Ga naar de inhoud

EU-grondwet: De schijnoverwinning van 1 juni 2005

Op 1 juni van dit jaar drukte ruim zestig procent van de deelnemers aan het Grondwet referendum de “nee” toets in. Een document dat – net als in andere Europese lidstaten – kon rekenen op een overweldigende steun van de regering, grote politieke partijen en maatschappelijke organisaties, werd tot verbazing van velen naar de prullenbak verwezen. Is de verwerping van de Grondwet een overwinning voor links?(1) En wat te denken van de “Brede Maatschappelijke Discussie” over de toekomst van het Europese project, die binnenkort moet losbarsten?

31 min leestijd
Placeholder image

Dit stuk is overgenomen van de website van Eurodusnie: Geen Paniek! Geschreven door David Vervoort op dinsdag, 27 september 2005. Onder het stuk staat een reactie van Willem Bos, destijds actief in het Comité Grondwet Nee

Campagne tegen de Grondwet

In de loop van het voorjaar van 2005 tekenden zich in Nederland de krachtsverhoudingen af rond het referendum over de Europese Grondwet. Alle grote maatschappelijke organisaties en alle grote politieke partijen stelden zich, zoals verwacht, achter de Grondwet op. Dit leidde tot de merkwaardige situatie dat de bevolking formeel gezien weliswaar de keuze had tussen twee opties – voor of tegen stemmen – maar dat door vrijwel alle politici en deskundigen werd verkondigd dat er eigenlijk maar één zinnige keuze was, namelijk voor stemmen. Wie dit niet deed, zo werd op allerlei manieren duidelijk gemaakt, was niet goed bij z’n hoofd of poogde het land in de ellende te storten. Tegenstanders werden uitgemaakt voor nationalistisch en conservatief, volgens een tegenwoordig zeer populaire logica: wie tegen neoliberale hervormingen is, houdt de ‘vooruitgang’ tegen en leeft dus in het verleden. Ook bij de recente verkiezingen in Duitsland was deze logica weer springlevend.

Tegenstanders van de Grondwet

Net als in andere lidstaten waar een referendum werd gehouden kwamen de tegenstanders in Nederland zowel van de linker- als de rechterkant van het politieke spectrum. Rechtse tegenstanders waren te vinden in kringen van de kleine christelijke partijen, de restanten van de LPF en Geert Wilders. De belangrijkste argumenten uit deze hoek waren soevereiniteits- en identiteitsverlies gekoppeld aan angst opgeslokt te worden door “Brussel”, en verzet tegen een mogelijke aansluiting bij de EU van Turkije; een punt dat feitelijk maar zeer indirect met de Grondwet te maken had.
Krachtiger dan deze rechtse tegencampagne was de tegencampagne van de SP. De SP ageerde tegen het “neoliberale” karakter van de Grondwet, gekoppeld aan een hele reeks deelpunten: de Grondwet zou onvoldoende vooruitgang bieden in democratisch en ecologisch opzicht, zou ons sociaal stelsel bedreigen en ons opzadelen met een ‘peperduur’ Europees leger. Een ander deel van de SP-kritiek kwam echter in grote lijnen overeen met die van de rechtse tegenstanders: er werd ingespeeld op de angst voor soevereiniteitsverlies door een kaart van Europa met een uitgegomd Nederland te verspreiden, want Nederland dreigde volgens de SP een “machteloze provincie van een oppermachtige Europese Unie” te worden (2). In de Tweede Kamer, een dag na het referendum, bepleitte Van Bommel van de SP “geen verdere overdracht van macht van de natie-staat naar Brussel”(3). Ook het punt van Turkije werd door de SP deels overgenomen. In HP de Tijd sprak van Bommel over een land “waarvan het grootste deel niet in Europa ligt en waarvan je weet dat het in cultureel opzicht ver van het Europese gemiddelde af ligt (4), en eiste hij een referendum over een eventuele toetreding van Turkije tot de EU. Ook trok de SP de anti-grondwetcampagne de populistische kant op door posters op te sieren met de leuze “SP. Minder politiek”, door in radiospotjes te klagen over “miljoenen euro’s belastinggeld” die door de regering in de campagne werd verspild, en door de frustratie over de te dure euro nog eens op te warmen. Het progressieve “Comite Grondwet Nee”(5) kwam met een meer inhoudelijke kritiek op de Grondwet op allerlei deelpunten, maar werd in de media volledig overschreeuwd door de steeds sentimenteler wordende campagne van de SP.

Na het referendum: het grote interpreteren

Veel mensen hadden in het vroege voorjaar van 2005 nog het idee dat het referendum nauwelijks stof zou doen opwaaien en dat de Grondwet, net als in Spanje, zonder problemen zou worden ‘goedgekeurd’ door de bevolking (6). Het liep heel anders: mede als gevolg van een verbijsterend slechte campagne van de voorstanders van de Grondwet, schaarden steeds meer kiezers zich in het ‘nee’ kamp.
Na de verpletterende nee-stem van 1 juni begon de strijd om de uitleg van de nee-stem en over welke consequenties deze zou moeten hebben. Vanuit progressieve kant waren er uiteraard opgetogen geluiden te horen en trok men de overwinning naar zich toe. “Het nee tegen de Grondwet biedt links kansen” schreven Leo Platvoet (GL), Tiny Kox (SP) en Diederik Samsom (PvdA) enkele weken na het referendum (7). Er zouden nu meer kansen liggen voor een “socialer, groener en democratischer Europa”. Attac-Nederland was zeer positief over het progressieve karakter van de nee-stem: “De Franse en de Nederlandse afwijzing van het constitutionele verdrag (…) komen neer op een regelrechte veroordeling van de neoliberale politiek” schreef Attac korte tijd na het referendum, en men sprak juichend over de “immense hoop voortvloeiend uit de nederlaag die het neoliberalisme op 29 mei en 1 juni is toegebracht” (8). Willem Bos van het Comite Grondwet Nee sprak eveneens van een “belangrijke overwinning” en een “overduidelijke stem tegen het neoliberale project” (9). Ook Eurodusnie interpreteerde de uitslag als een “nee tegen een neoliberaal Europa”, hoewel hier wel aan toegevoegd werd dat “de Europese Unie (..) ook zonder Grondwet gekenmerkt blijft worden door een kortzichtige neoliberale ideologie, een bekrompen eurocentrisme en een armzalige democratische structuur” (10). De rechtse tegenstanders van de Grondwet claimden uiteraard ook hun overwinning. Wilders zei trots te zijn op de Nederlandse bevolking, die voor “Hollandse helderheid” had gekozen, en ook de Christenunie en LPF roemden de verstandige keuze van de kiezer.

Bij de voorstanders van de Grondwet was er vooral verwarring over de uitslag. Sommige deskundigen mikten op een “overdaad aan angst en onwetendheid” bij de nee-stemmers, die heimwee zouden hebben naar de klassieke verzorgingsstaat (Herman Wijffels), anderen dachten dat Europa “slecht uitgelegd” was door de voorstanders (Minister Bot); er zou sprake zijn van “haat tegen de politieke klasse” (Sophie in ’t Veld, D66) of “arrogantie van het ja-kamp” (Agnes Jongerius, FNV). Wouter Bos sprak voorzichtiger van “onvoldoende vertrouwen (..)in het tempo en de richting van de Europese samenwerking”(11). Balkenende zag de nee-stem vooral als teken om terug te keren in de nationale loopgraven en op de centen te gaan zitten: “Nederland zal zijn positie scherper moeten verwoorden en zijn belangen nadrukkelijker moeten behartigen”. De Europese top van half juni mislukte mede omdat Nederland zelfs met een korting op haar EU-bijdrage van 600 miljoen euro geen genoegen nam, zelfs toen de nieuwe lidstaten aanboden om af te zien van een deel van hun regio-steun. Chirac sprak van “dikke, volgevreten landen” die de top deden mislukken (12).
Kort na de dubbele nee stem ontstond in sommige lidstaten zelfs even een discussie over mogelijke afschaffing van de euro en het in ere herstellen van de oude nationale valuta, maar dit weinig realistische idee verdween al snel weer in de lade.

Complexe nee-stem

Het is natuurlijk begrijpelijk dat iedereen de voor hem of haar gunstigste interpretatie aan de uitslag van het referendum trachtte te geven. De nee-stem zat echter een stuk ingewikkelder in elkaar dan door veel mensen gesuggereerd werd. Opvallend was dat de achterban van de grote politieke partijen veelal anders stemde dan de partijleiding. Bij de PvdA was het establishment voor; de achterban in grote meerderheid tegen. Ook bij D66 en Groenlinks, uitgesproken voorstanders van de Grondwet, bleek de achterban voor bijna de helft uit tegenstanders te bestaan. Uit allerlei onderzoeken die meteen na de uitslag van het referendum werden uitgevoerd, bleek vooral hoe ongrijpbaar de motivatie van de nee-stem was. Willem Bos van het Comite Grondwet Nee stelde terecht dat de ja-stem overwegend kwam van hen “die profiteren van de liberale vrije-markteconomie”, terwijl de nee stem meestal kwam van hen die daar de dupe van zijn (13). Bijna verheugd constateerde hij dat er dus sprake was van een “klassenstem”. De motivatie van deze klassenstem was echter nogal diffuus, en zeker niet in de eerste plaats ‘links’. Veel mensen stemden tegen uit behoudende of nationalistische motieven. Zoals gezegd had de SP uitdrukkelijk op dit sentiment ingespeeld, maar ook de voorstanders hadden geprobeerd dit sentiment te ondervangen: Balkenende drukte tijdens de campagne, op locatie in Madurodam, de bevolking op het hart dat onze cultuur niet werd bedreigd door de Grondwet, en ook de PvdA benadrukte dat de Nederlandse identiteit “niet ter discussie staat”. Naast vrees voor identiteits- en soevereiniteitsverlies speelden de hoge kosten die Nederland zou hebben aan de Europese Unie voor veel mensen een rol, maar ook de nog steeds levende onvrede over de euro en een algehele afkeer van het kabinet Balkenende waren voor veel mensen reden om tegen te stemmen. De nee-stem was verder een teken van een al langer levende onvrede over ‘de politiek’ in Nederland. Deze onvrede uitte zich eerder in een kolossaal “wij tegen hen” sentiment tijdens de Fortuyn-revolte, en later, tijdens de vakbondsacties van de herfst van 2004, in een afkeer van de sociale afbraakpolitiek.
Een weerzin tegen het ‘neoliberale karakter’ van de Grondwet speelde voor een deel een rol bij de tegenstanders, maar verwarrend genoeg ook weer bij sommige voorstanders, die in de Grondwet juist mogelijkheden zagen om Europa socialer en ‘groener’ te maken. Zo benadrukte Groenlinks – fanatieke voorstanders van de Grondwet – het ‘groene karakter’ van het verdrag, en beweerde de PvdA dat door de Grondwet Europa juist socialer zou worden.

Geen linkse overwinning

De enige duidelijke boodschap van de ‘nee-stem’ van de Nederlandse burger was er een van misnoegen over het feit dat het Europees integratieproces een tot dan toe door het establishment geleid proces was geweest waar men niets – of enkel indirect – wat over te zeggen had gehad. Door zowel voor- als tegenstanders werd dit misnoegen gekoppeld aan ‘linkse’ of ‘rechtse’ motieven. De campagne vanuit links kon terecht blij zijn met de verwerping van de Grondwet, aangezien een verdrag waartegen men met legitieme en welomschreven argumenten geageerd had, met grote meerderheid is weggestemd. Tegelijk kan de verwerping van de Grondwet niet gezien worden als een grote linkse overwinning, temeer daar de verdragen die nu in de EU van kracht blijven hetzelfde ideologische karakter hebben als de Grondwet, en de EU nog steeds bestuurd wordt door dezelfde rechtse politici die zowel op Europees al nationaal niveau hetzelfde rechtse beleid verder ontwikkelen. Het niet doorgaan van de Grondwet op dit moment maakt wat dat betreft niet zoveel uit.

Ook kan de verwerping van de Grondwet niet gezien worden als een principiële stem tegen het Europese project en voor terugkeer naar de natie-staat. Uit een recent gepubliceerd rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau bleek opnieuw dat de Nederlandse bevolking in principe positief staat tegenover het Europese integratieproces en de Unie.(14). Nationalistisch-rechts oefent in sommige lidstaten een behoorlijke invloed uit op de discussie over het Europees integratieproces, maar haar krampachtig vasthouden aan nationale identiteit en soevereiniteit op alle terreinen is al lang een verloren strijd. Rechtse en nationalistische groepen in Polen en Turkije waren blij met de afwijzing van de Grondwet. Maar ook deze groepen bepalen niet de toon in deze landen: ook hier is een grote meerderheid van de politiek elite en de bevolking positief over de Europese Unie.
De Europese Unie wordt door de overgrote meerderheid van de bevolking van de huidige lidstaten, hoewel er natuurlijk flink over ‘Brussel’ gemopperd wordt, inmiddels wel geaccepteerd als iets dat nou eenmaal bestaat, en met uitzondering van wat extreem-rechtse relikwieën is er niemand die de euro nog zou willen terugruilen voor de gulden. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat de natie-staat nu reeds tot het verleden behoort; eerder is het zo dat bovenop het gebouw van de natie-staten een staat op Europees niveau tot stand komt met dezelfde trekken als de traditionele nationale staten. Er bestaan geen scherpe belangentegenstelling tussen de individuele lidstaten en het Europese project. In de Grondwet werd uitvoerig stilgestaan bij het belang van de nationale identiteit en het belang van de afzonderlijke natie-staten. Lag vroeger de nadruk op de nationale staten die de belangen van hun bedrijfsleven verdedigen, nu vindt er een langzame verschuiving plaats naar een Europees blok dat tegenover andere regionale concurrenten haar economische belangen verdedigd. Dit is een ontwikkeling die geheel in de lijn ligt met de kapitalistische globalisering van de wereldeconomie en door vrijwel het gehele Europese establishment wordt gesteund.

Europese identiteit

Het aanmoedigen van het ontstaan van een Europese identiteit is een onderdeel van dit proces. Zowel door links als rechts worden twee componenten van deze identiteit steeds benadrukt: Europa als vreedzame, redelijke kracht in de wereld; en Europa als vertegenwoordiger van een sociale, humane variant van het kapitalisme. In beide componenten wordt een positief onderscheid gezocht met de Verenigde Staten. Het idee van Europa als vreedzame supermacht is sterk geworden na het aantreden van de ‘neocons’ in de VS en met name nadat in maart 2003 de Tweede Golfoorlog was begonnen en er een onderscheid kwam tussen ‘old’ en ‘new’ Europe. Europa zou volgens dit idee, door haar vreedzamere en meer op dialoog gerichte insteek, een noodzakelijke tegenhanger kunnen zijn van het agressieve, unilateraal optredende Amerika. Het is een idee dat niet alleen in Europa, maar ook onder progressieven in de VS enorm populair is. Of het ook realistisch is, is maar zeer de vraag. De meeste Europese lidstaten hebben de oorlogsoperaties in Irak en Afghanistan op de een of andere manier gesteund en werken sowiso met de VS samen in de NAVO. Daarnaast wordt er gewerkt aan een Europese militaire macht die in vergelijking met de VS weliswaar nog in de kinderschoenen staat, maar waarvan de uitgangspunten niet wezenlijk verschillen van de Amerikaanse militaire politiek. (15) De EU is inmiddels uitgegroeid tot een van de krachtigste politiek-economische blokken ter wereld. Het is een klassieke taak van een leger om de belangen die hieraan verbonden zijn militair te verdedigen. Het is irreëel om ervan uit te gaan dat zo’n leger zich zal beperken tot humanitaire taken of vredesacties. De mythe van Europa als ‘vreedzame macht’ wordt echter zorgvuldig in stand gehouden.

De andere component van de Europese identiteit is die van Europa als exponent van een ‘zachtaardiger’ kapitalisme, dat zich positief onderscheidt van het hard-neoliberale Amerika. In heel Europa wordt deze mythe benadrukt, met name in Frankrijk, waar zowel voor- als tegenstanders van de grondwet de vrees voor ‘veramerikanisering’ inzetten om hun argumenten kracht bij te zetten. Nu is de maatschappij in de VS in een aantal opzichten een stuk harder dan hier, maar er bestaan geen wezenlijke verschillen tussen het Amerikaanse en het Europese systeem. Toch leeft bij veel mensen het idee dat het economisch systeem in Europa van een hoogstaander orde is dan dat in de VS. De EU zou zelfs een soort pantser kunnen vormen tegen een te agressieve globalisering, of zoals Susan George meent: “Ik heb mijn hoop gevestigd op de Europeanen. Alleen zij kunnen de kapitalistische koers die de wereld vaart, keren.”(16) Ook het trio Kox, Platvoet en Samsom kunnen zich vinden in een “socialer, groener en democratischer Europa, dat op wereldschaal een humaan alternatief vormt voor het ongebreidelde machtsstreven van de VS”. Het ophemelen van het humane kapitalisme, waar zelfs het Europese bedrijfsleven aan meewerkt (17), wordt vaak ook doorgetrokken in de cultuur, waarbij het rijkere, cultureel hoogstaander Europa tegenover het barbaarse, armzalige Amerika wordt gezet. Zo pleitte Freek de Jonge bij Barend en van Dorp vurig voor de Europese Grondwet, met het argument “wij hebben een cultuur te verdedigen tegenover de VS” (18).
Het is echter een illusie dat er een enorm verschil zou bestaan tussen het ‘sociale’ Europa’ (zoals zou worden voorgestaan door o.a. Chirac en Schröder) of het harde, ‘neoliberale’ (van bv. Blair). In werkelijkheid zijn de verschillen tussen dit “Rijnlandse” en “Angelsaksische” model vrij marginaal. De neoliberale agenda wordt al 20 jaar door alle Europese regeringen uitgevoerd, ook in het Frankrijk van de zgn. meer sociale Chirac, waar de helft van de werknemers zo weinig verdient dat ze onder het niveau van de inkomstenbelasting vallen. Een werkgroep onder leiding van de sociaal-democraat Wim Kok, die de ‘Lissabon agenda’ (19) nieuw leven in moest blazen, heeft onlangs de doelstellingen van de EU voor de langere termijn nog eens uiteen gezet: naast ‘aandacht’ voor ecologische duurzaamheid, zijn dit versoepeling van de arbeidsmarkt, verbetering van het ondernemersklimaat, stimulering van de kenniseconomie en verruiming van de interne markt. De sociale stelsels zijn “uiteraard niet meer houdbaar” (20). Het is een visie die naadloos aansluit bij de neo-liberale ‘hervormings’plannen die overal in de EU worden doorgevoerd.

Wat nu?

Na de verwerping van de Grondwet op 1 juni kwam het kabinet – overigens na een motie van Harry van Bommel – op de proppen met het voornemen voor een “Brede Maatschappelijke Discussie” over Europa, inmiddels omgedoopt tot Nationale Europa Discussie’. Wat precies het doel is van deze discussie is onduidelijk; staatssecretaris Nicolai sprak mistig over “goed luisteren naar de burger”, maar ook “ontrafelen wat de burger precies beweegt als hij ergens voor of tegen is”. Bij deze discussie moet er volgens de staatssecretaris ook ruimte zijn voor “negatieve geluiden”, want “die ruimte hebben wij de bevolking dertig jaar onthouden” (21).
De praktische invulling van de Nationale Europa Discussie is nog onbekend. De VVD heeft inmiddels al verklaard de NED te boycotten omdat ze het ziet als een ‘nutteloze exercitie’.(22) Progressieve organisaties die in het voorjaar kritiek hebben geleverd op de Grondwet kunnen deze wat geforceerd overkomende discussie wellicht aangrijpen om hun kritiek op het beleid van de Europese Unie weer eens naar voren te schuiven. Hierbij moeten ze natuurlijk wel uitkijken niet voor het karretje van de regering te worden gespannen, die inmiddels heeft laten doorschemeren de Grondwet in de nabije toekomst weer tot leven te willen wekken. Volgens een recent kabinetsstuk over de EU zou dit kunnen gebeuren na afloop van de “Nationale Europa Discussie”, of anders tijdens de Europese Raad van juni 2006. (23) De meeste Europese politici zien echter wel in dat de kiezer wel erg hard wordt genegeerd als de Grondwet al zo snel weer naar voren wordt geschoven, en rekenen op een termijn van minstens twee tot drie jaar. Ook binnen de Commissie streeft men nu in de eerste plaats naar het rondkrijgen van de meerjarenbegroting en het doordrukken van de ‘dienstenrichtlijn’. (24)

Conclusie

Het ziet er naar uit dat na een afkoelingsperiode van misschien drie jaar de Grondwet, wellicht in een iets gewijzigde vorm of een ‘light’ versie, toch weer als ‘noodzakelijk’ aan te nemen verdrag aan de bevolking zal worden voorgelegd.(25) De afwijzing van de Grondwet heeft slechts geresulteerd in klein oponthoud in het voortdenderende centraliserings- en neoliberaliseringsproces in de Europese Unie, waardoor degenen die dit proces aanjagen tijdelijk een wat bescheidener toon moeten aanslaan. Tijdelijk, want bovengenoemd proces wordt door deze fanaten gezien als noodzakelijk en vanzelfsprekend: “Europa kan zich niet permitteren achterover te leunen. De concurrentie in de wereld gaat gewoon door”(Commissaris Kroes over het afwijzen van de Grondwet(26)). Linkse groepen die campagne tegen de Grondwet hebben gevoerd zouden zich frontaal tegen deze ideologie moeten opstellen, zonder hun hoop te vestigen op bepaalde progressieve fracties binnen de Unie-elite die de neoliberalisering enigszins willen afremmen of mensen willen sussen met sprookjes over een ‘sociale markteconomie’. Verder is het belangrijk een kritische opstelling in te nemen tegenover de bakerpraatjes over een sociale en vreedzame “Europese identiteit”. Het accepteren van de mythe van een ‘sociaal Europa’ of een Europese identiteit komt de acceptatie van het Europese project enkel ten goede. Tegenover de extremistische EU-ideologie van marktdenken, schaalvergroting en eurocentrisme moet een radicale agenda van anti-kapitalisme, basisdemocratie en wereldburgerschap overeind worden gehouden.

(noten)

(1) Bij de discussie over Europa versta ik onder links een politieke richting die zich niet beperkt tot deelkritiek op beleid van de Europese Unie, maar deze onderdeel maakt van een meer principiële kritiek op het uitgesproken kapitalistisch karakter van de EU (de voorgenomen vastlegging van het concurrentieprincipe in de grondwet was vanuit de EU-logica te verwachten) en het inherent anti-democratische karkater van het Europese project.
(2) http://www.sp.nl/nieuws/actie/grondwet/
(3) Van Bommel in de Tweede Kamer, 2 juni 2005.
(4) Van Bommel in HP de Tijd, 18 juni 2005
(5) http://www.grondwetnee.org
(6) Ook door de schrijver van dit artikel, zie “Strijd om de Europese Grondwet”, link
(7) “Nee tegen Grondwet EU biedt links kansen” door Tiny Kox, Leo Platvoet en Diederik Samsom, Volkskrant 25 juni 2005
(8) “Voor de democratische herijking van Europa”, Attac, https://www.globalinfo.nl/article/articleview/635/1/1
(9) “Nee! Een stem tegen het neoliberalisme”, link.
(10) “Nee tegen een neoliberaal Europa”, link
(11) zie diverse reacties in NRC Handelsblad, “reacties”, 2 juni 2005.
(12) http://www.volkskrant.nl/denhaag/1119247072149.html
(13) Volkskrant, 14 juni 2005
(14) SCP/CPB: Europese Verkenningen, zie ook Volkskrant 21 september 2005
(15) zie “Europa, een militaire reus ontwaakt?” link
(16) Milieudefensie Magazine, juni 2005
(17) FD 20/9/05 “UNICE wil burgers een sociaal Europa bieden”
(18) BvD 30-05-2005
(19) in 2000 opgesteld programma dat tot doel heeft de Europese Unie de meest concurrerende macht ter wereld te maken.
(20) NRC 9 september 2005: Roel Janssen, “De rest van de wereld wacht echt niet op Europa”
(21) Volkskrant 19 september 2005: “Ruim baan voor negatief geluid in Europa-discussie”
(22) VK 21 september 2005
(23) NRC 19 september 2005 “Kabinet schrijft grondwet EU niet af”
(24) VK 21 september 2005
(25) ter vergelijking kan gelden Denemarken, waarbij de bevolking in 1992 per referndum de ‘verkeerde’ keuze maakte over het Verdrag van Maastricht. In 1993 werd er simpelweg een nieuw referendum gehouden, en toen stemde de bevolking wel voor.
(26) nrc 2/6/2005

aanbevolen artikelen:
Bernhard Schmid, “Gegen Militarisierung und Sozialdumping, AK 496 juni 2005, http://www.akweb.de/ak_s/ak496/38.htm
Yves Coleman, “Non Event” (Metamute), link
Felix Baum, “Empire Europa”, Jungle World 15 juni 2005, link
Willem Bos, “Op weg naar een ander Europa”, Grenzeloos september/oktober 2005

Reactie:

Referendum
Echt wel een overwinning

David Vervoort schreef op de site van Eurodusnie een stuk over het Europa referendum onder de veelzeggende titel de schijnoverwinning van 1 juni. Willem Bos Рdie vanuit het Comit̩ Grondwet Nee actief was in de referendumcampagne Рis het niet met hem eens. Het was echt wel een overwinning en het geeft mogelijkheden om de strijd tegen dit neoliberale Europa verder te zetten.

Beste David,
Met veel belangstelling heb ik je stuk over het referendum gelezen. Er staan veel dingen in waar ik me volledig in kan vinden. Maar ik ben het niet eens met je conclusie dat de uitslag van het referendum van 1 juni bij nader inzien als een schijnoverwinning moet worden gezien. Als dat zo is hebben we ons voor niks ingespannen in de nee- campagne. En nog belangrijker: het stelt ook de vraag of het überhaupt wel mogelijk is om effectief strijd te voeren tegen dit neoliberale Europa. Want als de overwinning van 1 juni al binnen vier maanden een nepoverwinning blijkt te zijn, welk perspectief rest ons als linkse tegenstanders dan nog? Wat kunnen we dan nog in Europa met onze radicale agenda van antikapitalisme, basisdemocratie en burgerschap? Dat lijken me belangrijke vragen die door jouw artikel worden opgeworpen en het lijkt me zinvol daar verder over te discussiëren.

Laten we eerst eens kijken naar waar we het over eens zijn. In de eerste plaats is dat volgens mij het karakter van de voorgestelde Grondwet en de bedoeling van het hele grondwetproject. Ook door Eurodusnie werd de Grondwet terecht gezien als een uitdrukking van het neoliberale Europese project. Ook door jullie werd – zoals je zelf in je stuk schrijft – de uitslag geïnterpreteerd als een nee tegen een neoliberaal Europa, waar jullie volkomen terecht aan toevoegden dat “de Europese Unie (..) ook zonder Grondwet gekenmerkt blijft worden door een kortzichtige neoliberale ideologie, een bekrompen eurocentrisme en een armzalige democratische structuur.”
Dat lijkt mij heel juist. De bedoeling van de Grondwet was om het bestaande (neoliberale, eurocentrische, ondemocratische, militaristische enz.) karakter van de EU vast te leggen en te legitimeren. Europa had dat karakter al voordat er van een Grondwet sprake was en dat is niet veranderd. Dat was voor de referendumcampagne al duidelijk. Niemand zal gedacht hebben dat het afwijzen van de Grondwet het laten mislukken van het hele Grondwet project – op zich het karakter van Europa zou veranderen. Maar dat neemt niet weg dat het afwijzen van de Grondwet de voorstanders van het huidige neoliberale Europa in de problemen heeft gebracht en het huidige Europa in een crisis.

Dat lijkt mij winst voor de tegenstanders van dit Europa.
Natuurlijk zijn het geen onoverkomelijke problemen en is het geen onoplosbare crisis. Er is dan ook niet van een volledige of een onomkeerbare overwinning sprake. Natuurlijk niet. Maar dat is vrijwel altijd het geval. Zolang het kapitalisme en de burgerlijke staat (en de burgerlijke supranationale staat) bestaat zijn er geen definitieve overwinningen van links. Zolang er nog sprake is van de concentratie van rijkdom en macht in handen van een kleine elite zullen zij altijd proberen om iedere (deel) overwinning van links terug te draaien. Juist omdat wij als antikapitalisten ons dat realiseren geloven we niet dat allerlei kleine veranderingen voldoende zijn maar realiseren we ons dat de structuur en de wezenlijke machtsverhoudingen moeten veranderen.

Maar noch het begrip dat overwinningen zelden definitief zijn, noch het bewustzijn dat er echt structurele veranderingen noodzakelijk zijn vormen een reden om de strijd niet aan te gaan. Niet gestreden is altijd verloren en zonder enig verzet zullen de verslechteringen alleen maar erger zijn.
De overwinning van het nee is defensief van karakter (het tegenhouden van een verdere verslechtering), maar dat maakt het niet minder tot een overwinning. We hoeven ons maar voor te stellen wat er gebeurt was als er geen (of een onvoldoende) nee campagne was gevoerd. Als het ja hier en in Frankrijk had gewonnen hadden de voorstanders van dit Europa een belangrijke slag gewonnen. Dan hadden ze hun neoliberale project makkelijker door kunnen voeren en zich bij iedere weerstand kunnen beroepen op de steun van de meerderheid van de bevolking. Het nee leidt er toe dat dit Europa aan legitimiteit verliest en het verzet tegen het neoliberalisme aan legitimiteit wint.

Natuurlijk zijn er voorstanders van de Grondwet die alsnog proberen de nee stem in hun richting te interpreteren. Zalm en Balkenende doen dat evenals voorstanders uit het linkse kamp zoals Leo Platvoet (GL), en Diederik Samsom (PvdA) die samen met Tiny Kox (SP) in de Volkskrant schreven dat het nee links kansen biedt. Op zich hebben ze daarmee natuurlijk al het gelijk van de wereld, alleen uit de mond van mensen die een paar weken eerder nog betoogden dat links vóór moest stemmen klinkt het niet echt geloofwaardig. Daar zijn het politici voor denk ik dan maar. In ieder geval hoeven wij ons daardoor niet van de wijs te laten brengen. Als de draai van dergelijke mensen iets bewijst dan is het dat het nee een stap vooruit is.

Een klassenstem
Een tweede punt waar we het over eens lijken te zijn is dat de ja-stem overwegend kwam van hen die profiteren van de liberale vrije-markteconomie, terwijl de nee stem meestal kwam van hen die daar de dupe van zijn, zoals jij het samenvat. Concreet betekende dat: hoe lager opgeleid en hoe minder verdienend hoe meer nee, hoe hoger op de maatschappelijke ladder hoe meer ja. Hoe meer villawijk hoe meer ja, hoe meer arbeidersbuurt hoe meer nee. Kort samengevat heb ik dat een klassestem” genoemd.
Jij schrijft daar over: De motivatie van deze klassestem was echter nogal diffuus, en zeker niet in de eerste plaats ‘links’. Veel mensen stemden tegen uit behoudende of nationalistische motieven. Natuurlijk was die stem niet eenduidig, speelden er allerlei motieven een rol, maar het patroon is m.i. overduidelijk.
Een heel groot deel van de kiezers heeft in het referendum gestemd op een manier die (volgens ons, op basis van onze analyse) in overeenstemming is met hun feitelijke belang. De rijken, de goed opgeleiden met een hoog inkomen (degene die profiteren van de vrije markt economie) stemde overwegend voor. (Dat was hun klassestem). Een grote meerderheid van de mensen (die – volgens ons, op basis van onze analyse) de dupe zijn van de neoliberale globalisering stemden tegen. Maar dat betekent niet dat deze mensen automatisch onze analyse van het neoliberalisme of van dit Europa onderschrijven. De meerderheid van de mensen heeft gevoelsmatig, min of meer intuïtief, partij gekozen. En wel partij voor die kant waarvan ze dachten dat die het meest in overeenstemming was met hun belangen.
Natuurlijk hebben daarbij allerlei overwegingen een rol gespeeld, ook nationalistische- en behoudende motieven.
Wat betreft dat laatste denk ik overigens dat dat een problematische term is in de huidige politieke situatie. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw Рdat wil zeggen voor het doorzetten van het neoliberale offensief Рwas dat een duidelijk begrip. Wie links was was progressief, vooruitstrevend. Wie behoudend was, was rechts, was voor de bestaande orde. Maar dat ligt nu anders. De hervormers van nu zijn de Balkenendes, de Schr̦ders, de Blairs, degenen die vinden dat er steeds verder geliberaliseerd moeten worden en dat de welvaartstaat steeds verder afgebroken moet worden. Wie zich daar tegen verzet wordt door deze epigonen van het neoliberalisme inderdaad als behoudend gezien. Maar daar moeten wij als links niet aan mee doen. Ik ben tegen de aanpassing van het ziektekostenstelsel, tegen de liberalisering van de huurmarkt, tegen de privatisering van nutsvoorzieningen, tegen de identificatieplicht en nog een heleboel verslechteringen (hervormingen), maar dat betekent toch niet dat ik behoudend ben, in de zin van een voorstander van dit kapitalistische systeem.
Ook over de nationalistische motieven valt m.i meer te zeggen. Die speelde zeker een rolletje in de campagne en ik deel wat dat betreft jouw kritiek op de campagne van de SP. (Een kritiek die volgens mij ook door een niet onbelangrijk deel van de SP leden wordt gedeeld). Maar we moeten dat element niet overdrijven.
Een nationalistische benadering gaat uit van het idee dat een Nederlander een gemeenschappelijk belang heeft met andere Nederlanders onafhankelijk van hun maatschappelijke positie of opstelling. Daarbij wordt overeenkomst in taal en (in zekere mate) cultuur gelijk gesteld aan gemeenschappelijke belangen. De volgende stap is dat we geacht worden ons gezamenlijk te verzetten tegen de buitenlanders en we moeten geloven dat de problemen het gevolg zijn van het feit dat zij onze banen in pikken en dat de opkomst van China en India de groei van onze economie bedreigt. In plaats van samen met de Poolse loodgieters tegen de Bolkestein richtlijn te strijden moeten we volgens de nationalistische logica de Poolse loodgieters bestrijden, en in ieder geval beconcurreren. En in plaats van op te komen voor betere arbeidsomstandigheden en lonen en vakbondsvrijheid in India en China onze looneisen matigen om met hen te kunnen concurreren.
Dat soort nationalisme moeten we als links bestrijden (door duidelijk te maken waar het op gebaseerd is en in wiens belang het is). Maar als mensen met betrekking tot Europa aangeven dat ze er bijvoorbeeld tegen zijn dat er bevoegdheden van Nederland naar Europa overgeheveld worden, of dat ze zich zorgen maken over de Nederlandse soevereiniteit dan zit daar mijns inziens vooral iets anders achter, namelijk een algemeen gevoel dat de mensen steeds minder greep hebben allerlei ontwikkelingen. Dat er steeds meer heel ver van hun vandaan besloten wordt. Je kan dat interpreteren als een uiting van nationalisme, maar volgens mij is het vooral een uiting van de ergernis over het ondemocratische karakter van de Europese besluitvorming. Aan ons als linkse activisten is het dan vooral om dat duidelijk te maken en te voorkomen dat mensen hun heil steeds meer in nationalistische oplossingen gaan zoeken.

Een links nee?
Was het nee van de meerderheid van de Nederlandse kiezers ook een links nee? Voor een belangrijk deel hangt het antwoord op die vraag natuurlijk af van wat je als links definieert. Als je links alleen definieert als mensen die zeer bewust een stem tegen het neoliberale Europa hebben uitgebracht kan je natuurlijk niet van een links nee spreken. Tweederde van de kiezers had zich niet plotseling op 1 juni onze (linkse) opvattingen eigen gemaakt. Zo werkt dat nu eenmaal niet. Behalve een kleine politiek bewuste minderheid stemde de grote meerderheid van de mensen min of meer intuïtief voor wat zij denken dat in hun belang is, of met hun opvattingen overeenstemt.
Maar als je kijkt naar verschillende onderzoeken naar de stemmotivatie van mensen dan komt daar wel een duidelijk beeld uit.1 De nee stem kwam voor een groot deel van linkse stemmers, (althans mensen die op linkse partijen stemmen); de nee stem was voor het grootste deel niet ingegeven was door een anti-Europa houding, laat staan door nationalisme. Afkeer tegen de regering Balkenende en de houding ten opzichte van Turkije speelde slechts in beperkte mate een rol. De mensen hebben vooral gestemd tegen het asociale en ondemocratische karakter van Europa. Een dergelijke stem kan je wat mij betreft als een linkse stem zien, of in ieder geval een stem met een links potentieel.
Natuurlijk hebben ook ander motieven: met name religieuze en nationalistische motieven een rol gespeeld, maar zoals uit deze (en andere onderzoeken blijkt ) een beperkte. Dat is ook mijn indruk van de campagne. Het was een campagne waarbij allerlei aspecten aan de orde kwamen, waarbij de voorstanders van de Grondwet behoorlijk in het defensief waren en het debat zeker niet werd gedomineerd door Wilders, de LPF en andere rechtse krachten.

Gevolgen
Het nee heeft Europa in een crisis gestort met als gevolg dat niet alleen het grondwetproces, maar ook allerlei andere zaken die in de EU op de rails waren gezet haperen of zelfs afgeblazen lijken te worden.
De pro EU krachten hebben de ene fout op de andere gestapeld en ze betalen daar de politieke prijs voor. Het was een fout om met een dergelijke grondwet aan te komen; ze maakte de fout dat ze dachten dit referendum probleemloos te kunnen winnen; ; het was een fout om te proberen dat referendum met intimidatie en vals spel te proberen te winnen en het was een fout om in te stemmen met het plan voor een brede maatschappelijke discussie en om die later weer om zeep te helpen. Dat heeft er allemaal toe geleid dat dit Europa en de voorstanders van dit Europa verder in diskrediet zijn geraakt. Het leidt er toe dat dit Europa en het hele neoliberale project veel minder wordt gezien als iets onvermijdelijks, iets waar toch niets tegen te doen is.
En dat is mijns inziens het belangrijkste. Het nee in het referendum heeft heel veel mensen het gevoel gegeven dat zij zelf eindelijk eens iets over al die ontwikkelingen hebben kunnen zeggen. Dat ze eindelijk de politiek, Den Haag en Brussel eens een poepje hebben laten ruiken. Het gevoel dat het hoog tijd werd dat de bevolking zelf eens aan het woord kwam leeft breed. Uit de eerder aangehaalde onderzoeken, maar ook uit het latere onderzoek van Anker, blijkt dat ook een belangrijk deel van de ja stemmers dat gevoel deelt. Het is bijvoorbeeld opvallend dat een grote meerderheid van de bevolking (meer dan de 62 procent nee stemmers) tevreden is over de uitslag van het referendum.

Verschillende ontwikkelingen sinds 1 juni, zoals de brief van mevrouw Kroes en het gehannes rond de brede Maatschappelijke Discussie hebben dat gevoel alleen maar versterkt.
De vraag is natuurlijk hoe zich dat verder ontwikkelt. Dat breed onder de bevolking levende ongenoegen kan op verschillende manieren gemobiliseerd worden. Links kan daar op voort borduren door de mensen uit te leggen dat met de zelfde meerderheid die de grondwet heeft tegen gehouden we nu de plannen van Hogervorst, de dienstenrichtlijn, de plannen van Dekker en allerlei andere verslechteringen moeten proberen te stoppen. Links zou moeten proberen het vergrote zelfvertrouwen van de mensen om te zetten in actie en activiteit. We zouden duidelijk moeten maken dat het Europa waar we ons tegen gekeerd hebben zich niet in Brussel of Staatsburg bevind, maar hier is in onze eigen straat op ons eigen werk. Dat de discussie over Europa de discussie is over onze sociale voorzieningen, ons openbaar vervoer, onze werkgelegenheid, onze sociale woningbouw, kortom onze toekomst. En dat die veel te belangrijk is om aan politici over te laten. Links zou duidelijk moeten maken dat we deze overwinning kunnen aangrijpen om de strijd verder te zetten om zo de krachtsverhoudingen verder in ons voordeel te beïnvloeden.
Want dat is waar het uiteindelijk om gaat: de politiek krachtsverhoudingen. Die worden uiteindelijk bepaald door wat zich in de hoofden van de mensen afspeelt. Het hele neoliberale project is door een groot deel van de mensen geaccepteerd omdat het lange tijd gelukt is het te depolitiseren. Het voor te stellen als iets onvermijdelijk. Te doen alsof het niet ging om politieke keuzes, om een bepaalde economische politiek, een bepaalde invulling van Europese samenwerking, maar te doen alsof er maar een mogelijk Europa bestond. In die magie van onvermijdelijkheid is met de referenda in Frankrijk en Nederland een flinke barst gekomen. Dit Europa is niet het enig mogelijke, ook een ander Europa is mogelijk. Maar dat zal er alleen komen met heel veel strijd. De uitslag van het referendum is een mooi uitgangspunt om daar mee door te gaan.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door David Vervoort.)