Ga naar de inhoud

Het pensioenvermogen en de sociale kwestie

In mijn ambitie een goed revolutionair socialist te zijn, realiseer ik me vaak dat het nodig is buiten de gevestigde kaders te denken. In managementtermen ‘out-of-the-box’. Zo ben ik op een ‘wild’ idee gekomen om een actuele maatschappelijke kwestie geheel anders te benaderen. Omdat een tweede goede eigenschap van socialisten moet zijn, in tegenstelling tot de vooringenomenheid van het burgerlijk denken, democratisch te handelen tot in de haarvaten, volgt hier een plan voor een nadere discussie.

5 min leestijd

(Door Sjarrel Massop, oorspronkelijk verschenen op solidariteit)

Het gaat over het samenbrengen van aan de ene kant het onbevattelijke pensioenvermogen van Nederland, waarvoor de berekeningen uitwijzen dat het de 1.500 miljard euro gaat passeren. Met aan de andere kant de sociale problematiek die veertig jaar neoliberalisme ons gebracht heeft: een nieuwe ‘sociale kwestie’. Een plan, een ruwe bolster, uitgewerkt in drie stappen.

Stap 1 –de stand van het pensioenvermogen

Het vermogen van de pensioenfondsen is niet alleen groot, maar ook kwetsbaar. Het kan snel verdampen door economische ontwikkelingen en crises van het kapitalisme. En, zoals dat gaat in het kapitalisme, er zitten aasgieren te lonken naar dit grote financiële kapitaal. Marx heeft al gezegd dat kapitaal de eigenschap heeft om te groeien of accumuleren. Groei is een interne logica van het systeem. De manier bij uitstek daarvoor is het kapitaal aan te wenden om nieuw kapitaal te vormen. Dat kan door het te beleggen, zodat een rendement ontstaat. Dit rendement heeft het pensioenvermogen in twintig jaar doen groeien van 500 miljard tot de huidige 1.500 miljard euro. En dat ging zelfs door tijdens de grote financiële crisis van bijna tien jaar geleden. Dat beleggen kan op twee manieren.

1) Met een laag risico. Bijvoorbeeld in overheidsobligaties. Deze beleggingen hebben een bijzonder laag rendement, waardoor het vermogen nauwelijks groeit. Tegenwoordig is dat rendement bijna negatief door de chicanes van Draghi, de hoogste baas van de Europese Centrale Bank die (on)behoorlijk aan de knoppen draait.

2) Met een hoog risico. Dit wordt meestal door de pensioenfondsen overgelaten aan ‘deskundigen’ die in een uitvoeringsorgaan ondergebracht zijn. Hier is het rendement hoog, maar de democratische controle op deze superkapitalisten is erg laag. Aan het vermogensbeheer van de pensioenfondsen mankeert veel, maar het vermogen van de fondsen kan snel stijgen (zie Solidariteit, 391 extra 1, 29 september 2019).

De beleggingsportefeuille van de pensioenfondsen is langs deze twee wegen samengesteld. Bedenk wel dat het rendement in beide gevallen wordt opgebracht door de werkenden. Ofwel in de vorm van belasting op arbeid om de overheid de rente te laten betalen. Ofwel door exploitatie van de arbeid via beleggingen in niet beurs genoteerde fondsen en ondernemingen, en via hedgefondsen. De laatste zijn beleggingsfondsen die open staan voor een beperkt aantal investeerders, voorzien van de toestemming van de financiële autoriteiten om een groter aantal strategieën toe te passen dan een ‘gewoon’ fonds. Geld met geld maken kan nu eenmaal niet.

Stap 2 – de vaststelling van een nieuwe sociale kwestie

Er is onder het kapitalistisch systeem, vooral aangewakkerd door het neoliberalisme, een nieuw sociaal probleem ontstaan. Een nieuwe sociale kwestie die toegespitst is op de organisatie van de arbeid, wereldwijd. Te weten, informalisering en precarisering die tot grote sociale en economische onzekerheden leiden. De discussie daarover is niet afgerond, maar vraagt wel om een snelle aanpak. Ook omdat er meer aan de orde is.

Bijvoorbeeld:

* de reorganisatie van de wereldeconomie die zeer ernstige sociale en gezondheidsproblemen voortbrengt: milieuverontreiniging, klimaatveranderingen, energieomslag en kool- en stikstofverbindingen met zuurstof;

* de huisvesting voor jongeren, de geprivatiseerde sociale huisvesting is inmiddels een ramp; * de geprivatiseerde zorg is zeer asociaal en onnodig duur;

* het lerarentekort is vooral tot stand gekomen, omdat er niet ‘sociaal’ in onze toekomst is geïnvesteerd;

* de intensieve agrarische sector is niet alleen een economisch, maar vooral ook een sociaal probleem, hoe kunnen de boeren die voor ons voedsel zorgen, een toekomst als boer krijgen?;

* de ont-democratisering van de samenleving;

* de achterstelling van migranten en vluchtelingen, evenals vele gelovigen van diverse pluimages, niet heteroseksueel georiënteerden en mensen met een niet witte huidskleur.

Er is veel sociale creativiteit, maar ook sociaal kapitaal nodig om alle deze problemen aan te pakken.

Stap 3 – de samenvoeging van de stappen 1 en 2

Mijn voorstel is dat de vakbeweging een debat organiseert onder de leden en de mensen die nog geen lid zijn om een aanzienlijk deel van het pensioenvermogen een bestemming te geven die bijdraagt aan de aanpak van de nieuwe sociale kwestie. Een plan, waarvan de volgende onderdelen deel uitmaken:

Alle pensioenfondsen van Nederland onttrekken een derde van hun vermogen aan risicovrije en risicovolle beleggingen en stellen dit beschikbaar aan een sociaal fonds. Dit vermogen zal ongeveer 500 miljard euro bedragen en krijgt een aantal sociale doelen waarbij ervoor gezorgd wordt dat dit vermogen rendeert tegen 2,5 procent (het percentage dat hypotheken van dertig jaar volgen). De uitvoeringsorganen van pensioenfondsen worden gesaneerd om zo’n 10 procent te besparen op de kosten van het vermogensbeheer. Over het totale vermogen wordt publiekelijk verantwoording afgelegd, alle salarissen binnen de pensioenfondsen vallen uiterlijk onder de Balkenende norm. Het gevormde fonds staat los van de overheid en valt onder democratische controle, zodat verantwoording op een inzichtelijke en begrijpbare manier kan worden afgelegd en voorgelegd aan een verantwoordingsorgaan.

Waarom de vakbeweging?

Nederland moet in beweging komen om sociale problemen, oudedagsvoorziening, woningbouw, zorg, onderwijs, klimaat, milieu, sociale uitsluiting uit te bannen. De politiek laat het daarin afweten. De middelen zijn aanwezig en moeten onder controle komen. Slechts de vakbeweging, samen met andere sociale bewegingen waarin mensen zich kunnen organiseren, zijn het middel om dit op een democratische wijze op te lossen.

Tot slot. Met dit plan kunnen discussies over intergenerationele conflicten, rekenrente, dekkingsgraden, doorsneesystematiek, financiële toetsingskaders, enzovoort op de vuilnishoop van de pensioengeschiedenis.