Ga naar de inhoud

Een nieuwe politieke tijd in Peru

Op zondag 6 juni gingen de Peruanen naar de stembus om te kiezen tussen de presidentskandidaten Keiko Fujimori en Pedro Castillo. [1] De verkiezingen vonden plaats in een gepolariseerde sfeer. Enerzijds presenteerden het Fujimorisme [2] en Peruviaans rechts – met de steun van de groepen die aan de macht zijn – zich als het alternatief om het land te redden van de ‘communistische dreiging’. Aan de andere kant had Castillo de steun van de volkssectoren die fundamentele veranderingen eisten, omdat ze genoeg hebben van de politieke klasse. [leestijd 12 minuten]

15 min leestijd

(Dit artikel van Anahí Durand werd op 29 juni gepubliceerd op Jacobin América Latina. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.  De voetnoten zijn toegevoegd door International Viewpoint) foto: twitter @OrinocoTribune)

Het was bekend dat de uitslag krap zou zijn; dat was ook al zo in 2016, toen Kucynzky [3] Fujimori met 42.000 stemmen versloeg. Maar in tegenstelling tot toen, toen twee rechtse projecten tegenover elkaar stonden, stond nu het voortbestaan van het regime op het spel. Erkenning van de overwinning van Pedro Castillo zou door de elites niet gemakkelijk worden aanvaard.

Op 15 juni, toen 100% van de stemmen was geteld, maakte het Nationaal Bureau voor Verkiezingsprocessen (ONPE) bekend dat Pedro Castillo de verkiezingen had gewonnen met 50,12% van de stemmen tegen 49,87% voor Keiko Fujimori: een verschil van meer dan 44.000 stemmen. Castillo had toen al tot president kunnen worden uitgeroepen, maar de betwisting van duizenden stemmen door de Fujimoristische partij en het gemanoeuvreer in de Nationale Kiesjury hebben dat uitgesteld. Het Fujimorisme en zijn bondgenoten probeerden het onvermijdelijke te voorkomen: het sluiten van de neoliberale politieke cyclus en het openen van een nieuwe cyclus die gunstig is voor de meerderheid van de bevolking.

Neoliberaal Peru en de cyclus die ten einde loopt (of zou moeten lopen)

Begin 1990 bevond Peru zich in een situatie van algemene crisis; het land was ingestort door hyperinflatie, subversief geweld en politieke crises. De cyclus van democratisering die in de jaren zestig was begonnen en werd gekenmerkt door het model van de invoersubstitutie en de uitbreiding van de sociale en politieke rechten die in de grondwet van 1979 werden vastgelegd, begon in een duizelingwekkend tempo te verpulveren. Op 5 april 1992 maakte Fujimori’s staatsgreep, gesteund door de strijdkrachten en de economische machtsgroepen, met autoritaire middelen een einde aan deze cyclus. Net als in Chili in 1973 werd het neoliberalisme zonder enige vorm van democratie opgelegd, met een grote dosis macht om rechten teniet te doen en het primaat van de markt te verankeren. Om de duurzaamheid van de veranderingen te garanderen, werd het model grondwettelijk vastgelegd en werd in 1993 een nieuwe grondwet aangenomen.

De neoliberale cyclus werd opgelegd, gebruik makend van de neergang van de vakbonden, volksorganisaties en linkse partijen, die door het gewapende conflict en de economische crisis waren getroffen. Er werd een regime geconsolideerd dat in politiek opzicht een technocratisch bestuur garandeerde, in economisch opzicht vooruitgang boekte door strategische sectoren te liberaliseren en in sociaal opzicht nieuwe normen op te leggen die het individualisme verheerlijkten. Onder het leiderschap van Fujimori en Montesinos [4] heeft zich een corrupte maffia genesteld, met als doel de macht van de staat te controleren en continuïteit en straffeloosheid te garanderen.

In 2000 werd Alberto Fujimori, gezien de omvang van de corruptieschandalen, uit zijn functie ontheven. Maar in plaats van verzwakt te zijn door de politieke crisis, is het neoliberalisme nieuw leven ingeblazen, aangemoedigd door de hoge grondstofprijzen op de wereldmarkt. Democratisch gekozen regeringen veranderden het regime niet en ontmantelden evenmin de corrupte netwerken van het Fujimorisme; integendeel, ze versterkten het primaire exportmodel, waarbij ze de staat bestuurden volgens dezelfde logica van het bedrijfsleven dat hen winst opleverde.

Tegelijkertijd kwamen de uitdagingen voor het neoliberalisme tot uiting in zowel de sociaal-ecologische conflicten met boerengemeenschappen en inheemse gebieden die werden geconfronteerd met de opmars van het grootkapitaal als in de electorale arena, waar kritische opties terrein wonnen (zoals Humala in 2011 [5], hoewel hij zijn programma voor verandering al snel in de steek liet, of Verónika Mendoza in 2016 [6]).

De hegemonie van het neoliberale regime verzwakte in 2018 nog verder  door de beschuldigingen van corruptie in de zaak-Odebrecht [7]. De betrokkenheid van de gehele politieke klasse bij omkoperij, gesjoemel met aanbestedingen en andere misdrijven heeft voormalige presidenten en plaatselijke en gerechtelijke autoriteiten ten val gebracht en tot publieke verontwaardiging geleid. Het aftreden van Kucinzky, de reorganisatie van de Nationale Raad voor Justitie en de daaropvolgende sluiting van het Congres creëerden een crisis van grote omvang waarin bijna alle geledingen van de staat instortten.

Maar het neoliberalisme overleefde, gesteund door twee fundamentele pijlers: het instituut van het presidentschap en sociale acceptatie. Het was de pandemie die op deze twee niveaus de genadeslag bracht. Ten eerste heeft het vertrek van voormalig president Vizcarra in november 2020 [8] door een door particuliere belangen gedomineerd Congres geleid tot een massale reactie van de bevolking op straat, waardoor een staatsgreep werd voorkomen, maar Sagasti wel een zwakke overgangspresident werd.

Ten tweede heeft het gezondheidsdrama van de pandemie (met zijn gevolgen op economisch gebied) een verwoeste samenleving aan het licht gebracht. Nalatigheid van de staat, de woekerpraktijken van klinieken, het monopolie op zuurstof, het faillissement van kleine bedrijven en de miljoenen informele arbeiders die de lockdowns niet konden overleven, deden de honger en de armoede toenemen en verzwakte de sociale hegemonie die het model in stand had gehouden. Het in 1992 opgelegde neoliberale regime was op alle fronten aan het instorten en de resultaten van de presidentsverkiezingen van 2021 hebben dit bevestigd.

​​​​​​​Om te beginnen: een regering voor de meerderheid

Pedro Castillo won vooral met de stemmen van Peruanen die verandering verwachten. Het was ook een identiteitsstem, minder ideologisch en meer wraakzuchtig, die zich identificeerde met de leraar die twee minimale salarissen krijgt, die aangepakt wordt als hij protesteert en als onbekwaam of gevaarlijk wordt beschouwd. Hij won met alles tegen hem: economische machtsgroepen, de media en ook de decadente intelligentsia onder leiding van de schrijver Mario Vargas Llosa, Fujimori’s vroegere vijand.

Hoewel Castillo zijn alliantie verbreedde door een compromis te sluiten met Verónika Mendoza, een beroep te doen op erkende professionals en een liberale ‘anti-Fujimori’ sector naar voren te schuiven, stelde niets de elites gerust. Die volhardden in een anticommunistische kruistocht met nepnieuws, racistische beledigingen en verzinsels over de catastrofe die zijn regering zou betekenen. Erger nog, nadat de ONPE klaar was met het tellen van de stemmen, hebben Fujimorismo en zijn bondgenoten een staatsgreepstrategie ingezet die de verkiezingsresultaten negeert en het uitroepen van Castillo tot president wil verhinderen.

Hoewel de wanhoop van rechts door het nadrende einde van de syclus duidelijk is, is de vraag nu hoe dit nieuwe politieke moment eruit zal zien. Men zou kunnen stellen dat er nu al een andere tijd aan het ontstaan is, die bepaald zal worden door Castillo’s aanpak en de mensen waarmee hij zich omringt. In tegenstelling tot Humala heeft Castillo een volksachtergrond, vakbondservaring en een links gevoel, maar hij is ook een kleine boer en ondernemer, wat van invloed is op het pragmatisme, de onderhandelingsvaardigheden en het gevoel voor kansen waarmee hij campagne heeft gevoerd en die heeft gewonnen.

Dit plebejische en pragmatische profiel komt ook tot uiting in de kring rondom hem, die een voorbode zou kunnen zijn van een nieuw kabinet. Aan de ene kant staat de linkse cirkel: Peru Libre [9], de regionale linkse partij die hem tot president heeft gemaakt en die, samen met Nuevo Peru [10] en andere krachten, gecoördineerd zal moeten optreden om de tenuitvoerlegging van de beloofde veranderingen te bevorderen, vooral in de economie en met betrekking tot het grondwetgevend proces. Maar er zijn ook groepen – en vooral individuen – van verschillende politieke kleur, die de professor opportunistisch hebben benaderd, gebruik makend van verwantschaps- of territoriale netwerken. Ze willen, samen met sectoren van politiek en zakelijk rechts, de doorvoering van substantiële veranderingen neutraliseren en profiteren van een presidentieel bestuur dat vergelijkbaar is met het vorige.

De vraag is welke maatregelen Castillo zal kunnen nemen om een nieuwe cyclus te beginnen, onder druk gezet als hij nu is door een rechtse staatsgreep, door het ontbreken van een parlementaire meerderheid en door de centristische verleiding. In de eerste plaats zal hij ervoor moeten zorgen dat hij aan de macht blijft, door degenen die niet op hem hebben gestemd te overtuigen evenals degenen die dat wel hebben gedaan. Dit impliceert de versterking van een eerste politiek-sociale kring van linkse en progressieve mensen die openstaan voor het centrum, wat ook zal helpen om de ongunstige krachtsverhoudingen in het Congres te veranderen.

Een nieuwe cyclus kan ook versterkt worden door de uitvoering van concrete veranderingen ter verbetering van de levensomstandigheden van mensen, waarbij voorrang wordt gegeven aan gezondheid en economische heropleving door het scheppen van werkgelegenheid. Daartoe is het van essentieel belang de inkomsten van de overheid te vergroten met maatregelen zoals de nationalisatie van gas of de belasting op mijnbouwwinsten, wat ook relevant zou zijn voor het herstel van de soevereiniteit en het nationale project.

Het zal ook van essentieel belang zijn om het constituerende proces op gang te brengen, waarbij de burgers worden betrokken bij een initiatief om handtekeningen te verzamelen voor een raadpleging in een referendum over de vraag of ze al dan niet instemmen met een nieuwe grondwet die het resultaat is van een constituerende vergadering. Het constituerend proces zou een groot nationaal debat bevorderen en de bespreking en goedkeuring van deze nieuwe grondwet zal hopelijk de uitdrukking zijn van een plurinationale en paritaire vertegenwoordiging. Het zou het ook mogelijk maken een nieuwe cyclus te bevestigen, met een staat die rechten, herverdeling en sociale rechtvaardigheid garandeert.

​​​​​​​Epiloog: een onderbreking van monsters

Gramsci zei dat ‘de crisis bestaat uit het feit dat het oude nog niet klaar is met sterven en het nieuwe nog niet klaar is met geboren te worden’, en dat in dit interregnum monsters ontstaan. Het is juist nu, in dit interregnum dat er in Peru gevaarlijke monsters opkomen. Zo valt de opkomst op van reactionair, racistisch en gewelddadig extreemrechts, naar het voorbeeld van Bolsonaro in Brazilië of Vox in Spanje.

Terwijl (neo)liberalen en extreemrechts in de tweede ronde samen het Fujimorismo steunden, distantiëren ze zich nu weer. Keiko is in discrediet, wat versterkt werd door haar banden met Vladimiro Montesinos, die vanuit de gevangenis weer coördinerend per telefoon opdook om de verkiezingsuitslag te veranderen. Geconfronteerd met de verbijstering van de (neo)liberalen die hun lot aan het Fujimorisme hebben verpand, is de sterkste sector die van extreem rechts onder leiding van Rafael López Aliaga [11], die steun heeft van de hogere klassen en de volkse stedelijke sectoren van Lima en die zich voedt met het conservatisme en de anti-linkse strijdlust die tijdens de campagne zijn aangewakkerd.

Aan de andere kant staat een gespannen maatschappij en een ijle atmosfeer, gevoed door het Fujimorisme en zijn bondgenoten. Naast de massale mobilisaties van aanhangers van Castillo en ook van het Fujimorisme gedurende drie opeenvolgende weken, waren er gewelddadige acties waarbij de verkiezingsautoriteiten werden lastiggevallen, brieven waarin ex-militairen opriepen tot een staatsgreep, aanvallen op ronderos [zie noot 1] en leraren en tenslotte de fysieke aanval op het hoofd van de ONPE.

Bij dit alles hebben de media een rampzalige rol gespeeld: dat is het geval met Grupo El Comercio, die zijn redactionele lijn volledig ondergeschikt heeft gemaakt aan het Fujimorisme, en het televisiestation Willax, met zijn machinerie van nepnieuws, angstzaaierij en laster. De sociale netwerken fungeerden ook als bolwerk van desinformatie en waren functioneel voor de standpunten die door de machthebbers werden geformuleerd om de overwinning van Castillo ongeldig te verklaren.

Het openen van de weg naar een veranderingsproces is een moeilijke taak. Het slagen ervan zal in grote mate afhangen van de wil en de opstelling van de politieke actoren in de regering, het beheer van allianties en tegengewichten met andere democratische sectoren, maar vooral het streven naar consolidatie van een politieke en sociale basis om deze veranderingen te steunen en te verdedigen.

In een samenleving als die van Peru, met zwakke politieke partijen, een gefragmenteerd sociaal weefsel en maffia’s die zich in het overheidsapparaat hebben genesteld, zal overheidsoptreden van essentieel belang zijn om de neoliberale structuren te ontmantelen (bijvoorbeeld bij het beheer van de natuurlijke hulpbronnen, de belastinghervorming of het pensioenstelsel). Maar overheidsoptreden zal onvoldoende zijn als het gebeurt achter de ruggen van de mensen die voor verandering hebben gestemd. Het zal dus van essentieel belang zijn de burgers en hun verschillende organisaties – of het nu gaat om boerengemeenschappen, inheemse volkeren, buurtorganisaties, handelsverenigingen of andere – bij de zaak te betrekken, zodat ze zich inzetten voor de verdediging van hun rechten.

Deze nieuwe tijd is omstreden en vatbaar voor onvoorziene omstandigheden. Wat we hopen is mogelijk, hoewel het misschien niet zal worden gerealiseerd. Maar zoals Alberto Flores Galindo zou zeggen, ‘er is ruimte voor hoop’. [12]

Noten

[1] José Pedro Castillo Terrones komt uit een arme boerenfamilie. In zijn jeugd was hij rondero (naar de naam van de zelfverdedigingsgroepen van boeren die in het noorden van het land streden tegen de veediefstallen). Hij is sinds 1995 leraar in Puña, vakbondsman en een van de leiders van de lerarenstaking die in 2017 bijna drie maanden duurde. Kandidaat van de radicaal linkse partij Perú Libre, waarvan hij geen lid is. Hij werd op 28 juli 2021 beëdigd als president van de Republiek Peru.

[2] Genoemd naar Alberto Fujimori, president van Peru van 1990 tot 2000, die naar Japan vluchtte toen zijn herverkiezing in 2000 op de helling kwam te staan, vervolgens naar Chili, in 2004 door Transparency International genoemd als een van de tien meest corrupte voormalige staatshoofden, in 2007 op verzoek van de Peruaanse justitie uitgeleverd aan Chili, in 2009 door de rechtbank van Lima veroordeeld tot 25 jaar gevangenisstraf wegens misdaden tegen de menselijkheid en tot 7,5 jaar wegens verduistering van overheidsgelden, op 24 december 2017 gratie verleend door president Pedro Pablo Kuczynski. Op 3 oktober 2018 werd zijn gratie nietig verklaard door rechter Hugo Nuñez en uiteindelijk werd hij op 24 januari 2019 teruggestuurd naar de gevangenis. Er stonden hem nog meer processen te wachten, waaronder een voor zijn beleid van gedwongen sterilisatie van inheemse vrouwen in de jaren negentig. Keiko Fujimori, een verslagen kandidaat in de presidentsverkiezingen van 2021, is zijn dochter.

[3] Pedro Pablo Kuczynski, president van Peru (2016-2018). Beschuldigd van corruptie en bedreigd met impeachment, trad hij af als president op 23 maart 2018, aan de vooravond van de stemming in het Congres. In 2019 gearresteerd in verband met het Odebrecht-schandaal staat hij onder huisarrest.

[4] Vladimiro Montesinos, militair en advocaat, stond aan het hoofd van de inlichtingendiensten onder Fujimori’s presidentschap. Hij werd tweemaal veroordeeld voor misdaden tegen de menselijkheid (tweemaal 25 jaar gevangenisstraf) en voor wapenhandel tot 10 jaar gevangenisstraf.

[5] Ollanta Moisés Humala Tasso, militair officier, oprichter van de Peruaanse Nationalistische Partij, tegen Keiko Fujimori verkozen tot president van Peru (2011-2016) met steun van links aan het hoofd van de Gana Perú-alliantie, hij voerde een neoliberaal beleid en werd, beschuldigd van corruptie, in 2017 gevangen gezet, een jaar later vrijgelaten na een verzoek om habeas corpus. Kandidaat in 2021, hij haalde 1,6 procent van de stemmen.

[6] Verónika Mendoza, een Frans-Peruaanse psychologe, eerste leider van de jeugd van de Peruaanse Nationalistische Partij, afgevaardigde van Gana Perú, die zij in 2012 verliet om te protesteren tegen de repressie tegen stakers. Als activiste van de Movimiento Sembrar (radicaal links) was ze in 2016 presidentskandidaat voor de Frente Amplio (linkse alliantie) en werd ze derde met 18,74 procent van de stemmen. In 2017 nam ze deel aan de oprichting van de partij Nuevo Perú, waarvan ze voorzitter was. In 2021 stelde ze zich kandidaat voor het presidentschap namens Juntos por el Perú (feministisch, anti-imperialistisch); ze behaalde 7,9 procent van de stemmen en steunde Pedro Castillo in de tweede ronde.

[7] Organização Odebrecht, opgericht in 1944, is een Braziliaans bedrijf dat wereldwijd actief is in de bouw, petrochemie, defensie en technologie, transport en logistiek, brandstof en andere sectoren. In november 2014 stond het in het middelpunt van een grootschalige corruptie- en witwaszaak, waarbij het ervan werd beschuldigd minstens 3 miljard dollar te hebben betaald aan politieke leiders op drie continenten. De CEO, Marcelo Odebrecht, werd in 2016 veroordeeld en zit tien jaar gevangenisstraf uit (strafvermindering voor het toegeven van schuld en het leveren van bewijs tegen andere verdachten).

[8] Martín Alberto Vizcarra Cornejo was vicepresident van de republiek onder het presidentschap van Kuczynski, die hij na diens aftreden opvolgde. Zonder meerderheid in het Congres werd hij door de voorzitter van het Congres, Manuel Merino (rechts), herhaaldelijk beschuldigd van corruptie en uiteindelijk op 9 november 2020 afgezet (met 105 stemmen voor, 198 tegen en 4 onthoudingen). De aankondiging van zijn afzetting leidde in de dagen die volgden tot grootschalige demonstraties – de grootste in Peru in twee decennia – in de hoofdstad en de belangrijkste steden van het land. Manuel Merino volgde hem de volgende dag op, maar moest op 15 november 2020 aftreden en maakte plaats voor Francisco Sagasti (centrist) als overgangspresident.

[9] Perú Libre is een linkse politieke partij, opgericht in 2007, die zichzelf omschrijft als socialistisch en marxistisch-leninistisch en zich situeert in het gedachtegoed van José Carlos Mariategui. De partij maakt deel uit van het Forum van Sao Paulo en behaalde bij de parlementsverkiezingen van 2021 13,4 procent van de stemmen (37 parlementsleden).

[10] Nuevo Perú, een radicaal linkse partij, opgericht in 2017 door 500 activisten en voorgezeten door Verónika Mendoza. Bij de parlementsverkiezingen van 2021 vormde ze de coalitie Juntos por el Perú met de Humanistische Partij, de Communistische Partij, de Communistische Partij van Peru-Patria Roja en de Beweging voor Socialisme. Deze coalitie behaalde 6,63 procent van de stemmen (5 parlementsleden).

[11] Rafael López Aliaga, zakenman, lid van Opus Dei, presidentskandidaat in 2021 namens de extreem-rechtse partij Popular Renewal. Hij behaalde 11,75 procent van de stemmen.

[12] Alberto Flores Galindo (1949-1990), Peruviaans historicus en links journalist, die La agonía de Mariátegui. La polémica con la Comintern (1980) en Buscando un Inca: Identidad y utopía en los Andes (1986) schreef.

Dit artikel werd op 29 juni gepubliceerd op Jacobin América Latina. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.  De voetnoten zijn toegevoegd door International Viewpoint.