Ga naar de inhoud

Ierland en het Verdrag van Lissabon

Begin oktober zullen de Ieren opnieuw gaan stemmen over het Verdrag van Lissabon, het overkoepelende verdrag voor de EU dat de mislukte grondwet moet vervangen. Eerder wezen de Ieren het verdrag af, en nu moeten ze weer naar de stembus, terwijl er eigenlijk niets aan het verdrag veranderd is. Foreign Policy in Focus (dat de wereld vanuit VS-perspectief bekijkt) liet Steve McGiffen uitleggen waarom een nieuwe afwijzing door de Ieren een goede zaak zou zijn voor progressief Europa.

8 min leestijd
Placeholder image

(Zie hier de originele engelstalige versie van dit artikel)

In Noord Amerika heerst het idee dat de Europese Unie (EU) een progressief alternatief zou vormen voor het door de VS voorgestane neoliberalisme. Deze argumentatie is te vinden in boeken als The European Dream van Jeremy Rifkin en vele artikelen in linksige tijdschriften. Toch heeft dat allemaal weinig met de werkelijke situatie te maken.

Op aandringen van de Europese Commissie, de machtige en ongekozen uitvoerende tak van de EU, zijn de regeringen van de lidstaten druk bezig met het ontmantelen van de welvaartsstaten, het uitbreiden van militaire macht, het instellen van vrijheidsbeperkende maatregelen en neoliberaal beleid, en ze koesteren daarbij  onverholen minachting jegens iedereen die het niet met ze eens is. De dissidenten omvatten de bevolking van Frankrijk, Nederland en Ierland, die allen de moed hadden om te stemmen tegen de neoliberale versie van Europese integratie.

De Ieren krijgen nu een tweede kans om het vereiste goede antwoord te geven in een referendum dat gepland staat voor 2 oktober. De Ieren worden momenteel overspoeld met een golf propaganda voor het Verdrag van Lissabon, betaald van hun eigen belastinggeld. Er is geen woord in het verdrag veranderd als gevolg van hun eerdere verwerping ervan. Volgens de eigen wetten van de EU, zou deze weigering om het verdrag aan te passen moeten betekenen dat het voorstel voorgoed begraven zou moeten worden. Maar de Commissie heeft er nu een paar verklaringen aan gehangen, die een en ander nader uitleggen en niet wettelijk verplichtend zijn. Het protocol waarin deze verklaringen opgenomen zijn, stelt openlijk [1] dat zij “de inhoud of de uitvoering van het Verdrag van Lissabon wel zullen verduidelijken maar niet wijzigen.” De inwoners van Frankrijk en Nederland werd geen tweede kans gegeven, hoewel het Verdrag van Lissabon haast identiek is aan het Verdrag over een Europese Grondwet dat ze in de stembus verwierpen, in het Nederlandse geval met overweldigende meerderheid.

De successen waar de EU zich zo op beroept staan open voor discussie, om het zacht uit te drukken. Europa heeft inderdaad meer dan zestig jaar achter de rug zonder een grote oorlog, maar of dit nu wel of niet te danken is aan de Europese Unie is onmogelijk te bepalen. Een zekere mate van economische integratie, te beginnen in de jaren ’50 met de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal kan welhaast zeker bogen op wat krediet. Maar om hier nu een permanente, niet meer terug te draaien en in de grondwet verankerde neoliberale economie op te vestigen, is andere koek. Zoals zoveel aspecten van integratie naar EU-model, misbruikt de institutionalisering van de zogenaamde vrije markt de natuurlijke drang van mensen naar vrede en welvaart, om daar iets van te brouwen dat in snel tempo een kapitalistische distopie aan het worden is.

Ondergraven van sociaal eigendom

De Richtlijn over Diensten in de Interne Markt van 2005, bijvoorbeeld, heeft bijna alle diensten opengesteld voor concurrentie volgens de markt. Ondanks verzekeringen dat het tegenovergestelde zou gebeuren, gebruikt de EU de Richtlijn op alle fronten, waardoor het in toenemende mate moeilijk wordt voor lokale of landelijke besturen om diensten zo te organiseren dat ze in het belang van mensen fungeren, in plaats van voor winst. Alle diensten bestrijkend, behalve transport, financiële diensten en bepaalde diensten die de staat zonder betaling aanbiedt, en diensten die al door andere richtlijnen geregeld worden, verbiedt de Dienstenrichtlijn lidstaten om enige ondernemer uit te sluiten als die toegelaten is in enige andere lidstaat. Ondanks claims door sociaaldemocraten in het Europees Parlement van het tegenovergestelde, blijft ook het ‘Country Of Origine’ principe (COP) dat ingevoerd werd door de Dienstenrichtlijn, geheel onaangetast. Het COP wil zeggen dat een bedrijf zich kan registreren in een lidstaat en operationeel kan zijn in een ander, en dan de arbeids- en milieuwetgeving kan volgen van het land waar het zich heeft geregistreerd. Een reeks uitspraken van het Europees Gerechtshof [2] heeft bepaald dat het recht om een onderneming te starten of te draaien, voorrang heeft boven rechten van vakbonden of nationale regeringen om bijvoorbeeld eisen te stellen op het gebied van tarieven of lonen. Naast het ondergraven van de rechten van arbeiders, maakt de Dienstenrichtlijn ook onwettig dat bestuurlijke autoriteiten op enig niveau lokale ondernemingen bevoordelen, waardoor elk effectief regionale ontwikkelingsplan onmogelijk gemaakt wordt.

In het afgelopen decennium heeft de EU concurrentiebeleid gebruikt om in sector na sector sociaal eigendom te ondergraven. Zich geheel bewust van de mate van weerstand van de bevolking tegen privatisering van belangrijke diensten, beweert de Europese Commissie neutraal te staan wat betreft eigendomsstructuren. Tegelijkertijd neemt ze maatregel na maatregel om te dwingen dat bedrijven die in sociaal bezit zijn moeten concurreren op de kapitalistische markt. Dit maakt het voor de private bedrijven mogelijk om de winstgevende onderdelen eruit te plukken van elke sector, zoals posterijen, water, energie en gezondheidszorg. De aandeelhouders van deze bedrijven pakken dan de winst, terwijl de belastingbetaler op kan draaien voor die diensten die onmisbaar zijn maar niet winstgevend.

Het kwalijke beleid van de EU blijft niet beperkt tot het ondergraven van individuele lonen en publieke inkomsten. Het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid heeft het Europese platteland verwoest en de landbouw overgedragen aan de bio-industrie. Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid zorgde voor het leegvissen van de zeeën en maakte gezinnen brodeloos die vaak generaties lang van de opbrengst van de zee geleefd hebben. Handels- en ontwikkelingsbeleid heeft vooral de belangen van Europese bedrijven gediend, zonder oog te hebben voor de sociale, economische en milieugevolgen voor ontwikkelingslanden.

Ierse stemmers zijn ook bijzonder bezorgd over de gevolgen die het Verdrag van Lissabon zal hebben voor hun neutraliteit, aangezien het verdrag het land daadwerkelijk binnen een militaire alliantie zou brengen. Het defensiebeleid van de EU, waarvan de institutionele en constitutionele basis aanzienlijk versterkt zal worden door het Verdrag van Lissabon, is niet gebaseerd op daadwerkelijke veiligheidsbehoeften van de bevolking in Europa, maar op de belangen van de grootste en machtigste lidstaten en hun bedrijven. Het verdrag zal de defensie-uitgaven van alle 27 lidstaten vergroten en zal de opbouw van een Europese wapenindustrie bevorderen, zodat deze sterker zal worden in de mondiale wapenmarkt.

Niet populair, noch internationaal

Er is geen enkele echte demonstratie te zien geweest vóór Europese integratie. In wat Gramsci noemde een “passieve revolutie,” heeft een elite, zonder steun van de bevolking, wettelijke middelen benut om zijn wil door te drijven. De “Lissabon Strategie” [3], met z’n absurde ambitie om de Europese economie tegen 2010 de meest competitieve in de wereld te maken, is hiervan zo ongeveer een bekentenis. Competitief wordt daarbij gelijkgesteld met efficiënt, en efficiënt met winstgevend, waarbij dat laatste fungeert als een rechtvaardiging voor alles.

De EU is op geen enkele wijze een internationalistisch project. Internationalisme betekent, zoals het woord zegt, samenwerking tussen landen en mensen. De EU daarentegen is een universalistisch project, dat probeert universele waarden en universele structuren op te leggen aan een grote groep landen met heel verschillende economische en historische tradities en grondwetten. De waarden die aan de basis liggen van dit geval van universalisme zijn die van een hegemoniale elite, die besloten heeft dat de zogenaamde vrije markt de hoeksteen zou moeten vormen van democratie, de laatste ondergravend door machten over te dragen van gekozen naar ongekozen instellingen en door de beleidsruimte van parlementen en nationale regeringen drastisch te verkleinen.

Het Verdrag van Lissabon betekent een verder verankering van dit zakenmannenproject. Het zou de stemmacht van de grote lidstaten enorm vergroten, waarbij dat van Duitsland bijvoorbeeld verdubbeld zou worden naar 17 procent terwijl dat van Ierland gehalveerd zou worden naar onder een procent. Het zou de EU de macht geven, voor het eerst, om de indirecte belastingen te harmoniseren. Het zou het recht schrappen van de Ierse regering om een EU-commissaris voor te stellen en te benoemen. Het zou onderstrepen en bevorderen dat Europese wetgeving boven nationale wetgeving staat, nationale grondwetten inbegrepen. Het zou het nationale veto schrappen op 32 nieuwe beleidsterreinen en daarmee het vermogen welhaast elimineren van nationale parlementen en elke invloed van onderop op de besluitvorming. Het zou toestaan dat regeringsleiders en regeringen de lijst uitbreiden met gebieden waarover ze besluiten kunnen nemen zonder unanieme goedkeuring of de nood voor een nieuw verdrag. Het zou het machtige nieuwe ambt instellen van president van de EU, een ambt waarop de kiezers van de 27 lidstaten geen invloed zouden kunnen hebben. Het zou ook van lidstaten vereisen [4], waaronder het neutrale Ierland, dat deze “hun militaire vermogen voortdurend vergroten” en andere lidstaten verplicht te hulp zou moeten schieten als ze een gewapende aanval ondervinden ” met alle middelen die ter beschikking staan” [5].

Als de Ieren het Verdrag van Lissabon voor de tweede keer zouden verwerpen, zouden ze daarmee niet verwerpen dat Europese landen onderling samenwerken, maar eerder een specifieke visie op Europa’s toekomst die eenzijdig gericht is op militaire en bedrijfsmatige macht.

———–
Steve McGiffen is assistent professor internationale relaties aan de American Graduate School of International Relations and Diplomacy in Parijs en redacteur van het linkse webzine Spectrezine en schrijver voor Foreign Policy in Focus. Zijn nieuwste boek, samen met EP-lip Kartika Liotard geschreven, is Poisoned Spring: The EU and Water Privatisation.

——————

Noten:

[1] The Lisbon Treaty and Ireland
[2] Predictable Poverty: The Inevitable Legacy of a Neo-Liberal Europe, by Susan George, Spectrizine; 21 October 2008.
[3] Lisbon Strategy
[4] Zie verdragstekst hieronder
[5] EU, NATO, US: 21st Century Alliance For Global Domination, by Rick Rozoff, Voltaire Network; 2 April 2009

————

Zie ook: de website van Stichting Ander Europa.

De verdragstekst als pdf.