Gejuich voor een bloedbad
Op 1 oktober was het 55 jaar geleden dat in Indonesië een van de grootse misdaden van de twintigste eeuw begon. Die ochtend besloten Indonesische generaals hun plannen voor een staatsgreep in beweging te zetten. Deel van deze plannen was het systematisch vermoorden van hun politieke tegenstanders. In de daaropvolgende maanden werden meer dan een half miljoen mensen vermoord.
(Door Alex de Jong, eerder verschenen bij Konfrontatiefrontatie, foto anti-communistische lectuur in Jakarta, Davidelit – Own work, wikipedia CC BY 3.0)
Begin jaren zestig werd driftig gespeculeerd over het ‘verliezen’ van Indonesië aan het ‘communisme’. Het ledental van de communistische partij, de PKI, groeide stormachtig. De claim van meer dan 2 miljoen leden werd als overdrijving gezien maar de PKI was inderdaad met afstand de grootste partij in het land, en leek daarnaast steeds meer invloed te krijgen op het beleid van de Indonesische president Sukarno. De PKI scheen zich te ontwikkelen tot de dominante machtsfactor in het land.
Schijn bedriegt. Ondanks Sukarno’s retoriek over Sosialisme Indonesia beperkte het leger de speelruimte van de partij. Massale betogingen tegen de Amerikaanse oorlog in Vietnam en bijeenkomsten ter gelegenheid van 1 mei leidden tot toenemende zorgen bij Westerse diplomaten maar de Indonesische legerleiding bleef aanzienlijk kalmer. De Communisten zijn niks om ons zorgen over te maken, zo verklaarde generaal Mohammed Yani laconiek aan een publiek van anti-PKI studenten; ‘we hebben ervoor gezorgd dat alle geweren in onze handen zijn’.
De betrokkenheid van enkele Communisten, waaronder partijleider D.N. Aidit, bij het ontvoeren en vermoorden van een aantal generaals in de nacht van 30 september op 1 oktober gaf het leger het perfecte excuus om met haar politieke rivalen af te rekenen. Verspreid door het land begon het leger, met steun van milities, massaal (vermeende) communisten, vakbondsleden en aanhangers van Sukarno op te pakken, te martelen en te vermoorden. In maart 1966 dwong het leger Sukarno officieel de macht over te dragen aan generaal Suharto.
Dat de staatsgreep van het Indonesische leger al lang van tevoren was gepland staat vast. In 2010 kwam de Australische historica Jesse Melvin in het bezit van duizenden documenten waaruit duidelijk bleek dat de uitroeiing van de PKI en het ondergraven van de machtspositie van Sukarno tot in de details voorbereid was.
In het Westen werd de politieke omwenteling in Indonesië met gejuich begroet. Berucht is een commentaar in de New York Times waarin de gebeurtenissen in Indonesië een gleam of light in Asia genoemd werden. Het strategisch gelegen Indonesië was een kostbare prijs in de Koude Oorlog en onder Suharto bewoog Indonesië zich weer richting het Westerse kamp.
Meer dan een half miljoen doden was een acceptabele prijs om Indonesië te ‘redden van het communisme’, zo vonden ook Nederlandse commentatoren. Dieptepunt was een commentaar in De Telegraaf van Leonhard Huizinga (zoon van de historicus). Deze schreef in augustus 1966 dat de ‘massa-executies meer als een geweldig zoenoffer’ dan als een een ‘wraakoefening’ gezien moesten worden. Daarom zat voor de vaste Telegraaf-columnist ‘een sombere schoonheid in deze waarachtige zuiveringsactie’.
Naast deze column stond een cartoon die minister van Buitenlandse Zaken Luns aanspoorde haast te maken met het aanbieden van economische hulp aan het nieuwe regime. De Telegraaf, normaliter geen sterk voorstander van dergelijke hulp, besefte dat buitenlandse steun de stabilisering van het nieuwe regime goed van pas zou komen. Veel aansporing had Luns trouwens niet nodig. In zijn memoires monkelde hij over de ‘heel knappe’ wijze waarop Suharto president Sukarno terzijde had geschoven.
Dat vergenoegen werd breed gedeeld in Luns’ KVP. In een ‘strikt vertrouwelijk’ conceptrapport uit mei 1966 van de Indonesië-commissie van deze partij werd aangedrongen op steun aan het nieuwe regime. Dit als de ‘bekroning’ van ‘meer dan drie eeuwen ”Nederlands-Indische symbiose”.’ De plotselinge machtswisseling werd beschreven als een plotselinge verandering in ‘een richting waarover wij ons slechts kunnen verheugen’. Dit zinsdeel is door iemand doorgestreept – ’te open’ en ‘bij publicatie schrappen’ is er in de kantlijn bijgeschreven.
Nederland ging inderdaad een belangrijke rol spelen in het organiseren van steun aan Suharto’s regime. Twee jaar later lichtte minister voor ontwikkelingssamenwerking Udink trots de Nederlandse rol toe; ‘Ik wil hier toch graag naar voren brengen, dat de hulpverlening die thans op gang is gekomen voor een belangrijk deel mede is te danken aan de Nederlandse inspanning om dit te bereiken’, want; ‘er is nu eenmaal nog altijd, of misschien juist wel weer, een bijzondere relatie tussen Indonesië en Nederland’.
Dit stuk verscheen erder als commentaar op konfrontatie.