Ga naar de inhoud

Het rechtvaardige drijfzand van de vrije markt

Nooit eerder was de wereldmarkt zo bepalend voor het inkomen van de boer en het eten op het bord van de consument. Over het thema Landbouw en Globalisering lopen de meningen uiteen. Belooft de vrije wereldmarkt een groeiende welvaart, of zet het juist de toekomst van onze planeet op het spel?

5 min leestijd
Placeholder image

Verscheen eerder in Agrarisch Dagblad. Marc van der Sterren is agrarisch journalist bij Nieuwe Koeien Bladenmakers

De supermarkt lijkt wel een wereldmarkt. Met landbouwproducten uit heel de wereld, terwijl Nederland vooral exporteert. Voorbeeld: 75 procent van de Nederlandse vleesproductie is voor de export, terwijl 63 procent van de Nederlandse vleesconsumptie is geïmporteerd. De aandacht voor het thema Landbouw en Globalisering groeit, reden voor Milieudefensie verschillende opvattingen te bundelen in de uitgave: ‘Wat van ver komt is lekker?’ Een vraag waar acht Nederlandse en vijf buitenlandse politici, wetenschappers, belangenbehartigers in een essay en andere betrokkenen dieper op ingaan.
Felle uitspraken van onder andere de Indiase wetenschapper Vandana Shiva: ‘De groeiende industrialisering en globalisering (…) zet de toekomst van de mensheid en de natuurlijke leefomgeving op het spel.” Globalisering gaat volgens Kees Kodde van Milieudefensie ten koste van lokale productie en diversiteit. “Het voortgaande verlies aan biodiversiteit roept de vraag op of de keuzevrijheid wel is toegenomen.”
Het boek levert ook veel kritiek op de exportsubsidies. Hoogleraar Niek Koning van Wageningen UR: “Wat de VS en de EU in de WTO ‘liberalisatie’ noemen is een verkapte voortzetting van dumping.” Vooral boeren in ontwikkelingslanden zijn de dupe van de lage wereldmarktprijzen op hun lokale markt. “Dit leidt tot een neerwaartse spiraal van verarming en bodemdegradatie”, stelt Koning.

Veerman
Minister Veerman concentreert zich voornamelijk op de gevolgen van globalisering voor de Nederlandse sector. Om de toenemende concurrentie op de wereldmarkt het hoofd te bieden heeft Nederland behoefte aan moderne, efficiënte bedrijven. Schaalvergroting ligt volgens Veerman voor de hand, LNV heeft als taak ondernemers daarbij te faciliteren. Iets wat uiteraard ook geldt bij zaken als het omschakelen naar maatschappelijk verantwoorde productiemethoden.
In zijn essay haalt Veerman cijfers van het LEI aan waaruit blijkt dat vrijmaking van de wereldhandel een winst van 650 miljard oplevert. En met 1,2 procent van de wereldmarkt, plukt Nederland 2 procent van de vruchten van liberalisering. Veerman laat echter niet onvermeld dat een vrije wereldhandel “niet automatisch leidt tot winst voor iedereen.”
Landbouweconoom Cees van Bruchem is ronduit pessimistisch. Van de welvaartswinst moeten we ons “geen overdreven voorstelling” maken. “Zelfs de meest optimistische studies over liberalisering van de landbouw in de rijke landen komen niet verder dan een eenmalige groeiimpuls van een paar procent, waarbij het grootste deel van die winst bovendien terechtkomt in de rijke landen zelf.”

Fischler
Eurocommissaris Franz Fischler van Landbouw laat doorschemeren moeite te hebben met de exportsubsidies, maar ook met het afschaffen ervan. Fischler grijpt de gelegenheid ten baat het GLB te verdedigen. Het ontkoppelen van de Europese subsidies zal de Europese Landbouw “marktgerichter en rechtvaardiger” maken, zijn beleid zal daarom meer in overeenstemming zijn met de “wensen van consumenten en belastingbetalers.”
Een heldere geschiedenisles over het Europese landbouwbeleid komt van NAV-voorzitter Joop de Koeijer. Zijn verhaal legt nauwgezet bloot wat Europa ertoe bewoog de graanprijzen te verlagen en de boeren te compenseren met belastinggeld. Het motief was om bij vermindering van exportsubsidies toch de prijzen van landbouwproducten laag te houden om te kunnen blijven exporteren naar de wereldmarkt.
De boer is daar geenszins bij gebaat, meent De Koeijer, want “er is geen boer ter wereld die exporteert.” De schuld van de zwakke positie van Nederlandse boeren ligt volgens hem mede bij LTO, “vanwege haar keuze voor vriendschap met handel en verwerking.” Echte boerenorganisaties zoeken hun bondgenoten niet bij handel en industrie, maar bij burgers. “We moeten dus zijn bij derdewereld- en milieuorganisaties en uiteindelijk bij consumentenorganisaties.”

Doornbos
Gerard Doornbos houdt wijselijk zijn mond over de Nederlandse boer. Het thema landbouw en globalisering lijkt na het lezen van zijn essay alleen de boeren in de derdewereld aan te gaan. Hij spreekt over het afschaffen van barrières tussen ontwikkelingslanden en zaken als het beschermen van markten om de rurale economie van ontwikkelingslanden de ruimte te geven en het zelf verwerken en exporteren van producten uit het zuiden naar rijke landen.
Doornbos heeft kritiek op de WTO: “Zeker producenten en handelaren in arme ontwikkelingslanden zullen gemakkelijk een speelbal worden van grote multinationals, die de spelregels dicteren.” Dat de regels niet deugen, wil niet zeggen dat wereldhandel slecht is. Want, zo stelt Doornbos, voor een eerlijk systeem zijn spelregels nodig “welke algemeen aanvaard zijn en die de doelstelling van welvaart voor allen, door handel, dichterbij kunnen brengen.”
Doornbos zit hier redelijk op één lijn met Veerman die non-trade concerns binnen de WTO wil houden. Veerman wil subsidies kunnen verlenen aan bedrijven voor hogere aanloopkosten die een diervriendelijke productie met zich meebrengt. En milieu- en diervriendelijke producten uit het buitenland belonen met een lagere heffing aan de grens.

Helpen
Wanneer het gaat het om de positie van ontwikkelingslanden, dan spreekt Veerman over ‘helpen’. We moeten ontwikkelingslanden helpen “om van de voordelen van de verdere liberalisering te kunnen profiteren”. Dit helpen kan onder meer door volledige tarief- en quotavrije markttoegang voor producten uit de minst ontwikkelde landen.
Wat echter niet wil zeggen dat Nederland zomaar alle producten uit derdewereldlanden op de markt hoeft toe te laten. Internationale handelsafspraken zijn erg belangrijk: “Anders komen we in een situatie terecht waarin landbouwproductie volgens onze duurzaamheidsstandaards onmogelijk wordt gemaakt door de concurrentie uit derde landen met producten die niet aan onze standaarden voldoen.”
Een volledig vrije wereldmarkt is dus niet wenselijk, zelfs niet voor Nederland. Want, zo concludeert landbouweconoom Van Bruchem stellig: “op het drijfzand van de volledige vrije markt kan geen verantwoorde landbouw worden gebouwd.”

Wat van ver komt is lekker? Essays over landbouw en globalisering, 136 pagina’s, uitgeverij Jan van Arkel, ISBN 90 6224 457 2, 9,95 euro.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Marc van der Sterren.)