Ga naar de inhoud

Kan de EU democratischer worden?

Talloze verkiezingsprogramma’s roepen op tot het democratiseren van de EU. Het gaat dan vooral om de gemankeerde beslissingsbevoegdheid van het Europese Parlement. Zo stellen de Europese verkiezingsprogramma’s van de Nederlandse partijen D’66, PvdA, Groenlinks en SP dat de Europese Unie democratischer moet worden (*1). De VVD ziet geen democratisch tekort (*2) en het CDA wil slechts dat de Raad van Europa haar documenten eerder naar nationale parlementen stuurt, dat verhoogt de transparantie. (*3). De Christen-Unie ‘geeft vooral geloof een stem’, maar ziet ‘geen grotere rol voor het Europese parlement.’ (*4)

14 min leestijd
 
(Door Gerrit Zeilemaker, oorspronkelijk verschenen op de website Ander Europa Illustratie: Wdcf wikimedia commons CC3.0)

Slechts zelden wordt de vraag gesteld waaróm de EU niet of onvoldoende democratisch is. Is de institutionele, bureaucratische  inrichting van de EU misschien niet juist bedoeld om de democratie, zeggenschap van de bevolking, van het beleid uit te sluiten? En is de drang tot verdergaande centralisering en federalisering wel verenigbaar met een levensvatbare democratie?

Om deze vragen te beantwoorden wil ik wat dieper ingaan op de historische en ideologische wortels van de neoliberale inrichting van de EU-instituties en of er sprake is van bewuste isolering van deze instituties van democratische inmenging. Hoewel uit verschillende soorten of vormen van (neo-)liberalisme geput is, is het vooral het Duitse ordoliberalisme dat de Europese instituties vorm gegeven heeft.

Ordoliberalisme als inspiratie

Ordoliberalisme ontstond in Duitsland in de jaren ’20 – ’30 van de vorige eeuw rond het blad ORDO als reactie op heftige politieke strijd tijdens de Republiek van Weimar Deze republiek ontstond na de Eerste Wereldoorlog en eindigde met het aan de macht komen van Hitler. De Republiek van Weimar kampte met ongekende economische problemen, zoals herstelbetalingen voor de oorlog, de economische crisis van 1929 met zijn inflatie en werkloosheid. In een artikel van één van de oprichters van ORDO, de econoom Rüstow, (*5) dat als oprichtingsmanifest werd beschouwd, ‘Belangenpolitiek of Staatspolitiek’, staan strijdlustige afrekeningen met de  ‘Weimar systeem partijen’ en het gehate ‘pluralisme’. Het dieper liggende ressentiment tegen het parlementarisme van Weimar, de roep naar autoriteit en leiderschap en het verlangen naar een sterke staat die boven de partijen staat, doordrenken de eerste artikelen in ORDO. Voor het klassieke liberalisme had Rüstow slechts verachting: ‘steentijdliberalisme’. Het gaat de ordoliberalen om het zoeken naar stabiliteits- en eenheidszoekende krachten, die uit de ‘groepsanarchie’ van Weimar (Eucken), de chaos van de inflatietijd en de politieke volatiliteit moesten leiden.

Vanaf 1938 keerden de ordoliberalen zich af van de naziregime en gingen zich bezig houden met plannen voor de naoorlogse economie. Het is dus een naoorlogse mythe dat de ordoliberalen vanaf het begin principieel vanuit een liberale overtuiging de nazi’s gereserveerd tot vijandig bejegend zouden hebben. (*6). In tegenstelling tot neoliberalen als Hayek en Friedman waarvan de politieke invloed tot de jaren 80 marginaal was en die moesten wachten op het falen van het Keynesiaanse New Deal kapitalisme wisten de ordoliberalen al na de oorlog in West-Duitsland het Ministerie van Economie met Ludwig Erhard als minister over te nemen.

Protestantse wortels van het ordoliberalisme

De kritiek van de ordoliberalen richtte zich steeds meer op de zich sterk uitbreidende welvaartstaat van Weimar waarin vooral katholieke en socialistische partijen en vakbonden een rol kregen. De protestantse sociale hervormers stonden daardoor buiten spel en begonnen van de weeromstuit een kritiek op de welvaartsstaat te ontwikkelen, waarbij de ordoliberalen een belangrijke rol speelden. Sociale hervorming gaat dan bij de ordoliberalen gepaard met politiek-economische ordeningspolitiek volgens het veel herhaalde beginsel: ‘een succesvolle economische- en productiepolitiek is de beste sociale politiek’.

De plannen voor de naoorlogse economische ordening, het ordoliberale ordeningsontwerp is volgens de politicoloog Philip Manow alleen als poging tot formulering van een evangelische economie-ethiek te begrijpen. Hij noemde het merendeel van de ordoliberalen religieus, diep gelovige protestantse christenen (*7).  Het ging hun om ‘een christelijk gefundeerde leer van economische- en maatschappelijke ordening’. De centrale vraag voor Franz Böhm was in hoeverre een economische ordening het ‘de rechtvaardigen toestaat rechtvaardig te zijn en het de zondaren moeilijk maakt in zonde te leven.’ En bij Walter Eucken ging het erom ‘een vrije, natuurlijke, godgewilde ordening te realiseren’.

Het ordoliberale ontwerp gaat er vanuit dat mensen niet goed genoeg zijn om het samengaan van politieke en economische macht juist te gebruiken of om zich in een volledige vrije economie van uitbuiting te onthouden, maar zijn ook weer niet zo slecht dat men ze aan de tirannie van de staat of private macht moet onderwerpen. Als middenweg bieden de ordoliberalen de disciplinering door de staat van de economische subjecten aan. Hoop wordt gevestigd op mechanismen van coördinatie en controle zoals in het prijsmechanisme of in gerechtelijke procedures die immuun zijn tegen discretionair handelen, tegen manipulatief politiek handelen. De ordoliberalen zijn bijgevolg niet sceptisch tegenover de staat, maar sceptisch tegenover de mens. Het gaat om een argeloosheid ten opzichte van dwingende structuren van de staat die voor ordoliberalen kenmerkend is.

De consequentie is daarom volgens de ordoliberalen een pleidooi voor een met vergaande interventierechten uitgeruste staat die zelf onafhankelijk is van ongeacht welke politieke of maatschappelijke behoefte ook. “De staat moet op autoriteit gevestigd zijn en niet op meerderheid” en moet een zowel ethische als opvoedende taak hebben als zedelijke superieure instantie en moreel instituut. De markt onder toezicht van de staat is voor de ordoliberalen een disciplinerend coördinatiemiddel dat beroeps- en arbeidsascese voortbrengt; en het prijsmechanisme is niet een middel tot efficiënte allocatie, maar een disciplineringinstrument voor wilszwakke economische deelnemers. Het gaat er hier om de heerschappij van de mens over de mensen te minimaliseren. De concurrentie als ‘geniaal ontkrachtingsinstrument’.

Eigenlijk propageren de ordoliberalen een derde weg tussen collectivisme en anarchie, gebaseerd op een theologisch concept van een mens in duidelijke afgrenzing van het geatomiseerde individu en de collectieve mens. Daarom vermijden ordoliberalen het om van individuele rechten te spreken. Volgens Manow is dit mensconcept theologisch, ook al zegt Rüstow: “Wij neoliberalen hebben (…) helemaal geen eigen theologie.” (*8).

De ordoliberalen vermeden nauwgezet het emotioneel beladen begrip ‘kapitalisme’ en vervingen het door ‘sociale markteconomie’. Voor Erhard, na de oorlog minister van economische zaken onder Adenauer, betekende het ‘dat de markteconomie als zodanig sociaal is’ in tegenstelling tot de veronderstelling dat ‘het sociaal moet worden’. Hij legde dan ook de nadruk op de middelste term in ‘sociale markteconomie’, maar werd gedwongen om meer aandacht aan het sociale te besteden als gevolg van  een reusachtige stakingsgolf begin jaren vijftig die nationalisatie van de grootindustrie eiste. De sociale markteconomie van de ordoliberalen gaf een neoliberale benadering, maar bood ook een compromis dat aanvaardbaar was voor de sociaaldemocratie (*9).

De institutionele inrichting van het neoliberale kapitalisme

Het hedendaagse neoliberale kapitalisme heeft op verschillende niveaus instituties ontworpen die bewust bedoeld zijn om democratische invloed te voorkomen en politiek-economische beslissingen uit handen van natiestaten en hun bevolkingen te nemen. Ze heeft hiermee haar uitbuitingsmechanismen abstracter en ondoorzichtiger weten te maken. Op internationaal niveau zijn dat organisaties als het IMF en de Wereldbank. Hier heerst de ‘Washington consensus’ waar alle natiestaten behalve de Verenigde Staten zich aan te onderwerpen hebben. ‘Global governance komt in de plaats van nationale regeringen’. (*10)

Op Europees niveau zijn vier politieke instellingen die de politiek die vooral de neoliberaal-kapitalistische Europese markt beheren, onderhouden en beschermen. Het ordoliberale model is hier tot in de puntjes doorgevoerd.

  1. De Europese Raad bestaat uit de hoofden van de nationale regeringen en wordt geflankeerd door de Raad van Ministers (Raad van de EU in verschillende samenstellingen, , o.a. van financiën en buitenlandse zaken.)  De Ministerraad is zowel wetgevende als uitvoerende macht, een typisch kenmerk van een autoritair regime. De Raad onderhandelt met regeringen in het geheim zonder nationale parlementen en een beslissing is vrijwel niet terug te draaien. Vervolgens kunnen regeringsleiders in hun nationale parlementen naar Europa verwijzen en hun handen in onschuld wassen.De zogeheten Eurogroep van de ministers van Financiën van de lidstaten van de Europese Monetaire Unie (EMU) is zelfs een groep zonder formele status. Dit werd duidelijk toen de toenmalige voorzitter Jeroen Dijsselbloem de toenmalige Griekse minister Yanis Varoufakis van deelname van de groep uitsloot. De redenering van Dijsselbloem was dat omdat de groep geen formele status heeft, uitsluiting van de recalcitrante Griekse minister mogelijk was. De unanimiteit in de groep was hiermee hersteld. Een rare combinatie van een op regels gebaseerde ordoliberale structuur met schimmige instituties die boven de regels blijken te staan (*11)
  1. De Europese Commissie ziet zichzelf als de uitvoerende tak van de EU belast met de uitvoering van besluiten van de Raad en toezicht op de naleving van de verdragen door de lidstaten. Hoewel de Commissie ondergeschikt is aan de Raad is haar invloed en speelruimte groot. In de Commissie is het systeem van de voorzitter, Juncker, ‘zeer autoritair en gesloten’ en voert zijn kabinetschef, Selmayr, ‘een verstikkende controle’ en ‘bemoeit zich met elk belangrijk dossier’. De eerste vicevoorzitter van de Europese commissie, Timmermans, werd ‘een spons voor Junckers’ moeilijkheden’. Zo werd Timmermans belast met het uitonderhandelen van de EU-Turkije-deal als wegbereider voor Angela Merkel. (*12).Berucht zijn de ‘memoranda’ van de Commissie in samenwerking met de ECB en het IMF,  de zogenaamde Troika. Deze eisen in ruil voor financiële hulp (*13) verregaande zogenaamde ‘structurele maatregelen’. Deze maatregelen bestaan uit verslechteringen van bedrag en duur van de werkloosheiduitkeringen, beperkingen in de gezondheidszorg, verlaging van pensioenen en verhoging van de pensioenleeftijd, privatisering van staatsbedrijven en flexibilisering van de arbeidsmarkt.Tevens doet de Commissie land-specifieke-aanbevelingen die zonder uitzondering zijn gericht op beperking van de overheidsuitgaven. Deze aanbevelingen maken deel uit van het ‘Europees Semester’, een Europese monitoringcyclus. Deze aanbevelingen beschouwen nationale sociale zekerheidsstelsels vaak als een belangrijke kostenfactor (*14).  Hoewel de landenspecifieke aanbevelingen strikt genomen niet-bindend zijn, is het in sommige gevallen mogelijk om de lidstaten te bestraffen omdat ze deze aanbevelingen niet hebben opgevolgd. In de nasleep van de economische en financiële crisis zijn de operationele procedures in het kader van het Europees Semester hervormd en aangescherpt om het begrotingsbeleid van de lidstaten verder te volgen en te coördineren. (*15)

    Het Europese Hof van Justitie (EHvJ) kan als een autoritaire rechtbank worden beschouwd bij gebrek aan een echt parlement die het kan overstemmen. Een nationale wetgever die te maken krijgt met het EHvJ en de Europese Raad, heeft doorgaans unanimiteit nodig om een rechterlijke beslissing te corrigeren, en soms zelfs de unanieme herziening van een internationaal verdrag.Net als de Raad en de Commissie gaat het Hof uit van de algemene premisse dat het de missie van ‘Europa’ is om de institutionele ruimte voor vrije markten uit te breiden en alle pogingen af te weren die worden ondernomen om markten te belemmeren of te vervalsen, zowel nationaal als internationaal.In uitspraken van het Hof werden ‘brievenbusfirma’s verdedigd in een hele reeks besluiten, waaronder Cadbury Schweppes en Marks & Spencer. Hierin oordeelde het EHvJ dat de logica van de gemeenschappelijke markt praktijken van belastingontwijking legitimeerde en dat lidstaten beperkingen van dergelijke praktijken niet konden rechtvaardigen op grond van openbaar belang. Hierdoor  heeft het EHvJ belastingconcurrentie tussen lidstaten vergemakkelijkt, met negatieve gevolgen voor de herverdelingscapaciteit van de lidstaten.Sinds de jaren negentig heeft het Hof de neiging om nationale afspraken over collectieve onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden als onwettige obstakels voor marktvrijheden te beschouwen. Het Hof hijst zich in de mantel van neutraliteit en objectiviteit van de wet om te depolitiseren en te individualiseren, wat uiteindelijk onvermijdelijk bijdraagt aan de verwerping van solidariteit (*16).

  2. De Europese Centrale Bank (ECB) is de spil van de Europese Monetaire Unie (EMU), en haar soeverein. Terwijl andere centrale banken zijn ingebed in een staat met dezelfde rechtsmacht en tegenover een regering en een publiek die op hetzelfde territoriale en politieke niveau staan, zijn de valuta en de gemeenschappelijke markt die de ECB runt statenloos (zoals in wezen ook het rechtsstelsel dat wordt beheerd door het Europees Hof van Justitie). Dit maakt de ECB de meest onafhankelijke centrale bank ter wereld, en haar monetaire regime het meest gedepolitiseerd (*17).

    De bemoeienis van de ECB is oppervlakkig bezien beperkt tot het stabiliseren van de euro, op een laag inflatiecijfer en het functioneel houden van betalingssystemen. Haar beleid is alleen legitiem met betrekking tot dit beperkte mandaat. Ander beleid zoals streven naar volledige werkgelegenheid en een Keynesiaans anti-cyclisch crisisbeleid is geen opdracht. Liquiditeitsverruiming (Quantitative Easing of QE) via het  opkopen van obligaties op gigantische schaal waarmee de ECB haar beleidsruimte overtreedt, wordt vervolgens weer afgedekt door een toestemmende uitspraak van het EHvJ (*18).

    Sinds de crisis kan de ECB naar eigen goeddunken liquiditeiten onttrekken aan de bankstelsels van staten die weigeren de voorschriften na te leven met betrekking tot hun overheidsfinanciën. Het gebruikte de dreiging van het bevriezen van noodliquiditeit (ELA) aan Griekse banken als een waarschuwingsinstrument, waarbij het hele betalingssysteem werd verwoest en de economische stabiliteit van het land werd bedreigd. Het versnelde de kapitaalvlucht en leidde tot een liquiditeitscrisis, zodat de geldopnames beperkt moesten worden (*19) en na het uitroepen van een referendum (het OXI-referendum van 5 juli 2015) werd zelfs de ELA daadwerkelijk bevroren.

    Staten en regeringen die zichzelf niet ‘hervormen’ in overeenstemming met de wensen van de Europese Commissie en de ECB, verliezen het vertrouwen van de ‘financiële markt’, en worden dan op allerlei manieren bestraft, hetzij met dreiging van rechtstreekse sancties, hetzij met een door de ECB georganiseerde bankrun. Staten die institutionele hervormingen doorvoeren zoals gepromoot door de ECB worden beloond, zelfs wanneer dit leidt tot overtreding of omzeiling van EMU-verdragen.

    Gezien de juridische asymmetrie tussen de ECB en de EMU-lidstaten, evenals het ontbreken van een even effectieve politieke tegenhanger op het niveau van de EMU als geheel, is de ECB de ‘ideale dictator’ (…) De ‘autoritaire staat’ als schepper en beschermer van ‘autoritair liberalisme’ is gearriveerd. (*20)

    De EU is bewust ondemocratisch

    Uit het ontstaan en de hele gang van zaken binnen de EU blijkt dat haar instituties zijn ingericht om democratische invloed van haar bevolkingen op haar beleid te voorkomen. Het vervolmaken van dit autoritaire ordoliberale ontwerp zal haar huidige antidemocratische werking slechts versterken.

    Links moet geen illusies hebben over het ‘overnemen’ van de neoliberale EU-instituties ‘om ze te laten werken voor de velen.’ Zeker als je ‘niet verwacht dat de EU-instellingen (…) onze voorstellen aannemen’, zoals Yanis Varoufakis stelt (*21).

    Varoufakis wil met zijn supranationale beweging DIEM25 ‘de instellingen van de neoliberale orde’ niet ‘verwoesten’. Mijn conclusie daarentegen is, dat alle verkiezingsbeloften en verkiezingsprogramma’s ten spijt, de huidige EU onhervormbaar is en ‘verwoest’ moet worden om democratische rechten van de Europese bevolkingen te herstellen. Als links in de illusie blijft dat een sociaal rechtvaardig beleid binnen dit ordoliberale Europa mogelijk is en geen eigen democratische en sociaal-economische alternatieven ontwikkelt, zullen de bevolkingen van Europa ze rechts laten liggen. Te beginnen in Nederland.

    Voetnoten

    (*1) Standpunt d66, Groenlinks, PvdA, SP   (*2) Zie hun programma  

    (*3) Zie CDA  

    (*4) Zie Christen-Unie 

    (*5) Grondleggers van het Duitse variant van het neoliberalisme, het ordoliberalisme, zijn onder andere Franz Böhm, Walter Eucken, Alfred Müller-Armack en Wilhelm Rüpke en de latere minster van Economie Ludwig Erhard.

    (*6) https://www.researchgate.net/publication/241035705_Ordoliberalismus_als_okonomische_Ordnungstheologie

    (*7) Ze publiceerden onder titels als: Staatsgedanke und Reich Gottes (staatsidee en het rijk Gods), Freie Wirtschaft – starker Staat (vrije economie – sterke staat), Religion und Wirtschaft (religie en economie)

    (*8) https://www.researchgate.net/publication/241035705_Ordoliberalismus_als_okonomische_Ordnungstheologie

    (*9) EU Law and the Ordoliberal Agenda, German Law Journal

    (*10) Zie Wolfgang Streeck

    (*11) https://www.researchgate.net/publication/291575890_The_Euro_Is_Irreversible_Or_is_it_On_OMT_Austerity_and_the_Threat_of_Grexit

    (*12) Zie https://www.groene.nl/artikel/een-verhaal-we-hebben-frans . Timmermans is bij de Europese verkiezingen ‘Spitzenkandidat’ voor de Europese sociaaldemocraten

    (*13) Deze financiële hulp was zoals bekend bedoeld om Duitse en Franse banken te redden. Nog geen vijf procent van de hulp is in Griekenland beland. De rest van de hulp ging per ommegaande naar deze banken. Zo werd de ene schuld voor een andere omgeruild

    (*14) Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld particuliere initiatieven op dat gebied.

    (*15) Social security & EU economic Monitoring.

    (*16) EU Law and the Ordoliberal Agenda, German Law Journal

    (*17) Zie W. Streeck  

    (*18) https://curia.europa.eu/jcms/upload/docs/application/pdf/2015-01/cp150002en.pdf

    (*19) 60 euro per dag

    (*20) Cfr. W. Streeck  

    (*21) https://mondediplo.com/2019/03/12europe-diem