Ga naar de inhoud

Het nationalistische onderbewustzijn

Om de opkomst van de nieuwe autoritairen volledig te begrijpen, moeten we ons zowel met psychoanalyse als met economie bezighouden, schrijft Richard Seymour.

11 min leestijd

(Door Richard Seymour Red Pepper, vertaling door Marten/globalnfo foto ‘Skulls with real names’. Tijuana border wall doorQuim Gil)

‘It’s the economy, stupid.’ Dit was de brutale en opgewekte campagneslogan van Bill Clinton in 1992. De slogan leek de heersende Weltanschauung van een neoliberale orde samen te vatten, een gevulgariseerde versie van ‘verlicht eigenbelang’ geërfd van de klassieke politieke economie. Meer dan een kwart eeuw later, te midden van de neoliberale ineenstorting, kon niets minder toepasselijk zijn. Verlicht eigenbelang, van Londen tot Mumbai, regeert niet meer. It isn’t the economy, stupid.

De Conservatieven van Boris Johnson zijn na een decennium van bezuinigingen en stagnerende inkomsten met grote meerderheid herkozen, alsof Johnson niet de zittende partij is. Zijn bijna enige belofte was om ‘Brexit gedaan’ te krijgen, een doel waarvan 60 procent van de Leave-stemmers zegt dat ze blij zouden zijn om de economie beschadigd te zien. Veertig procent zegt zelfs bereid te zijn hun eigen baan te verliezen.

Dit zijn minderheden, maar minderheden van miljoenen, genoeg om de basis van de stemming van de conservatieven te vormen. Tory-activisten zijn een kleinere minderheid, maar invloedrijker. Op de vraag wat ze zouden opofferen om ‘Brexit gedaan te krijgen’, antwoordden ze duidelijk: de economie, de vakbond, zelfs hun eigen partij.

Veel ophef werd gemaakt van Brexit kiezers die ‘gedupeerd’ zouden worden door beloften van meer NHS (publieke gezondheidssysteem, vert.) uitgaven, maar de ineenstorting van die stelling heeft Brexit niet beschadigd. En in ieder geval, dit is niet waar de Leave-campagne mee leidde toen die aan het winnen was. Stem Leave sprak over de dreiging van migratie uit Turkije en, impliciet, Irak en Syrië. Leave.EU vergeleek immigratie met een ‘invasie’. De beruchte UKIP-poster die Nigel Farage onthulde, die eerder had betoogd dat hij liever armer zou zijn als het minder migranten zou betekenen, vertoonde en bruine massa van de mensheid die Groot-Brittannië naar ‘Breaking Point’ dreef. Dit effect is ook niet plaatselijk in Groot-Brittannië. Narendra Modi, de hindoeïstische nationalistische leider van India, is met een grotere meerderheid herkozen na een slechte economische staat van dienst, met de belofte om Kasjmir binnen te vallen en moslims te onderdrukken. Rodrigo Duterte, de ’thug life’ president van de Filipijnen, is gekozen in een land met een groei van meer dan zes procent. Zijn belangrijkste belofte was om de ‘war on drugs’ te bestrijden door doodseskaders te ontketenen.Op een gegeven moment beloofde hij zelfs dat hij tot drie miljoen mensen zou doden en vergeleek hij zichzelf met Hitler. Na twee jaar doodseskader chaos, won hij de tussenverkiezingen. Benjamin Netanyahu, tot zijn nek verwikkeld in corruptie en oorlogsmisdaden, tegengewerkt door zelfs de beruchte racistische rechtbanken en militairen van Israël, blijft terugkrabbelen door zijn tegenstanders ‘Arab-lovers’ te noemen, zich te verbinden met uiterst rechts en de annexatie van de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever te beloven. ‘Het is wij of zij,’ verklaren de posters van Likud.

Het leven gaat over meer dan een loonzakje. Fantasie is krachtiger, verleidelijker, dan een eenvoudig beroep op het welzijn. De voldoening van ‘het bouwen van de muur’, ‘ze eruit schoppn’, ‘ons’ kiezen boven ‘hen’, of ‘Brexit gedaan krijgen’, doet er meer toe dan iemands afnemende materiële zekerheid. Politieke economie brengt ons alleen maar zover dat we begrijpen hoe dit gebeurt. Om het volledig te begrijpen, moeten we ons ook bezighouden met de psychoanalyse, en de verkenning van de symptomen, de fantasie en het onbewuste.

Reactionair collectief

De glamour van het reactionaire nationalisme is op het eerste gezicht schokkend. Wat kan er abstracter zijn en verder verwijderd van de dagelijkse beslommeringen dan de natie? Wat is er zo spannend aan het idee om muren te bouwen en grenzen te versterken? En waarom lijkt het altijd in de richting te gaan van racisme, samenzweringstheorie, misogynie en een verheerlijking van autoritaire heersers?

In een neoliberaal tijdperk is nationalisme een van de weinige uitingen van collectief zijn die toegestaan is. We mogen boeiende spektakels van nationale afkomst geven, van het voetbalstadion tot aan de Olympische Spelen. Sigmund Freud beschouwde het nationalisme als een vorm van collectief narcisme, maar met de twist dat hij het narcisme als een vorm van idealisme zag. Waar we verliefd op worden is een geïdealiseerd beeld van wie we zouden kunnen zijn. We vormen een ego-ideaal op basis van wenselijke eigenschappen die door ouders, onderwijs en de media worden gesuggereerd. In de Groepspsychologie en de Analyse van het Ego (1922) betoogde Freud dat in collectieven ‘het individu zijn ego-ideaal opgeeft en vervangt door het groepsideaal’ dat zou kunnen worden belichaamd in een leider, een vlag, of een symbool. De groep is, libidinaal gezien, met elkaar verbonden door gevoelens van liefde voor hetzelfde ideaal.

Er is echter altijd een donkere kant. Denk aan de extatische eensgezindheid van elke partij in een voetbalstadion, en hoe vaak die eindigt in geweld. Volgens Freud kunnen collectieven als de kerk of de krijgsmacht een krachtige kameraadschap ervaren op basis van de illusie dat iedereen even geliefd is – maar alleen op voorwaarde dat iemand anders de prijs betaalt. Dit komt omdat er iets aan identificatie is dat altijd de potentie heeft om geweld te gebruiken.

Als we verliefd worden op het beeld in de spiegel, een geïdealiseerde versie van onszelf, wat doen we dan met gedachten en wensen die er niet bij horen? Freuds terminologie roept een staat van beleg op: we creëren psychische ‘verdedigingswerken’, ‘barrières’ om zulke schrijnende ideeën af te weren en af te schermen. Voorbeelden van dergelijke verdedigingen zijn obsessies en fobieën, die staan voor een ontoelaatbaar idee. Bij fobieën, waaronder xenofobieën, projecteren we wat in onszelf onacceptabel is op een extern object, zodat we ons ertegen kunnen verzetten zonder onszelf aan te vallen.

De verdedigingsmechanismen van naties, die geconfronteerd worden met verstoringen van het nationale ego-ideaal, kunnen namelijk veel overdrevener en bizarder zijn dan die van een individu. Iedereen die beweert onkwetsbaar, eeuwig, moreel onfeilbaar, sterk en triomfantelijk te zijn, zou als gevaarlijk misleidend worden beschouwd. Toch zijn dergelijke beweringen uiterst gebruikelijk in de retoriek van het nationalisme, met name het keizerlijk nationalisme. Inderdaad, het begrip zelf van de soevereiniteit, geërfd uit de 16e eeuw, vereist dat de staat almachtig, ondeelbaar en unaniem, bijna goddelijk, is in zijn rijk. Iedereen die beweert onder voortdurende verraderlijke dreiging te staan, met weinig bewijs, zou als paranoïde worden beschouwd. Toch beroept de cultuur van het nationalisme zich voortdurend op dergelijke taal.

We lachen, of huiveren van onbegrip, om het belachelijke gedrag van Trump, Bolsonaro en Duterte. Maar ze belichamen niet alleen, in overdreven vorm, de alledaagse cultuur van het nationalisme – ze verwoorden ook de onbewuste leefregels ervan. De reactionaire demagoog, schreef Theodor Adorno in ‘Freudian Theory and the Pattern of Fascist Propaganda’, ‘keert zijn onbewuste naar buiten’ om zijn publiek onder ogen te komen. Wat in hen wordt verdrongen, is in hem sterk en levendig.

Ze genieten van zijn optredens, zelfs als ze een deel van wat hij zegt schandalig vinden, en bewonderen de helderheid waarmee hij van zijn land houdt en degenen haat die het af zouden doen.

De aantrekkingskracht van de muur

Mensen eisen bescherming. Trump maakte dit tot een sleutelwoord van zijn inaugurele rede. Bouw die muur!’, roept zijn publiek vreugdevol. Ook in Groot-Brittannië suggereert de verkiezingsuitslag dat de mensen de bescherming willen van een sterke heerser die de regels overtreedt. Maar bescherming tegen wat?

Waarom lijken sterke muren, versterkte grenzen en autoritaire heersers wenselijker, net nu naties uit elkaar vallen, en meer gepolariseerd zijn dan ooit? Van de Westelijke Jordaanoever tot Kasjmir, zoals de Amerikaanse politieke theoreticus Wendy Brown opmerkt, zijn muren belast met het bereiken van het onmogelijke. Mensenstromen, criminaliteit, drugs, terrorisme – de fobische objecten van nationale nachtmerries – laten zich niet afschrikken door een grote, mooie muur.

Muren bereiken echter veel als fysieke symbolen. Ze voeren een mooie psychologische omkering uit. Botte agressie en wetteloos geweld, van de annexatie van grondgebied tot de opsluiting en de moord op migranten, wordt voorgesteld als een vorm van zelfverdediging. Ze belichamen ook een politieke wens dat een liefdevolle nationale gemeenschap kan worden hersteld – waarbij moeilijke vragen over sociale rechtvaardigheid worden omzeild – als we de objecten van onze haat maar uit de weg ruimen. Ze beloven de staat te herstellen als het koninkrijk van God, onder een godachtige soeverein.

Dit is waar het samenzweringsdenken wortel schiet en zijn aanhangers de narcistische kick biedt om te ‘begrijpen’ wat de ‘sheeple’ niet snappen, en het verslavende plezier van gerichte haat. Samenzweringstheoretici raken verslaafd aan deze nieuwe wereld. Ze consumeren islamofoob, misogystisch, antizwart of antisemitisch materiaal, net zoals ze porno kunnen consumeren: altijd op zoek naar meer ‘extreme’ permutaties van hetzelfde.

Adorno had een scherp oog voor deze dwangmatige escalatie. De antisemiet, schreef hij in The Authoritarian Personality, kan niet slapen ’totdat hij de hele wereld heeft getransformeerd in hetzelfde paranoïde systeem waardoor hij wordt overvallen’. Hij kan ‘gewoon niet stoppen’, gedreven naar ‘de wildste conclusies, wat in laatste instantie neerkomt op het uitspreken van doodvonnissen tegen hen die hij letterlijk ‘niet kan uitstaan’.

Er zit ook een sterk misogynistisch element in zo’n samenzwering. Niet voor niets klaagt altrechts over de ‘cucking’ en ‘emasculation’ van de mensheid. Zoals Klaus Theweleit schreef in Mannerfantasien/Male Fantasies, zijn studie naar de mannelijke ideologieën in Duitsland tijdens het interbellum, geeft deze angst voor vervrouwelijkte kwetsbaarheid aanleiding tot identificaties met ‘mannen van staal’. De ‘man van staal’ zou de dreiging ‘indammen’ en ‘elke kracht die hem dreigt te transformeren’ weer in sterfelijk vlees terugdwingen .

Neem de mannelijk-gebonden culturen van de extreem-rechtse wereld van vandaag, zoals de Proud Boys. Zoals de theoloog Tad DeLay aangeeft, ligt in de onbewuste schaduw van hun vermeende trots de schaamte. Het zijn zogenaamd rebellen, maar ze verlangen ernaar hun plaats te kennen. Ze zijn zogenaamd seksueel zelfverzekerd, maar vrezen hun eigen seksualiteit en waarschuwen de aanhangers voor zelfbevrediging. Ze zijn bang dat ze verknipt zijn, maar ze vinden dat ze verenigd zijn in geweld. En net als samenzwering is geweld verslavend en heeft het de neiging om te escaleren.

Barbarisme naar de dood

In 1929, toen het wereldkapitalisme ineenstortte en Europa op het pad naar een volgende oorlog werd gezet, schreef Freud Civilization and Its Discontents.

De beschaving, zo schreef hij, was kwetsbaarder dan ze leek. Ze maakt de mensen ongelukkig, ondanks alle voordelen van dien, omdat ze zoveel van hen vraagt. De verzaking aan de gedreven bevredigingen, seksueel en agressief, was een zware belasting wanneer het leven al hard en vol teleurstelling is. Als de ontbering niet economisch wordt goedgemaakt,’ schreef hij, ‘kan men er zeker van zijn dat er ernstige aandoeningen ontstaan.’

Toch zou een Oostenrijkse jood zo zijn reden kunnen hebben om te denken dat de beschaving gebaseerd was op barbaarsheid. In verband met de geschiedenis van de pogroms merkte Freud bitter op dat het joodse volk, door zich als zondebok beschikbaar te stellen, ‘diensten heeft bewezen die erkenning verdienen voor de ontwikkeling van de cultuur’. In iets meer dan tien jaar tijd vertoonden miljoenen mensen in de door de nazi’s bezette gebieden van Polen, Rusland en Oekraïne de ‘blindste waanzin van destructie’, die hun meest extreme ‘almachtige wensen’ die Freud in zijn werk had geanticipeerd, in vervulling deed gaan. De doodsdrift indexeert iets wat leeft in de menselijke ervaring, waarvoor we geen andere taal hebben.

Freud schreef op een veel donkerder moment dan wat ons nu overkomt. We worden niet geconfronteerd met marcherende fascistische paramilitairen, met de mogelijke uitzondering van India. Er is nog geen opmars naar een wereldoorlog. De dreiging voor de beschaving waar we vandaag de dag mee te maken hebben is eerder een netwerk van blanke nationalistische politici, men’s-rights activisten, extreemrechtse microbendes en af en toe een knokploeg. Een milieu waarin elke soort fascist en nazi een groter publiek vindt dan ooit tevoren sinds 1945, en waar regelmatig ‘lone wolf’-moordenaars uit tevoorschijn schieten als vonken uit een vuur.

Dit zijn de begintijden van de ontwikkeling van het netwerk van extreem-rechts. Toch is deze vorm van rampzalig nationalisme een uitbreidende spiraal. Op zijn vorige mondiale hoogtepunt denderde het naar een totale oorlog. Het ging gepaard met de instelling van dat ‘andere koninkrijk’, zoals Holocaust-overlevende David Rousset het noemde, met een ‘eigenaardig noodlot’: het ‘concentrationaire universum’.

———————-

Richard Seymour is schrijver en omroeper en lid van het redactiecollectief van Salvage, een tweejaarlijks tijdschrift over revolutionaire kunst en brieven. Dit artikel is afkomstig uit ons Voorjaarsnummer 2020.