Ga naar de inhoud

George Orwell en het IRD

Werd Orwells werk gekaapt door de Koude Oorlogspropaganda? Of werkte de schrijver er bewust aan mee? Hem wordt nog steeds niet vergeven dat hij de communistische invloed bij links bestreed, een strijd die voor hem cruciaal was, wilde de socialistische beweging een heropleving kennen.

23 min leestijd

(Door John Newsinger*, vertaling: Johny Lenaerts, foto Levan Ramishvili public domain/Flickr, George Orwell met zijn geadopteerde zoon Richard Blair, dan 2 jaar oud, in hun flat op 22b Canonbury Square, Islington, London, November 1946)

In hun boek over het ‘Information Research Department’ (IRD) bediscussiëren Paul Lashmar en James Oliver de beslissing van George Orwell om samen te werken met de anticommunistische propaganda-operaties van die organisatie. Ze schrijven:

‘George Orwells reputatie als icoon van links kreeg een zware knauw die het misschien nooit te boven kan komen toen in 1996 onthuld werd dat hij nauw had samengewerkt met de Koude Oorlogsvoerders van de IRD, en hen zelfs zijn eigen zwarte lijst van zesentachtig fellow-travellers overhandigd had…’ (1)

Deze onthulling weergalmde in de krantenverslagen en werd voor het eerst op een sensationele manier behandeld door Richard Norton-Tayler en Seumas Milne in hun artikel ‘Orwell Offered Writers Blacklist to Anti-Soviet Propaganda Unit’, dat op 11 juli 1996 in de ‘Guardian’ verscheen. Een meer doordacht artikel zou tot grote verbazing verschijnen in de ‘Daily Telegraph’ op 22 juni 1998, als reactie op de publicatie van Orwells twintig delen tellende ‘Collected Works’. Wat evenwel elke bespreking lijkt te benadrukken is het contrast tussen Orwells vermeende status van ‘socialistisch icoon’ en zijn informatie over andere linkse schrijvers aan een afdeling van de geheime dienst. Beide aspecten van deze vergelijking dienen van nabij bekeken te worden.

Een deel van het probleem is de opvatting van Orwell als ‘socialistisch icoon’, een soort linkse ‘Sint George’, die een uitgekristalliseerde blik op onze verontrustende eeuw werpt. Dat draagt in feite niet veel bij tot ons begrip van zowel Orwell als van zijn tijd. (2) Wat we daarentegen voor ogen moeten houden is de wijze waarop zijn politieke opvattingen in de loop der jaren zich ontwikkelden en welke plaats zijn beruchte lijst in die context inneemt. Zodra we gezien hebben hoe Orwell kwam waar hij in 1949 stond, kunnen we onderzoeken wat hij meende wat de bedoelingen van de IRD was en wat hij meende wat hij deed toen hij het zijn lijst met vermeende fellow-travellers overhandigde.

Orwell als revolutionair

Orwells achtergrond is goed gedocumenteerd. Als zoon van een ambtenaar bij het Indisch burgerlijk bestuur, vervoegde hij na de voorbereidingsschool en Eton de Indische Politie en oefende hij tussen 1922 en 1927 in Birma een politiefunctie uit. Zijn belevenissen in Birma radicaliseerden hem. Hij had deel uitgemaakt ‘van het hedendaagse despotische raderwerk’ en hij had van dichtbij deelgenomen aan ‘het smerige werk van het Rijk’. Toen hij uiteindelijk naar Groot-Brittannië terugkeerde was hij er een overtuigd tegenstander van:

Ik voelde dat ik niet enkel uit het imperialisme moest ontsnappen, maar uit elke vorm van overheersing van de mens over de mens. Ik wilde me onderdompelen, ik wilde me te midden van de onderdrukten begeven, een met hen zijn en aan hun zijde staan tegen hun tirannen.’ (3)

Het was zijn bedoeling de middenklasse bewust te maken van de wijze waarop de mensen aan de onderkant van de maatschappij gedwongen werden te leven, van de uitbuiting en onderdrukking die hun dagelijkse ervaring was. Dat was de bedoeling achter ‘Down and Out in Paris and London’, dat in 1933 gepubliceerd werd, en ‘The Road To Wigan Pier’, dat in 1937 gepubliceerd werd. Tussen beide werken in publiceerde hij zijn anti-imperialistische novelle ‘Burmese Days’.

Tegen de tijd dat hij ‘The Road To Wigan Pier’ schreef voelde Orwell zich in staat niet louter om de realiteit van armoede en onderdrukking in het noorden van Engeland te beschrijven, om eer te betuigen aan de mijnwerkers en hun harde leven in herinnering te brengen, om het Britse snobisme en de klassenvooroordelen te analyseren, maar ook om aandacht te besteden aan het falen van de Britse linkerzijde. Zijn discussie van dit thema in ‘The Road’ is slecht geïnformeerd, vol vooroordelen, eigenwijs, soms op een komische wijze eenzijdig, en het draagt zeer weinig bij tot elke ernstige beschouwing over de redenen van het falen van de linkerzijde en de overwinning van het conservatisme in deze jaren 1930. Niettemin maakt het duidelijk dat Orwell zich publiekelijk identificeerde als een socialist die er zich om bekommerde om de socialistische beweging doeltreffender te maken. Hij wees de Labour Party af omdat ze volgens hem hopeloos gecompromitteerd was, en hij wees ook de Communistische Partij af omdat ze volgens hem onderworpen was aan Moskou; hij riep daarentegen op tot de vorming van een nieuwe socialistische partij. De laatste paragraaf van ‘The Road’ is een krachtige formulering van zijn standpunt:

In de komende paar jaren komt die doeltreffende socialistische partij tot stand of ze komt niet tot stand. Komt ze niet tot stand dan komt het fascisme, waarschijnlijk een slijmerig verengelst soort fascisme met beschaafde politieagenten in plaats van nazi-bruten en de leeuw en de eenhoorn in plaats van het hakenkruis. Maar als we die socialistische partij wél krijgen komt het tot een gevecht, zoals begrijpelijk een fysiek gevecht want onze plutocratie zal onder een werkelijk revolutionaire regering niet werkloos blijven toezien. En als de ver uiteenliggende klassen, waaruit een werkelijk socialistische partij moet voortkomen, zij aan zij gestreden hebben, denken ze misschien anders over elkaar. En dan zal deze ellende van het klassevoordeel misschien stilaan verdwijnen en wij, mensen uit de ondergaande middenklasse… wij gaan dan misschien zonder verdere strijd op in de arbeidersklasse waar we thuishoren, en als we daar zijn aangeland zal het er waarschijnlijk niet zo verschrikkelijk zijn als we vreesden, want ten slotte hebben we niets dan die letter h van ons te verliezen.’ (4)

Orwell in Spanje

Tegen de tijd dat ‘The Road’ gepubliceerd werd bevond Orwell zich in Spanje en streed hij bij de militie van de POUM (Partido Obrero de Unificación Marxista) tegen Franco. Zijn ervaringen hier zouden het tweede grote keerpunt in zijn leven beduiden. Op de eerste plaats overtuigde zijn belevenis van het revolutionaire Barcelona hem ervan dat socialisme echt mogelijk was. Later zou hij zich in ‘Homage to Catalonia’ herinneren dat men er ‘een voorsmaakje van het socialisme ervoer… er heerste de atmosfeer van het socialisme’. Volgens Orwell betekende het socialisme niet nationalisering en staatscontrole; hij argumenteerde dat daarentegen ‘voor de overgrote meerderheid van de mensen socialisme een klassenloze maatschappij betekent, of anders helemaal niets’. Bovendien was de POUM-militie ‘een soort microkosmos van een klassenloze maatschappij… Bijgevolg werd mijn verlangen om het socialisme ingevoerd te zien veel groter dan voordien’. (5)

Wat Orwell evenwel ontdekte was dat deze revolutie de kop ingedrukt werd, niet door Franco, maar door de communisten. Tot zijn grote verbazing waren het de communisten die achter het republikeins front de bourgeoisorde herstelden, de instellingen van volksmacht en arbeiderscontrole ontmantelden, en de revolutionaire linkerzijde onderdrukten. Hij werd zich daarvan ten volle bewust toen in mei 1937 de communisten hun putsch uitvoerden tegen de anarchistische controle van de stad. Tot dan was Orwell van plan geweest om de POUM-militie in te ruilen voor de door de communisten gecontroleerde Internationale Brigades. Nu was hij er getuige van hoe ze de revolutie opofferden ten gunste van de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie. (6)

In de nasleep van de mei-gevechten werd de POUM verboden en werden vele van haar leden en aanhangers gearresteerd en in de gevangenis geworpen. Een aantal van haar leden werden door de communistische geheime politie ‘verdwenen’, waaronder Andres Nin, die gefolterd werd en stierf. Deze repressie werd gecamoufleerd achter een zeer actieve propagandacampagne, waarbij de POUM-leden als trotskistisch-fascistische agenten voorgesteld werden en zogezegd onder een hoedje zouden spelen met Franco. Orwell en zijn vrouw Eileen wisten net op tijd aan arrestatie te ontsnappen, maar andere buitenlandse vrijwiligers van de POUM-militie werden gevangen genomen, onder meer zijn vrienden Bob Smillie en Georges Kopp. (7) Toen hij terug in Groot-Brittannië aankwam en hij trachtte, volgens zijn eigen woorden, ‘de Spaanse bonen te schillen’, ervoer hij dat vooral de linkerzijde er niet wilde van horen. Victor Gollancz, zijn uitgever en de oprichter van de ‘Left Book Club’, wees ‘Homage To Catalonia’ af, nog zonder het gelezen te hebben, vooral omdat Orwell gevochten had in de rangen van de POUM.

Het kan niet genoeg benadrukt worden dat Orwells persoonlijke ervaring van de terreur die de communisten over de revolutionaire linkerzijde in Spanje uitoefenden en dat gedurende meer dan veertig jaar achter het propagandascherm verborgen bleef, van een cruciale betekenis was voor zijn houding tegenover het stalinisme en de Sovjet-Unie. Na deze gebeurtenissen koesterde hij geen enkele illusie meer over de Sovjet-Unie, een illusie waar de linkerzijde in Groot-Brittannië van doordrongen was. Bovendien trachtte hij te begrijpen waarom de communisten zich gedragen hadden zoals ze gedaan hadden en zocht hij naar een verklaring in het klassestelsel van de Sovjet-Unie. Orwell concludeerde dat het stalinistisch regime in Rusland helemaal niets te maken had met socialisme. Een nieuwe bureaucratische heersende klasse had er de macht overgenomen en bedreef verschrikkelijke misdaden in naam van het socialisme; maar, wat hem betrof, was een meer accurate terrm voor de Sovjetrussische maatschappij die van een bureaucratisch of oligarchisch collectivisme. (8) Orwell was van mening dat het voor socialisten van cruciaal belang was om de invloed van ‘de Sovjet mythe’ bij de linkerzijde te bekampen. Hij zou er de rest van zijn leven aan wijden. Orwell zou nooit naar de rechterzijde overlopen of de zaak van de reactie omarmen. Hij zag zichzelf als iemand van de linkerzijde die de communistische invloed in de linkerzijde bestreed, een strijd waarvan hij meende dat ze gewonnen moest worden, wilde men tot een heropleving van de socialistische beweging komen.

Orwell als ‘Tribune’ socialist

Orwell kwam terug uit Spanje als een revolutionair socialist. Het uitbreken van de oorlog in september 1939 en de nazi-overwinningen tijdens de zomer van het daarop volgende jaar overtuigden hem ervan dat een revolutie zowel nabij als van cruciaal belang was, wilde Groot-Brittannië overleven en de oorlog winnen. Hij werd een voorstander van wat het best kan beschreven worden als ‘revolutionair patriottisme’, dat de omverwerping van de heersende klasse en de instelling van een socialistische maatschappij beoogde, maar als een daad van patriottisme, die noodzakelijk was om het land te behoeden voor nederlaag en bezetting. De oorlog maakte de vorming van een nieuwe socialistische partij nog dringender. De Labour Party had een alliantie gesloten met de conservatieven, terwijl de communisten voorstanders bleven van de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie, zelfs nog toen Stalin een pact met Hitler gesloten had. Orwell hoopte dat uit de onrust die door ontbering en nederlaag veroorzaakt zou worden, er een nieuwe socialistische beweging zou ontstaan, waarin de arbeidersklasse en de middenklasse verenigd werden in de transformatie van Groot-Brittannië tot een socialistische gemenebest. Er dient opgemerkt te worden dat tegen 1941, terwijl hij neerbuigend het reformisme van de Labour Party aankloeg, hij ook insurrectionele tactieken als ongepast voor een land als Groot-Brittannië afwees. Hij sloot geenszins het gebruik van geweld uit om de reactionaire elementen van de heersende klasse te bedwingen, maar hij dacht dat het mogelijk was een derde weg te vinden om de socialistische transformatie door te voeren. (9)

Zijn hoop op een socialistische transformatie in Groot-Brittannië zou in de loop van 1942 evenwel verdwijnen. De Britse onderdrukking van de ‘Quit India’ beweging was het keerpunt, het moment waarop de reactionaire krachten weer de overhand kregen en de mogelijkheid van een revolutie definitief voorbij was. Orwell bleef socialist, maar moest schoorvoetend toegeven dat het socialisme niet op de dagorde stond. Hij gaf het geloof op dat een nieuwe socialistische partij zou ontstaan en in plaats daarvan verzoende hij zich met het reformisme van de Labour Party, dat was volgens hem het hoogste waarop hij op een realistische manier voor de nabije toekomst kon hopen. Orwell schaarde zich achter de linkervleugel van Labour en vervoegde de redactie van het blad ‘Tribune’.

De klassieke beschrijving van Orwell als ‘Tribune socialist’ is te lezen in de onontbeerlijke biografie van Bernard Crick. Hierin worden Orwells vroege politieke standpunten voorgesteld als een exotische aberratie, enigszins beschamend, voordat hij de gedaante aannam van een fatsoenlijke Britse linkse reformist. Dat miskent Orwells blijvende betrokkenheid bij revolutionaire politiek, zowel de trotskistische als de anarchistische, een betrokkenheid die bijvoorbeeld zowel ‘Animal Farm’ als ‘Nineteen Eighty-Four’ zou kenmerken. Orwell bleef socialist, overtuigd van de omverwerping van het kapitalisme en van de opheffing van de klassenmaatschappij, beïnvloed door de ideeën van de revolutionaire linkerzijde, zelfs indien hij haar organisatorische voorschriften als sektair en dogmatisch afwees. Hij was nooit echt van mening dat de Labour Party zou proberen het socialisme in te stellen; toch viel zijn vooroorlogs pessimisme over de vooruitzichten van het socialisme samen met een door een grote meerderheid gekozen Labour regering. In elk geval was de Labour regering het beste waarop hij kon hopen, het hoogst mogelijke, en hij betuigde haar zijn kritische steun. (10)

Zijn steun voor de Labour regering is de eerste stap om zijn relatie ten opzichte van het IRD te begrijpen. De tweede stap is het besef dat hij zich vijandig bleef opstellen ten opzichte van het stalinisme. Net zoals Crick zijn revolutionaire opvattingen beschamend vond, zo vindt hij zijn antistalinisme beschamend en besteedt hij er in zijn biografie te weinig aandacht aan. Tot op zekere hoogte verklaart dat waarom Orwells connectie met het IRD als een grote verrassing overkwam. Zodra men de felheid van zijn antistalinisme inziet, lijkt het haast onoverkomelijk.

Zoals we reeds gezien hebben, koesterde Orwell geen illusies over het communisme en de Sovjet-Unie. Volgens hem hadden ze niets te maken met socialisme, maar dreigden ze de zaak van het socialisme van binnenuit aan te vreten. In de loop van de jaren 1940 zou hij er alles aan blijven doen om de communistische invloed te bekampen, alsook het idee dat de Sovjet-Unie in zekere zin progressief zou zijn. Zowel ‘Animal Farm’ als ‘Nineteen Eighty-Four’ waren met dit doel geschreven, samen met een aanzienlijk aantal journalistieke en polemische geschriften. Bovendien was het voor Orwell duidelijk dat dit een verloren strijd was, dat de communisten sterker werden en ze hun invloed en macht uitbreidden, indien niet in Groot-Brittannië, dan toch op het vasteland en in de derde wereld. In plaats dat het volksradicalisme van de naoorlogse periode zou leiden tot de vorming van nieuwe socialistische partijen, werd het gekaapt door de communisten en gebruikt om bewegingen te versterken die de instelling van totalitaire dictaturen beoogden. Het is nuttig eraan te herinneren dat in de tijd toen Orwell ‘Nineteen Eighty-Four’ schreef, de Britse Communistische Partij haar totale steun betuigde aan de stalinistische zuiveringen die in Oost-Europa plaatsvonden en Stalin loofden voor zijn vermeende bijdrage aan de wereldvrede. Zijn vijandigheid tegenover de communisten maakte hem zelfs duidelijk dat in geval van een oorlog tussen Rusland en de VS, hij de Amerikanen zou steunen.

Voor Orwell betekende zijn steun voor de Labour regering, samen met zijn al lang bestaande strijd tegen het stalinisme, dat hij er geen probleem in zag door het IRD benaderd te worden. Het was, zo meende hij, een propagandaorganisatie van de Labour regering om te ijveren voor een maatschappelijk democratisch-reformistisch alternatief voor het stalinisme en om de werkelijke aard van de communistische regimes te onthullen; en in die hoedanigheid verwelkomde hij haar. Indien zijn oordeel ernstig kan bekritizeerd worden, dan bestaat er absoluut geen bewijs voor het argument dat de IRD-connectie aantoont dat hij, in het beste geval, zou overgelopen zijn naar de rechterzijde of dat hij, in het slechtste geval, bewust zou samengewerkt hebben met de geheime dienst.

Orwell en de Koude Oorlog

In hun uiteenzetting over het IRD schrijven Lashmar en Oliver dat de organisatie de bedoeling had om personen uit de linkerzijde te recruteren en om mensen ‘met een linkse signatuur’ in dienst te nemen, zoals Celia Kirwan en Tosco Fyvel, die beiden met Orwell bevriend waren. De organisatie trachtte een volgzame uitgever van linkse signatuur te vinden om haar propaganda geloofwaardig te maken. Orwell suggereerde om Gollancz te benaderen, maar in plaats daarvan benaderden ze Odhams, met als argument om ‘van de sociaaldemocratie een succesvolle rivaal van het communisme’ te maken. Klaarblijkelijk verspreidde het IRD zelfs de ‘Tribune’ onder de Britse ambassades als deel van haar propagandacampagne tegen het communisme. Dat alles, zo merken Lashmar en Oliver op, ‘beantwoordde aan de sfeer van die tijd’. (11) Dat vormt de context die men voor ogen moet houden om Orwells betrokkenheid te kunnen begrijpen. Hij was van mening dat hij te doen had met een propagandaorgaan dat de bedoeling had het Labour-reformisme en het anticommunisme te verdedigen. Hij zou zijn steun niet gegeven hebben aan een uitgesproken rechtse organisatie, aan het soort organisatie dat het IRD zou worden nadat de Labour regering in 1951 de macht verloor. Toen hem eerder gevraagd werd de ‘Europese Vrijheidsliga’ te steunen, die zich verzette tegen de communistische machtsovername in Oost-Europa, had hij dat geweigerd omdat het de Sovjetheerschappij in Polen aankloeg maar zweeg over de Britse heerschappij in Indië. Orwell was van mening dat hij ze als socialist allebei moest bekampen. Vanuit zijn standpunt kan zijn relatie met het IRD veeleer beschouwd worden als een gevolg van de naïviteit waarmee hij naar de aard van de Labour regeringen keek, dan als een bewuste politieke keuze, die een verzaking aan zijn vroegere opvattingen zou betekend hebben.

Orwell werd namens het IRD benaderd door Celia Kirwan, die gewerkt had voor het blad ‘Polemic’, dat uitdrukkelijk de communistissche invloed bij de Britse intellectuelen wilde bekampen. Na de oorlog was Orwell sterk bij dit blad betrokken geweest. Het is zeer goed mogelijk dat Orwell het IRD beschouwd zal hebben als een uitbreiding van deze vroegere onderneming. Bovendien zou hij met Celia Kirwan bevriend blijven – hij had haar zelfs een huwelijksaanzoek gedaan. De aanwezigheid van zijn oude vriend Tosco Fyvel, die voor de organisatie werkte, zou hem ook gerustgesteld kunnen hebben. Fyvel had niet enkel samen met Orwell voor de ‘Tribune’ gewerkt en hem als literaire uitgever opgevolgd, maar had in 1940-1941 mee de boekenreeks ‘Searchlight’ uitgegeven, dat gepubliceerd werd door Frederic Warburg. Lashmar en Oliver verwijzen naar de reeks als zijnde ‘pamfletten over oorlogsthema’s voor het Britse leger’. Dat is een ernstige fout. Ze had helemaal geen connectie met het leger of met de regering, maar was een poging om, in de ogen van Orwell, bij te dragen tot een revolutionaire situatie die uit een militaire nederlaag zou voortvloeien. De ‘Searchlight’ reeks riep op tot de transformatie van de Britse maatschappij en voor het voeren van een revolutionaire oorlog. (12)

De grote kracht van Lashmars en Olivers discussie van Orwell schuilt in de aandacht die ze besteden aan de sponsoring door het IRD van ‘Animal Farm’ en ‘Nineteen Eighty-Four’ als novellen die nadeel berokkenden aan de zaak van het communisme. De conclusies die ze daaruit trekken zijn evenwel niet houdbaar. Ze schrijven: ‘Vele jaren na zijn overlijden hebben sommigen van de linkerzijde vaak beweerd dat Orwell “Animal Farm” of “1984” nooit bedoeld heeft als anti-Sovjetrussische parabels en beweerde dat de boeken door rechtste Koude Oologsvoerders waren gekaapt. Dit dossier toont aan dat dit niet het geval was.’ (13) Lashmar en Oliver vermengen hier twee verschillende argumenten. Ze beweren terecht dat de twee novellen van Orwell inderdaad anti-Sovjetrussische parabels waren en concluderen daaruit dat ze daarom niet door de rechterzijde gekaapt werden maar dat ze voor de rechterzijde geschreven werden. Niet enkel volgt dat daaruit voort, het is ook totaal verkeerd. Orwell schreef de boeken, die tot zijn grote ‘literaire trotskistische triologie’ behoorden (‘Homage To Catalonia’ was het derde), om de communistische invloed bij de linkerzijde te bestrijden, om links ervan te overtuigen dat de Sovjet-Unie helemaal niets te maken had met socialisme, dat het zelfs de negatie van het socialisme betekende; de erkenning daarvan was volgens Orwell een voorwaarde voor de heropleving van de socialistische beweging. Ondanks deze intentie werden de boeken inderdaad gekaapt door rechts, iets waar Orwell zich reeds over bekloeg net voordat hij stierf. Was hij in leven gebleven, al was het maar enkele jaren – en er dient eraan herinnerd te worden dat hij stierf toen hij nauwelijks 46 was –, dan zou hij ongetwijfeld duidelijk gemaakt hebben dat ze een aanval vanuit een links standpunt op het stalinisme vormden. Het is nuttig op te merken dat een reden waarom ‘Animal Farm’ en ‘Nineteen Eighty-Four’ zo gemakkelijk door rechts konden gekaapt worden, eraan te wijten was dat vele linksen de Sovjet-Unie en haar satellietstaten bleven beschouwen als een vorm van socialisme, als een soort arbeidersstaat. Dàt was het wat de werken van Orwell aan de rechterzijde overleverde zodra hij niet langer in staat was duidelijk te maken waar hij voor stond.

Dat brengt ons bij de lijst, het meest overtuigende ‘bewijs’ van het vermoeden dat Orwell zijn eerdere opvattingen zou verloochend hebben. Er bestaan geen excuses voor Orwells overhandiging van een lijst met ‘verdachte’ personen aan het IRD – wat hij ook moge gedacht hebben over het karakter van de organisatie. Niettemin dienen we te onderzoeken wat de preciese aard was van wat hij gedaan heeft en het te plaatsen in de context van zijn politieke stellingname in de periode die aan zijn overlijden voorafging. Lashmar en Oliver beweren dat hij zijn notitieboekje met 86 namen van ‘fellow-travellers’ van het communisme en over het algemeen onbetrouwbare lieden aan het IRD overhandigde. Volgens Peter Davison overhandigde hij een lijst met 35 namen uit zijn notitieboekje. Deze lijst is nog niet opgedoken. Wat was de bedoeling van die lijst? Het beoogde meer bepaald personen te identificeren waarvan niet kon aangenomen worden dat ze tegen het Sovjetcommunisme waren en bijgevolg niet door het IRD hoefden benaderd te worden. Orwell stelde geen heksenjacht voor zoals die van McCarthy in de VS; we weten dat hij tegen zo’n anticommunistische zuivering gekant was. Hij had eerder het ‘Freedom Defence Committee’, waar hij lid van was, aangespoord om zich te verzetten tegen de door de Labour regering geplande zuivering van de overheidsdiensten. Het ‘Freedom Defence Committee’ was opgericht omdat op dat moment de ‘National Council for Civil Liberties’ door de communisten gecontroleerd werd en weigerde trotskisten of anarchisten bij te staan die met de overheid in aanvaring gekomen waren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had de Communistische Partij er zowaar voor opgeroepen om dergelijke dissidenten gevangen te nemen. Ondanks zijn felle vijandigheid tegenover het stalinisme beantwoordde Orwell dit sektarisme nooit op dezelfde manier. (14)

Conclusie

Heeft de IRD-connectie een domper gezet op Orwells reputatie als links icoon, dat het nooit te boven zal komen? Misschien – als men Orwell veeleer als een icoon beschouwt dan als een socialist die doorheen een verschrikkelijke tijd trachtte te komen. Wanneer men het voorval in de context van zijn politiek leven en van zijn tijd plaatst, dan is het beeld evenwel anders. In het slechtste geval kan hij ervan beschuldigd worden naïef geweest te zijn tegenover de Labour regering, het IRD en de geheime dienst. In het beste geval blijft hij een socialist die zich hevig verzette tegen de communistische aantasting van alles waar dat socialisme voor stond.

NAWOORD VAN DE VERTALER

De gevolgen van het overhandigen van een namenlijst door Orwell – waar geen excuses voor zijn – contrasteren met de behandeling die in die tijd tegenstanders van het regime in de Sovjet-Unie ondergingen. Oppositionelen werden als trotskisten gebrandmerkt, ook als ze dat niet waren. Ze werden als ‘agenten van buitenlandse inlichtingendiensten’ beschouwd. PVDA-stichter Ludo Martens haalt in zijn boek ‘Een andere kijk op Stalin’ (EPO, 1994) zonder verpinken de volgende fabelachtige woorden van Sovjetleider Molotov aan: ‘… Zij hadden verbindingen die tot bij Hitler liepen. Zo ver. Trotski had ook zo’n contacten met Hitler, daar valt niet aan te twijfelen…’ Ludo Martens meent in de geschriften van Trotski te lezen dat hij een contra-revolutie beraamde en het zelfs op het leven van Stalin gemunt had. Om te besluiten: ‘Na lezing van die teksten is het duidelijk dat elke sovjetcommunist die op de hoogte was van clandestiene banden tussen partijleden en Trotski dit moest melden aan de Staatsveiligheid’.

Bij mijn weten is er niemand van Orwells lijst in de Goelag terechtgekomen.

NOTEN:

(1) Paul Lashmar and James Oliver, ‘Britain’s Secret Propaganda War 1948-1977’ (Stroud: Alan Sutton 1998), p. 95. Ondanks mijn meningsverschillen met de auteurs over hun bespreking van Orwell, blijft dit niettemin een onontbeerlijk boek voor de studie van de naoorlogse Britse periode.

(2) Voor een uiteenzetting van Orwells politieke evolutie, zie: John Newsinger, ‘Orwell’s Politics’ (London: Macmillan 1999).

(3) George Orwell, ‘The Road To Wigan Pier’ (London: Penguin 1986), pp. 129-130.

(4) Ibid p. 215.

(5) George Orwell, ‘Homage To Catalonia’ (London: Penguin 1985), pp. 8-9.

(6) Voor het beste verslag van de communistische politiek in Spanje, zie: Burnett Bolloten, ‘The Spanish Revolution’ (Chapel Hill 1991).

(7) Er bestaat nog steeds betwisting over de dood van Bob Smillie. Stierf hij door medische verwaarlozing of onder folter? Ongetwijfeld ontving Orwell betrouwbare informatie dat hij doodgeslagen werd door zijn communistische ondervragers, maar dat werd nooit definitief bewezen. Zie: John Newsinger, “The Death of Bob Smillie”, ‘Historical Journal’ 41, 2 (June 1998).

(8) ‘Orwell’s Politics’, o.c., pp. 124-130.

(9) Ibid, pp. 72-77. Orwells derde weg mag uiteraard niet verward worden met de derde weg van New Labour, zoals dat gepropageerd werd door Tony Blair. De derde weg van New Labour beoogt niet de socialistische maar de kapitalistische transformatie van de Britse maatschappij.

(10) Zie voor Orwell als ‘Tribune’ socialist: Bernard Crick, ‘George Orwell: A life’ (London: Penguin), pp. 444-449.

(11) Lashmar and Oliver, o.c., pp. 99, 118.

(12) ‘Orwell’s Politics’, o.c., pp. 70-72

(13) Lashmar and Oliver, o.c., p. 98. Voor de film ‘Animal Farm’ en diens CIA-connectie, zie: Nick Cohen, “Corld War comfort for Orwell”, ‘Observer’ 26 April 1998.

(14) ‘Orwell’s Politics’, o.c., pp. 146-147.

* John Newsinger, “George Orwell and the IRD”, ‘Lobster’ (#38, Winter 1999). Vertaling: Johny Lenaerts.