Ga naar de inhoud

John Pilger: herdenk Thatchers slachtoffers

Heel wat neoliberale medestanders van Thatcher vonden het ongepast hoe haar tegenstanders tegen haar fulmineerden na haar overlijden. John Pilger meent echter dat het net Thatchers vrienden zijn die op het graf dansen van de duizenden slachtoffers die zij gemaakt heeft. Zij moet ook worden herdacht voor de feitelijke staatsgreep die zij op de Britse politiek heeft gepleegd.

6 min leestijd
Placeholder image

(Bron: DeWereldMorgen)

In de nasleep van Thatchers heengaan, herinner ik me haar slachtoffers. Patrick Warby’s dochter, Marie, was één van hen. Marie, vijf jaar oud, leed aan een darmmisvorming en had een speciaal dieet nodig. Zonder dat was de pijn ondraaglijk. Haar vader was een mijnwerker in Durham en had al zijn spaargeld opgebruikt.

Het was de winter van 1985, de grote mijnstaking was bijna een jaar oud en de familie had hulp nodig. Hoewel het niet betwist werd dat ze er voor in aanmerking kwam, werd elke hulp aan Marie geweigerd door het ministerie van sociale zekerheid. Later verkreeg ik de verslagen van deze zaak die aantoonden dat Marie afgewezen werd omdat haar vader ‘betrokken was bij een vakbondsgeschil’.

Moreel corrupt en onmenselijk

De corruptie en onmenselijkheid onder Thatcher kende geen grenzen. Toen ze aan de macht kwam in 1979, eiste ze een totaal verbod op de uitvoer van melk naar Vietnam. De Amerikaanse invasie had een derde van de Vietnamese kinderen ondervoed achtergelaten. Ik was getuige van vele schrijnende situaties, waaronder zuigelingen die blind werden door een gebrek aan vitaminen.

“Ik kan dit niet tolereren”, zei een gekwelde arts in een kinderziekenhuis in Saigon, terwijl we keken naar een stervende jongen. Oxfam en Save the Children hadden aan de Britse regering de ernst van de noodsituatie duidelijk gemaakt. Een embargo onder leiding van de VS had de lokale prijs van een kilo melkpoeder tot tien keer van die van een kilo vlees opgedreven. Veel kinderen hadden kunnen herstellen met die melk. Thatcher’s verbod hield stand.

In het buurland Cambodja liet Thatcher in het geheim een spoor van bloed achter. In 1980 eiste ze dat het ter ziele gegane regime van Pol Pot – de moordenaar van 1,7 miljoen mensen – zijn ‘recht’ behield om zijn slachtoffers bij de VN te vertegenwoordigen. Haar beleidskeuze was wraak tegen Cambodja’s bevrijder, Vietnam. De Britse vertegenwoordiger werd opgedragen om te stemmen samen met Pol Pot in de Wereldgezondheidsorganisatie, waardoor zij het verstrekken van hulp verhinderden, daar waar het meer dan waar ook ter wereld nodig was.

Om dit schandaal te verbergen, bedachten de VS, Groot-Brittannië en China – Pol Pot’s belangrijkste geldschieter – een ‘verzetscoalitie’ gedomineerd door de Rode Khmer troepen van Pol Pot’s die door de CIA werden bevoorraad op bases langs de Thaise grens. Er kwam echter een kink in de kabel.

Trainen van terroristen

In het kielzog van de Irangate wapens-voor-gijzelaars schandaal, had het Amerikaanse Congres clandestiene buitenlandse avonturen verboden. “In een van deze wapendeals, die de twee van hen graag wilden maken,” zo vertelde een hogere ambtenaar van het Britse ministerie van buitenlandse zaken aan de krant Sunday Telegraph, “liet president Reagan het aan Thatcher over om met de Britse commandotroepen van de Special Air Service (SAS) de Cambodjaanse show over te nemen. Ze ging onmiddellijk akkoord.”

In 1983 stuurde Thatcher de SAS om deze ‘coalitie’ te trainen in zijn eigen kernmerkende manier van terrorisme. De SAS-teams, bestaande uit telkens zeven man, kwamen vanuit Hong Kong en de Britse soldaten begonnen met de opleiding van de ‘verzetsstrijders’ in het leggen van mijnenvelden, in een land verwoest door genocide en met het hoogste sterftecijfer en verwondingen ter wereld als gevolg van landmijnen.

Liegen in het parlement

Ik meldde dit toentertijd en meer dan 16.000 mensen schreven in protest naar Thatcher. “Ik bevestig,” antwoordde ze aan de oppositieleider Neil Kinnock, “dat er geen betrokkenheid van welke aard dan ook was van de Britse regering in het opleiden, het bevoorraden of het verlenen van medewerking aan de Khmer Rouge of met hen verbonden troepen.”

Die leugen was ongelooflijk. In 1991 heeft de regering van John Major aan het parlement toegegeven dat de SAS inderdaad de ‘coalitie’ had opgeleid. “We hadden de Britten graag.” vertelde een Khmer Rouge strijder me later. “Ze waren heel goed in het aanleren van hoe boobytraps op te stellen. Nietsvermoedende mensen, zoals kinderen in de rijstvelden, waren de voornaamste slachtoffers.”

Toen de journalisten en de producenten van ITV’s merkwaardige documentaire ‘Death on the Rock’ aantoonden hoe de SAS andere doodseskaders van Thatcher in Ierland en Gibraltar hadden geleid, werden ze daarom opgejaagd door Rupert Murdochs ‘journalisten’.

Massamoord en wapenhandel

In 1982 bevond de Argentijnse kruiser General Belgrano zich buiten de rond de Falklands verboden zone. Er ging geen dreiging uit van het schip, maar Thatcher gaf toch het bevel om het tot zinken te brengen. De slachtoffers waren 323 matrozen, waaronder dienstplichtige tieners.

Deze misdaad had een zekere logica. Onder de trouwste bondgenoten van Thatcher waren massamoordenaars – Pinochet in Chili, Suharto in Indonesië, verantwoordelijk voor “veel meer dan een miljoen doden” (Amnesty International). Hoewel de Britse staat al lang ’s werelds grootste tirannieën had bewapend, was het Thatcher die met grote ijver bracht wapendeals bepleitte, waarbij ze het over de finesses van de motoren van gevechtsvliegtuigen had en hard onderhandelde met smeergeldeisende Saoedische prinsen. Ik heb haar toen gefilmd op een wapenbeurs terwijl ze een glimmende raket streelde. “Zo wil ik er één” zei ze.

In zijn onderzoek over de wapenleveringen aan het Irak van Saddam Hoessein hoorde Lord Richard Scott het bewijs dat een hele deel van Thatchers regering, van hoge ambtenaren tot ministers, had gelogen en de wet had overtreden bij het verkopen van wapens aan Saddam Hoessein. Dit waren Thatchers boys.

Blader door oude exemplaren van de Iraakse krant Bagdad Observer en je vind op de voorpagina’s de foto’s van haar ‘jongens’, meestal ministers, met Saddam op zijn beroemde witte bank. Toenmalige minister van buitenlandse zaken Douglas Hurd was er en een grijnzende David Mellor, ook van buitenlandse zaken, rond de tijd dat hun gastheer de vergassing van 5.000 Koerden beviel. Naar aanleiding van deze gruweldaad, verdubbelde Thatchers regering de handelskredieten aan Saddam.

Begrafenis als propagandastunt

Misschien is het te gemakkelijk om te dansen op haar graf. Haar begrafenis was een propagandastunt, geschikt voor een dictator, een absurde show van militarisme, alsof er een staatsgreep had plaatsgevonden. Dat was ook zo. “Haar echte triomf”, zei een van haar jongens, Geoffrey Howe, ook ooit een minister onder Thatcher, “was niet van slechts één partij te hebben getransformeerd, maar twéé, zodat wanneer Labour uiteindelijk terugkeerde (aan de macht), het grootste deel van het thatcherisme aanvaard werd als onomkeerbaar.”

In 1997 was Thatcher de eerste oud-premier om Tony Blair te bezoeken nadat hij Downing Street betrad. Er is een foto van hen, verenigd in verbazing: de ontluikende oorlogsmisdadiger samen met zijn mentor.

Toen Labour leider Ed Milliband recent, in zijn zalvende ‘eerbetoon’, Thatcher karikaturiseerde als een ‘moedige’ feministische heldin wiens prestaties hij persoonlijk ‘eerde’, besefte je dat deze oude moordenares helemaal niet gestorven is.

Vertaling Bavo Vanoost

Dance on Thatcher’s grave, but remember there has been a coup in Britain. John Pilger, 25 april 2013