 1990-2015 veel Afrikaanse landen te kampen hebben met enorme ANS-krimp (een proces dat ‘dissaving’ wordt genoemd als een beleefd substituut voor ‘plunderingen’), waaronder Angola (68 procent), de Republiek Congo (49 procent) en Equatoriaal Guinee (39 procent). Omdat de grondstoffenprijzen een piek bereikten in de supercyclusperiode van 2007-14, was de uitputting van hulpbronnen de belangrijkste factor voor de krimp van de Afrikaanse rijkdom.
Wat gedaan kan worden? Er zijn eigenlijk maar twee manieren om de opname van Afrikaanse rijkdom door TNC’s aan te pakken: bottom-up door extractie te blokkeren met directe actie, of top-down door middel van hervormingen.
De futiliteit van de laatste wordt geïllustreerd door de Alternative Mining Vision (AMV) uit 2009 van de Afrikaanse Unie. Daarin wordt verklaard (zonder enige verwijzing naar uitputting van de natuurlijke hulpbronnen), “het belangrijkste middel om lokaal kapitaal op te bouwen, zijn de buitenlandse hulpbronneninvesteerders – TNC’s – die over het vereiste kapitaal, vaardigheden en expertise beschikken”
De Zuid-Afrikaanse activist Chris Rutledge verzette zich vorig jaar tegen deze neoliberale logica in een rapport van ActionAid: The AMV: Are we repackaging a colonial paradigm? (De AMV: Zijn we een nieuw koloniaal paradigma aan het verpakken?) Door modellen van maximale extractie op te voeren, staat de AMV opnieuw in directe tegenstelling tot onze eigen prioriteiten om te zorgen voor veerkrachtige samenlevingen en klimaatrechtvaardigheid te verzekeren. Het gaat ook ronduit in tegen elke vorm van ‘Free Prior and Informed Consent’ (de regel dat getroffen bewoners geraadpleegd moeten worden en toestemming moeten geven voor dergelijke projecten, vert.). En het doet niets aan de structurele oorzaken van structureel geweld ervaren door vrouwen, meisjes en getroffen gemeenschappen.”
De eerstegenoemde strategie – verzet vanuit de gemeenschappen – zou veel effectiever kunnen zijn. Volgens een pamflet dat werd opgesteld door de kerkelijke organisatie uit Johannesburg en ‘watchdog’ voor mijnbouw Bench Marks Foundation voor de maatschappelijke organisatie Alternative Mining Indaba in Kaapstad: “Hardnekkige belangenconflicten hebben de overhand met voortdurende onderbrekingen van de activiteiten van het mijnbouwbedrijf. Het verzet tegen mijnbouwactiviteiten neemt gestaag toe met het bijbehorende conflict.”
De uitdaging van Alternative Indaba is om dit verzet te omarmen, niet terug te trekken in reformistische NGO-hulzen – en niet door te gaan met het negeren van de negatieve gevolgen van mijnbouw voor energiezekerheid, klimaat en uitputting van hulpbronnen, zoals vaak het geval is geweest.
Inderdaad, gaf de CEO van Anglo American Mark Cutifani drie jaar geleden toe dat door gemeenschapsprotesten: “Er is iets voor 25 miljard dollar aan projecten is vastgelopen of gestopt,” een verbluffende prestatie gezien het feit dat alle nieuwe mijnen over de hele wereld dat jaar op $ 80 miljard werden gewaardeerd. miljard. (Een kaart hiervan is te vinden op de Environmental Justice Atlas, http://ejatlas.org.)
Ondertussen zijn de stafmedewerkers van de Wereldbank voor leningen (los van de Changing Wealth of Nations-onderzoekers) nog steeds het slachtoffer van protesten om mijnbouw hier. Vrouwen die in de sloppenwijken van Marikana wonen, georganiseerd als Sikhala Sonke, blijven de financieringsverplichting van $ 150 miljoen aan Lonmin walgelijk vinden, dat in de periode 2007-12 bizar genoeg als als ‘beste project‘ door de Bank werd beschouwde op het gebied van gemeenschapsinvesteringen – tot het politie-bloedbad van 34 arbeiders daar tijdens een wilde staking. (Bankpresident Jim Yong Kim bezocht zelfs twee weken later Johannesburg, maar durfde het daar niet te hebben over de ‘beste case’ op mijnbouwgebied van zijn instelling.)
Andere beruchte activiteiten van de Bank in Zuid Afrika omvatten royale kredieten aan het apartheidsregime, meedogenloze promotie van de neoliberale ideologie na 1990, een corrupte $ 3,75 miljard Eskom-lening in 2010 (de grootste projectfinanciering ooit, die nog steeds de meest vervuilende kolengestookte energiecentrale financiert die ergens op de wereld in aanbouw is) en voortdurende referentieaandeelhouder-investeringen in de CPS-Net1-afzetterij van de 11 miljoen armste burgers van Zuid-Afrika die sociale uitkeringen ontvangen.
Als klap op de vuurpijl, ondanks de gênante onthullingen over de onmiskenbare uitbuiting door TNC’s in The Changing Wealth of Nations 2018, is de Bank een financiële sponsor van de African Mining Indaba van deze week in het congrescentrum van Kaapstad. Elk jaar is het de plek voor het nuttigen van lekkere hapjes en heerlijke Stellenbosch-wijnen (misschien in plaats van water in deze door klimaatcatastrofe getroffen stad) met ’s werelds meest agressieve mijneigenaren en aan hen verbonden Afrikaanse politieke elites, die daar joviaal bespreken hoe ze hun plunderingen verder kunnen vergroten.
————–
Patrick Bond (pbond@mail.ngo.za) is hoogleraar politieke economie aan de Universiteit van de Witwatersrand School of Governance in Johannesburg. Hij is mederedactuer (met Ana Garcia) van BRICS: An Anti-Capitalist Critique, uitgegeven door Pluto (Londen), Haymarket (Chicago), Jacana (Joburg) en Aakar (Delhi).
Dit artikel verscheen in februari 2108 op de website counterpunch