Ga naar de inhoud

Global players: mondiale shock-therapie

Op 15 november hielden de G20-landen in Washington een bijeenkomst over de wereldwijde financiële crisis. De aanbevelingen in hun eindverklaring tonen het gebrek aan bereidheid om te breken met het huidige financiële en economische systeem. Ondertussen ondervinden de meeste ontwikkelingslanden in toenemende mate de negatieve gevolgen van het exportgerichte en geliberaliseerde economische model dat hen door Wereldbank, IMF en WTO is opgelegd.

8 min leestijd
Placeholder image

 

Algemeen wordt nu erkend dat de huidige crisis het falen en de zwaktes van de financiële en economische architectuur en van de internationale financiële instellingen aantoont. Ondanks haar klinkende naam leverde de ‘Bretton Woods 2’-bijeenkomst van de G20 landen [1] van 15 november geen daadwerkelijke aanzet op voor een nieuw financieel systeem. Er werden tal van aanbevelingen gedaan voor akties op de korte en middellange termijn [2], maar die werpen eerder nieuwe problemen op dan dat ze oplossingen bieden. Zo worden klimaatverandering, energiezekerheid, voedselzekerheid en de bestrijding van armoede en ziekten wederom benaderd vanuit dezelfde principes van open handels- en investeringsmarkten, concurrentieverhoudingen en economische groei die de huidige crisis hebben veroorzaakt. Daarnaast mag de verbetering van de regulering van de financiële systemen volgens de G20 niet leiden tot “over-regulering” die de economische groei zou kunnen belemmeren en de kapitaalstromen verder zou verminderen.

Volgens het Bretton Woods Project [3] loopt de G20 door de beperkte maatregelen die zijn voorgesteld het risiko de fouten van de Azië-crisis van 1997 te herhalen en het momentum voor aktie te verliezen. Het nu niet daadwerkelijk struktureel oplossen van de crisis, zal er voor zorgen dat de onderhandelingen lang en moeilijk worden en dat de politiek wil om dingen te veranderen, verdwijnt.

Handel en financiën

De G20-landen zeiden ook te streven naar het vaststellen van een raamwerk voor de onderhandelingen van de wereldhandelsorganisatie WTO vóór eind 2008. Dat moet volgens hen een succesvolle afsluiting van de Doha Ontwikkelings Ronde van de WTO in 2009 mogelijk maken. De voorzitter van de WTO wil daadwerkelijk medio december een ministerstop houden om de G20-wens mogelijk te maken. Critici gaan er van uit dat de WTO en de G20 het schokeffect van de huidige financiële crisis zullen misbruiken om op die top controversiële handelsvoorstellen door te drukken die in hun eigen belang zijn. De voorstellen zullen echter zeer negatief uitpakken voor de meeste ontwikkelingslanden [4].

Terwijl de financiële crisis zich verder ontplooit, worden via de internationale handel de economische gevolgen steeds meer voelbaar voor de ontwikkelingslanden. Ze zijn zeer kwetsbaar doordat Wereldbank en IMF hen vele jaren geleden een exportgeleide en pro-liberaliseringseconomie oplegde, in stand gehouden door WTO en de rijke landen. Het lukte de meeste ontwikkelingslanden niet om uit deze val te ontsnappen door te profiteren van de export en hun economieën veelzijdiger en sterker te maken. Niet verdere marktopening op handelsgebied – zoals de G7 en WTO steeds beweren – maar ingrijpende hervormingen van de internationale financiële architectuur zijn de sleutel hiervoor. Aspecten van de internationale financiële architectuur worden volkomen genegeerd bij de gangbare handelsbesprekingen, en voorstellen voor financiële hervoming gaan nooit over de handelsdimensie.

´Shock and awe´ voor ontwikkelingslanden

Hoe ondervinden de ontwikkelingslanden de huidige crisis? Ten eerste via de handelsfinanciering. Banken zijn in toenemende mate terughoudend om – tegen een vergoeding – garant te staan voor betalingen voor handelsgoederen door importeurs (ondanks de kredietwaardigheid van exporteurs in ontwikkelingslanden). Het gaat om steeds lagere garantiebedragen en de eisen die banken stellen worden hoger. De situatie is vooral een probleem voor landen en exporteurs die de laatste 20 jaar een niche-positie verworven binnen wereldwijde productieketens. Ze zijn als producenten op hun beurt namelijk weer afhankelijk van de levering van grondstoffen of half-producten door andere exporteurs. Het wereldwijde tekort aan handelskrediet (geschat op 25 miljard dollar) zal nog meer toenemen en de ´bail outs´ van ´nationale´ banksystemen bieden naar verwachting geen oplossing hiervoor (want de regeringen zullen het ingelegde belastinggeld ’terug willen verdienen’ via leningen aan ‘concurrerende’  ondernemingen in plaats van aan exporteurs in arme landen).

Ten tweede via de handelsverzekering. Exporteurs in arme landen kunnen niet als de multinationale ondernemingen zelf het risiko dragen van wanbetaling door een importeur en hebben de hulp nodig van verzekeraars. Het opdrogen van bankkredieten zorgt echter voor oplopende verliezen bij de handelsverzekeraars. Er lijkt paniek uitgebroken te zijn en niet-verzekerbare bedrijven (waaronder zelfs hele grote als General Motors, Woolworths en Ford) staan nu op een zwarte lijst. Er ontstaat een vicieuze circel: verzekeraars beoordelen de kredietwaardigheid van een land van herkomst als negatief als banken geen handelskredieten verstrekken en banken lenen op hun beurt geen geld uit indien er geen verzekeraar is. Opkomende economieën als Brazilië en India reageerden snel en verstrekten ´eigen´ bedrijven extra krediet, maar arme landen kunnen dat niet doen.

Prijseffecten

Na jaren van daling stegen de grondstofrijzen tussen 2002 en 2007 sterk. Door de wereldwijd afgenomen vraag en economische groei zakten ze dit jaar weer zeer snel en aanzienlijk. Hoewel de lagere prijzen voor voedsel en olie enige verlichting bieden aan importafhankelijke ontwikkelingslanden, zijn ze een probleem voor exportafhankelijke landen. Slechts weinig exporterende ontwikkelingslanden hebben werkelijk kunnen profiteren van de ‘boom’ door hun economie aan te passen (meer diversiteit, waardevergroting van hun exportpakket, industrialisatie0. De opbrengsten van sommige landen vloeiden niet naar de staatskas, en anderen investeerden niet in infrastruktuur of productiecapaciteit maar in consumptiegoederen of lang uitgestelde sociale behoeften. Daardoor hebben de meeste landen geen reserves of ‘stootkussen’ om de schokken van de crisis op te vangen. Zelfs landen die een beetje konden investeren in fabrieksproductie moeten die sectoren laten inkrimpen omdat er onvoldoende binnenlandse vraag is om het effect van de afgenomen buitenlandse vraag op te vangen.

Indirekte gevolgen

Er zijn ook een aantal indirekte gevolgen van de afgenomen exportopbrensten.

* Zo leidden de extra verdiensten tijdens de ´boom´ van 2002-2007 vaak tot een onevenwichtige risikoverdeling tussen staat en particuliere (buitenlandse) onderneming bij de uitvoering van infrastrukturele werken. Bij mislukking van de projecten is het vaak de staat (en indirekt de bevolking) die aanzienlijke schadevergoedingen moet betalen of schade leidt. Zelfs in Wereldbank-projecten bedoeld om de handelsconcurrentiepositie van een land te versterken zijn meestal geen clausules opgenomen om het land te vrijwaren bij een negatieve uitkomst of te voorzien van meer belastinggeld bij een uitkomst die beter is dan verwacht.

* ´Lageinkomens´-landen met een lage of middelgrote schuld zijn zeer kwetsbaar voor exportschokken en door de huidige crisis moeten ze weer gaan lenen. Dat laatste geldt ook voor een groeiende groep ´middeninkomens´-landen die kampen met de afnemende grondstofprijzen. Beide groepen zijn voor leningen en de hoogte ervan afhankelijk van de taxatie van schuldenrisiko´s en -duurzaamheid door de Wereldbank (Debt Sustainability Framework) en particuliere waardetaxatie-ondernemingen (zoals Fitch).

* Tijdens de ´boom´ groeiden de buitenlandse investeringsstromen (FDI) in die landen met veel natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen. Maar deze stromen droogden ook weer snel op toen de prijzen onderuit gingen. FDI is inderdaad geen stabiele financieringsbron en juist als de arme landen inkomsten van buiten dringend nodig hebben, verdwijnen ze. Dat versterkt de negatieve tendens en kan uitmonden in een spiraalbeweging naar beneden.

* De financiële crisis maakt duidelijk dat een land niet echt kan profiteren van handel indien een systeem om de omruilwaarde van de eigen munt te stabliseren, ontbreekt. Brazilië, Mexico en Zuid-Korea moesten grote, nationale bedrijven redden met ´duur´ geld toen die het IMF-advies opvolgden om deel te nemen aan hedge-constructies waar met derivaten werd gegokt op  waardeveranderingen van de dollar. En de munten van landen die afhankelijk zijn van export van hun grondstoffen dalen in waarde als de grondstoifprijzen dalen.

Handel in financiële diensten

Bestaande handels- en investeringsakkoorden leggen grote beperkingen op aan regeringen om geschikte maatregelen te treffen om de gevolgen van de crisis tegen te gaan. En in tegenstelling tot wat WTO-voorzitter Lamy beweert, leidt verdere liberalisering van financiële diensten niet tot de invoer van vers kapitaal in ontwikkelingslanden (maar juist tot uitstroom van geld door buitenlandse banken). Landen die hun financiële dienstenmarkten meer hebben afgeschermd, blijken nu beter bestand te zijn tegen de effecten van de crisis. Degenen die dat niet deden, ondervinden de schadelijke gevolgen van het wanbeleid van de banken uit de rijke landen. Zij hebben zelfs niet het recht op toezicht als die banken zich in hun land willen vestigen.

Het dienstenakkoord van de WTO, GATS, staat zelfs niet toe dat regeringen een verbod uitvaardigen op de handel in (riskante) financiële producten, een van de oorzaken van de huidige crisis. Het is hen niet toegestaan op naar eigen keuze regulkering in te stellen of om bestaande (slechte) regels af te schaffen. Iets dergelijks is ook te vinden in het EPA-akkoord dat de EU voor tekening heeft voorgelegd aan de APC-landen [6].

Roll-back

Deze tijd van grote crisis is bij uitstek geschikt om radikale eisen te stellen vooor verandering: van het ongedaan maken van onrechtvaardige regels en maatregelen, de drastische hervorming van handels- en investeringsverdragen, en de drastische hervorming van beleid, mandaat en besluitvormingsstruktuur van de internationale financiële instellingen.

Noten:
[1] Zie: g20.org
[2] ¨G20 Summit Communiques in full,¨ 16 november 2008
[3] Organisatie die het beleid van de internationale financiële instellingen op de voet volgt (http://www.brettonwoodsproject.org).
[4] Iets soortgelijks gebeurde eind november 2001 in Doha (Qatar) toen de VS na de aanval van 11 september de overige WTO-lidstaten chanteerde om akkoord te gaan met het sterk bekritiseerde voorstel van de Doha Agenda. (De toenmalige Amerikaanse handelsminister is nu overigens de voorzitter van de Wereldbank….) Zie ¨Doha, the economic frontline – The developing world’s needs are being sacrificed to the war effort,¨ Naomi Klein , 8 november 2001 en haar boek ¨The Shock Doctrine¨ uit 2007.
[5] Zie ¨Deregulering van financiële diensten via GATS en FTA´s bevorderen financiële crises,¨ door Myriam Vander Stichele , 30 november 2008.

Bronnen:
– “International economic architecture: cleaning up the mess?, Bretton Woods Project, 27 November 2008
– “Trade issues crucial for effectively dealing with the global financial crisis, Aldo Caliari , 19 november 2008.