Ga naar de inhoud


Goochelen met de G8

De strategie van de regering is om de actievoerders te splitsen in ‘slechte’ en ‘goede’. Is dat eenmaal gebeurd dan zal het geschapen beeld dat de Labour Regering ‘progressief’ zou zijn op het gebied van Afrika en ontwikkeling, het mogelijk maken om te proberen de Make Poverty History-coalitie in te palmen.

18 min leestijd
Placeholder image

(dit is een vertaling van het stuk How To Spin the G8 van David Miller. In het originele stuk staan ook vele noten en links naar bronnen. David Miller is medeschrijver van het boek Arguments against the G8 en redacteur van de website spinwatch.org)

“Het zou heel erg raar zijn als mensen kwamen om te protesteren tegen deze G8, aangezien we ons richten op armoede in Afrika en klimaatverandering. Ik begrijp echt niet waar ze tegen zouden komen demonstreren”. (Tony Blair in Dundee, maart 2005)

Blair’s mix van verbazing en valse naïviteit was echt niet toevallig. Er ontvouwt zich een duidelijke strategie voor onze ogen. De Premier en zijn cohorten in de regering en bij de politie en veiligheidsdiensten zijn druk bezig geweest met hun strategie om te proberen het verzet tegen hun falende beleid te ondermijnen en te marginaliseren, als ze deze zomer in Gleneagles bij elkaar komen. Het eerste deel van de strategie bestaat uit afscheiden van de ‘goede demonstranten’ van de kwade. Ze doen dat in de eerste plaats door de angst over ongeregeldheden tijdens de G8-top op te kloppen en daarnaast door te suggereren dat New Labour zelf aan de kant van de goeddoeners staat. Zoals minister van onderwijs David Miliband tot vervelens toe opmerkt, bouwen ze aan de ‘progressieve consensus’.

We zullen het later hebben over de werkelijke inhoud van het beleid van New Labour, maar willen eerst even ingaan op de demoniseringscampagne. Het doel is om te suggereren dat iedereen die tijdens de G8-top protesteert, buiten de wet staat. De politie heeft zich ook gretig bij het koor gevoegd en moedigt in toenemende mate wilde verhalen van de media aan over anarchistische trainingskampen, plannen voor gewelddadige acties en dergelijke.

Maar de regering lijkt twee wegen tegelijk te bewandelen op dit gebied. Al op 2 januari van dit jaar konden we minister van Handel en Schots parlementslid Douglas Alexander enthousiast horen aankondigen dat er “een grote demonstratie … gepland is in Edinburgh op zaterdag 2 juli, om de wereldleiders een driedelige boodschap te brengen: Rechtvaardige handel, schuldenkwijtschelding en betere ontwikkelingshulp.” Hij ging verder met te verklaren dat “de Make Poverty History is een doel waar de tijd rijp voor is. In de regering weten we dat we uitgedaagd zullen worden door deze buitengewone coalitie van mensen die zeer betrokken zijn”.

Blair heeft deze zienswijze beaamd en in het eerder aangehaalde interview opgemerkt dat “Er mensen de straat op zullen gaan voor de Make Poverty History Campaign en dat is een goede zaak”. De goede demonstranten zullen toegestaan worden, maar de slechte niet. Toen gevraagd werd of “de regering de nieuwe anti-terreurwetten in zou zetten tegen de G8-demonstranten” antwoordde Blair dat “hij dat niet uit zou kunnen sluiten”. Al voordat ze goedkeuring hadden gekregen van de premier waren politie en veiligheidsdiensten begonnen om de grond rijp te maken voor repressie en politiegeweld. Dit hangt nauw samen met het verspreiden van angst en geruchten over nare plannen van schimmig groepen. De prijs voor de eerste melding van ‘anarchisten’ en ‘ecologische ijzervreters’ gaat naar de krant Glasgow Herald op 26 januari 2004, meer dan anderhalf jaar voor de top. Dit werd binnen de kortste tijd gevolgd door berichten over “duizenden gewelddadige anarchisten” (Daily Star 27 januari 2004), “Anarchisten beramen plannen om (de top) te kapen” (Sunday Times 13 juni 2004), “Anarchisten vastbesloten om vliegveld te bestormen en Fort brug te blokkeren” (Daily Mirror 14 juni 2004), “Anarchisten starten school voor oproer op” (Scotland on Sunday 12 december 2004), “Anarchisten plannen gewelddadig protest” (Sunday Times 17 oktober 2004) en zo voort. Er is een duidelijke obsessie om elk feitje enorm op te blazen als ze dat uitkomt. Zo wordt van een openlijk aangekondigde workshop een “geheim kamp” gemaakt (Scotland on Sunday 12 december 2004) en een kampeerterrein wordt een “op militaire leest geschoeid kamp” (Sunday Times 17 april 2005). De berichtgeving zwelt aan tot een hoogtepunt aan de vooravond van de top zelf. Naast de routinematige onzorgvuldigheid, overdrijving en retoriek van deze berichtgeving, moet ook opgemerkt worden dat het grootste probleem is dat er niets gezegd wordt over de inhoud van de zaak zelf (waaronder de oorlog in Irak, wereldwijde armoede, klimaat, de macht van het bedrijfsleven en vele andere thema’s) die de reden zijn dat mensen de straat opkomen.

Veel van de berichtgeving komt voort uit voorlichtingsbijeenkomsten die de politie en veiligheidsdiensten voor de pers geven en waarbij de grens tussen legitiem massaal protest en de zogenaamde “terroristische dreiging” bewust vaag wordt gehouden. Zodoende kunnen de mannen-in-regenjas onthullen dat ‘Britse geheime agenten zich als zwervers vermommen in ‘sleutelgebieden voor terrorisme’ als deel van een landelijke operatie om aanvallen door Al Qaida te verijdelen.”. Dit zou de praktijk zijn in gebieden die ‘beschouwd worden als mogelijke terreurdoelen… zoals rond Westminster en het Schotse Parlement”. Andere rapporten volgen dan (in dit geval op de volgende dag) die aangeven dat er “een stalen hekwerk gebouwd zal worden rond het Schotse Parlement en Holyrood Paleis in voorbereiding naar de G8-top in Gleneagles, in een poging om de beveiliging tegen demonstranten te verbeteren”. De propaganda van regering en veiligheidsdiensten zwelt aan en wakkert paniek aan en moedigt de media aan om het allemaal nog eens uit te vergroten. Zo krijg je dan te horen dat “Britse veiligheidsdiensten de politieleiders hebben geïnstrueerd over omgang met terroristische dreiging tijdens de G8-top in Gleneagles” op 11 april van dit jaar en vervolgens een serie verhalen over hoe managers van grote bedrijven (waaronder de drankenmultinational Daigeo die Hotel Gleneagles bezit) voorspellen dat “rellen miljoenen gaan kosten” en dat bedrijven als Shell en McDonalds hun vestigingen zullen dichttimmeren. Er zijn zelfs plannen om de werkzaamheden bij HBOS, Abbey en vier andere grote bedrijven in Edinburgh geheel stil te leggen tijdens de top.

De spiraal van paniek komt sommigen ook goed uit omdat ze er een hoop geld mee kunnen verdienen. Dat werkt als volgt. De pers heeft regelmatig “veiligheidsadviseurs” aangehaald over het risico van ongeregeldheden rond de topconferentie. Twee prominente zijn Clive Fairweather en Stuart Crawford, die regelmatig waarschuwen voor een “groter niveau van organisatie dan eerder onderkend was” onder de activisten, hetgeen “de vrees zou voeden dat gewelddadige … protesten uit zullen breken” (Crawford in Scotland on Sunday, 12 december 2004) of dat demonstranten “het meest geïnteresseerd zullen zijn in publiciteit” en daarom hun inspanningen vooral zullen richten op de ‘verlokkelijke’ steden Edinburgh, Glasgow of Stirling (Fairweather in Scotland on Sunday 3 april 2005) of dat “Ik denk dat het veel waarschijnlijker is dat er protesten zijn in steden als Edinburgh dan op de plek van de top zelf” (Fairweather, Scotland on Sunday 8 mei 2005).

Feit is dat beide mannen werken voor het bedrijf Stuart Crawford Associates, dat zichzelf beschrijft als “gespecialiseerd in Schotse publieke zaken, veiligheid en mediacommunicatie”, met andere woorden Public Relations. Hoe erger de waarschuwingen klinken, hoe beter het met de zaken gaan. Op het moment zijn ze ingehuurd om advies te geven aan landgoed Gleneagles Estates (dat grenst aan het Gleneagles Hotel en eigendom is van machtig ‘oud geld’) en waarschijnlijk ook andere bedrijven. Beide mannen hebben een verleden in het Britse leger. Crawford is een voormalige luitenant kolonel en Fairweather een kolonel. . Hij was tweede in de lijn van bevel van de speciale SAS-eenheid die de Iraanse Ambassade in 1980 bestormde toen dat bezet was, waarbij op één na alle gijzelnemers doodgeschoten werden, waarvan twee volgens ooggetuigen ter plekke terechtgesteld werden nadat ze zich overgegeven hadden. Tot hun eerdere klanten behoort de ‘Scottish People’s Alliance’, een politieke partij die nauw verbonden is aan de ‘New Party’ die door de leider van de Schotse Conservatieven veroordeeld werd als zijnde ‘fascistisch en ondemocratisch’. Beide partijen staan onder leiding van Robert Dunward, een Schotse zakenman die ook aan het hoofd staat van de British Aggregates Association, die eveneens op de klantenlijst van Stuart Crawford Associates voorkomt.

Met andere woorden, getrainde moordenaars met dubieuze connecties met extreem rechts doen zich voor als veiligheidsexperts en lichten de media voor over de gevaren van de demonstranten. Hoe meer die gevaren een hype worden, hoe groter de kans dat ze ingehuurd zullen worden. Dit is op zijn best een geval van belangenverstrengeling, en het ernstigste geval een complot tegen democratische demonstranten uit commerciële belangen. In ieder geval is duidelijk dat de media er geen verhaal in zien dat getrainde moordenaars actief zijn als adviseurs over het reageren op de protesten bij Gleneagles. Ze hebben het liever over de “militaristische” trainingen die gegeven zouden worden door “anarchisten” wiens totale score wat betreft het doden van burgers of militair personeel over de afgelopen jaar overigens precies nul bedraagt. Dat steekt toch tamelijk goed af tegen het aandeel dat toegekend kan worden aan de strijdkrachten van de VS en de UK in Irak gedurende alleen al de jaren 2003-4 (meer dan 100.000).

Maar de smeercampagne om betogers als geweldplegers neer te zetten, is in zekere mate gepareerd door de G8 Alternatives Coalition, die toestemming gevraagd heeft om bij Gleneagles te demonstreren. Publiekelijk accepteert de politie het recht om te protesteren, terwijl de angst vooral aangewakkerd wordt bij onofficiële mededelingen over een minderheid die uit zou zijn op rotzooi. Dat wordt in de media vertaald als het ingooien van winkelruiten en aanvallen van de politie door gemaskerde anarchisten. Maar als je de politieverklaringen goed bekijkt, is er genoeg redenen voor grote bezorgdheid over hun plannen. Er zijn berichten over toestemming voor en import van waterkanonnen en plastic kogels, hetgeen de vrees heeft aangewakkerd zoals onder woorden gebracht werd door het Schotse Parlementslid voor de regio waar Gleneagles onder valt, Roseanna Cunninhgam die opmerkte dat “er momenteel het reële gevaar bestaat dat alle verhalen over gewapende politie-eenheden, luchtdoelraketten en opsluitingskampen de angsten voor geweld, begrijpelijk na Genua en Seattle, tot een self-fulfilling prophecy maken. Een deel ervan doet verdacht aan, zoals dat de politie feitelijk zegt: “kom maar op als je denkt dat je het aankunt”. De grens tussen protest (waaronder geweldloze directe actie) en geweld wordt bewust vaag gehouden door sommige delen van de politie als een middel om gewelddadig optreden te legitimeren tegen demonstranten die geweldloos protest bezigen. Schotland heeft een bekende traditie van geweldloos protest zoals bij de regelmatige blokkades van de atoombasis Faslane. Er is geen enkele reden om geweldloze demonstranten rond de G8 anders te behandelen. Maar de woordvoerders van het Ministerie van Defensie van Faslane hebben al wat gewillige inktkoelies gevonden voor hun verhaal dat ‘ onze inlichtingenmensen de situatie nauwkeurig in de gaten houden”. “We zijn dit soort taferelen wel gewend, maar de mensen die dit voorbereiden zijn niet de doorsnee geweldloze demonstranten. Ze hebben een andere agenda”. Dit soort leugens vindt gemakkelijk een plekje onder de zon in de pers. Als er gedonder komt bij Gleneagles, zal dat niet alleen door de politie komen, maar ook door hun gewillige propagandisten in de pers. Ze zouden zich de ogen uit de kop moeten schamen.

Kunnen we hieruit de contouren van een strategie ontwaren? Toen Noam Chomsky in maart op bezoek kwam in Schotland, was een van de vragen op een persconferentie hoe de demonstranten zouden moeten reageren op de hysterie over geweld. Chomsky merkte op dat dit een klassiek patroon is en dat er ongetwijfeld provocateurs van de politie of de veiligheidsdiensten onder de demonstranten actief zullen zijn. Zijn belangrijkste boodschap klonk echter later tijdens een toespraak op Gilford, dat regeringen altijd proberen om het politieke debat en de verzets-strategieën tegen hun beleid weg te voeren van de inhoudelijke politieke thema’s (waar ze zwak staan) naar discussies over geweld, waar ze zich sterk in voelen. Chomsky wees met name op wat hij noemde de belangrijke overwinningen van geweldloos verzet als het om de oorlog in Irak gaat, wat volgens hem de oorzaak was dat ze daar verkiezingen hebben moeten toestaan. Maar hij wees ook op de wanhopige pogingen van onze bestuurders om ons te weerhouden van het voeren van het bespreken van zaken die hun macht echt zou kunnen bedreigen. Ze zijn gewoonweg niet in staat hun feitelijke beleid te verdedigen en proberen daarom de aandacht af te leiden naar het geweldsthema. Maar als het om echte politieke zaken gaat, staan ze te kijk als de behartigers van de belangen van privileges en het bedrijfsleven.

Dat is de reden dat een tweede element van de officiële strategie hun wanhopige poging is om te doen lijken dat ze progressief zijn en om die reden proberen de Make Poverty History coalitie (MPH) over te nemen. Blair heeft al gepronkt met zo’n wit MPH-polsbandje en Bono verwijst naar Blair en Brown als “de Lennon en McCartney” van de armoedebestrijding. Zowel Blair als Brown hebben toespraken gehouden over hun toewijding tot Afrika. In januari hield Brown een lange toespraak die in zijn eigen woorden serieus klonk over bezorgdheid om armoede geschiedenis te maken. Hij wees op de “hopeloosheid en menselijk leiden dat achter de getallen verscholen gaat” en verklaarde dat hij in Tanzania “kinderen van 8, 9, 10, 11 jaar had gezien die smeekten om naar school te kunnen gaan maar dat niet konden omdat hun ouders het schoolgeld niet konden betalen”. Hij besloot met de klaroenstoot om “de regenboog van de universele moraal … richting rechtvaardigheid om te buigen”.

Tijdens de lancering van het rapport van de Commissie voor Afrika, het hoofdonderdeel van het regeringsbeleid voor de G8, somde de BBC acht conclusies op die actie van het Westen zouden benodigen. Ze bevatten het verdubbelen of verdriedubbelen van ontwikkelingshulp, kwijtschelden van schulden, meer besteden aan HIV/AIDS, subsidiëren van universiteiten en het weghalen van handelsbarrières voor Afrikaanse export naar het Westen. Daarover zal weinig onenigheid bestaan. Maar in het rapport zelf wordt een heel ander beeld gegeven. Waar het bijvoorbeeld gaat over economische groei in Afrika, wordt in hoofdstuk 7 gesteld dat dat “alleen mogelijk zal zijn als de obstakels voor … een ontmoedigend investeringsklimaat worden overwonnen”. Dat zou dan in moeten houden dat “publieke en private sectoren samenwerken om de obstakels te benoemen voor een gunstig investeringsklimaat”. Dit betekent gewoon meer liberalisatie en privatisering en betere gelegenheden voor westerse bedrijven om de Afrikaanse grondstoffen en arbeid te benutten. “Investeringen in infrastructuur en een stimulerend klimaat voor de private sector staan bovenaan de agenda”, verklaart de conclusie van het volgende hoofdstuk. Deze passages zijn voor iedereen te lezen, maar worden meestal weggelaten in de grote media (inclusief die die als links bekend staan zoals The Guardian of The Independent). Ze geven uitsluitsel over de werkelijke agenda van de regering, die gericht is op het bevorderen van neoliberale hervormingen in Afrika.

Eveneens nauw betrokken bij het werk van de Commission for Africa (CFA) is Business Action for Africa (BAA), een coalitie van meer dan 250 leidinggevende vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. BAA kwam in februari 2005 samen met de Commission for Africa om het uiteindelijke rapport op te stellen. Dit gebeurde na “een programma van formule consultaties tussen CFA en de particuliere sector in Afrika, Europa en Noord-Amerika”. Dit werd uitgevoerd via de ‘Business contact group’ die in juli 2004 opgericht werd op een bijeenkomst die werd voorgezeten door Niall Fitzgerald van Reuters en minister van Financiën Gordon Brown.. Het programma werd uitgevoerd door de ‘adviseur particuliere sector’ van de Commissie voor Africa, een medewerker van Shell, en inbreng vanuit de VS en Canada was verzekerd via lobbygroepen van het bedrijfsleven als de Corporate Council on Africa en Canadian Council on Africa, die beide transnationaal kapitaal vertegenwoordigen.

De betrokken bedrijven kunnen hun opwinding nauwelijks onderdrukken. Het ‘vooruitzicht’ van de zakengemeenschap is ‘een positieve’ vertelt een van de CFA-commissarissen. “Er wordt geloofd dat Afrika het volgende front zal zijn voor investeringen”. James Smith, de Britse directeur van Shell, die de bijeenkomst mede voorzat, merkte op dat vooruitgang “vereist dat de particuliere sector een grotere rol krijgt”. De voorzitter van de Commonwealth Business Council, de lobbygroep van het bedrijfsleven die de bijeenkomst mede organiseerde, las de slotverklaring voor. Dr Mohan Kaul bevestigde dat “de voorwaarden scheppen voor zakendoen in Afrika is de grootste investering voor het toekomstige welzijn van haar bewoners”. Een “levendige en succesvolle particuliere sector … is vereist”, merkte hij op.

Onder hun verplichtingen in dit avontuur, behoort voor bedrijven dat ze “gedragscodes voor goed sociaal en milieu-gedrag zouden moeten tekenen”. Als geruststelling wordt geschreven dat “principes van bedrijfsbeleid wanbeheer zouden moeten identificeren en bestraffen”. Dit is echter een wassen neus, aangezien ondertekening niet eens verplicht is, en de gedragscodes waar naar verwezen wordt (zoals de Global Compact en Global Reporting Initiative van de VN) allen vrijwillig zijn en geen enkele voorziening of verwijzing hebben naar ‘bestraffing’ van slecht beleid van bedrijven. Dat is nu juist hun gemeenschappelijke kenmerk. Het zal niet verbazen dat de bedrijven die de BAA-bijeenkomst ondersteunden, behoren tot de ergste die momenteel in Afrika actief zijn, zoals Shell (olie), Anglo American en Rio Tinto (mijnbouw), De Beers (diamanten) Daigeo en SAB Miller (beide drankenindustrie die grote hoeveelheden water gebruiken), GSK (farmaceutica), British American Tobacco en Unilever (voedsel en consumentenproducten). Eveneens betrokken zijn leveranciers van kapitaal die profiteren van uitbuiting zoals Standard Chartered bank en het fonds voor risicodragende investeringen Capital for Development.

Deze pro-bedrijfsleven agenda is nergens duidelijker te zien dan in de verklaringen van het IMF. Haar Monetaire en Financiële Comité kwam op 16 april bijeen in Washington en herhaalde het neoliberale mantra dat “de bepalende uitdaging blijft om hervormingen af te dwingen die de omgeving voor investeringen versterken en bewerkstelligen dat er door de particuliere sector aangedreven groei komt”. Het Comité “benadrukt dat succesvolle en ambitieuze vrijmaking van transnationale handel doorslaggevend is voor aanhoudende mondiale groei en economische ontwikkeling”. Dit is even weinig verbazingwekkend als dat het schadelijk is voor Afrika en de rest van de wereld. Het comité kwam bijeen terwijl de verkiezingscampagne in de UK op zijn hoogtepunt was, maar dat betekende niet dat de voorzitter van het comité, Gordon Brown, geen tijd kon vrijmaken om er bij te zijn.

Brown’s verwijzing naar Tanzania in zijn toespraak van januari 2005 is bijzonder ongelukkig aangezien de problemen veroorzaakt door de instelling van schoolgeld in dat land het directe resultaat zijn van het beleid van structurele aanpassingen van het IMF, waardoor Tanzania gedwongen werd om marktwerking toe te staan in het onderwijs. “Het aandeel van de nationale begroting dat aan onderwijs besteed wordt, zakte van 11,85 procent in 1983/84 naar 6.95 procent in 1990/91”. “Overheidsuitgaven aan onderwijs, gezondheidszorg en andere sociale sectoren moesten bezuinigd worden om te voldoen aan de eisen van donorlanden en internationale lenende instellingen”. Wat Brown dus, naar wij aannemen met de beste bedoelingen, met de ene hand geeft, schept de mogelijkheden voor bedrijven om met de andere hand weer terug te halen. Wat hij aanbiedt zijn geen loze doch welklinkende woorden, maar de middelen die bedrijven nodig hebben om Afrika te overwoekeren en leeg te knijpen.

Dit wordt nergens duidelijker dan waar verband bestaat met ontwikkelingshulp, waar de beloofde stijging gebonden is aan strikte voorwaarden – ze vereist liberalisatie. Erger nog is dat een deel van het geld van het ministerie van ontwikkelingssamenwerking direct besteed wordt aan reclamecampagnes voor privatisering die geleid worden door het zeer conservatieve Adam Smith Institute en andere. Onder zulke obscene omstandigheden zou het verminderen van ontwikkelingshulp aan het zuiden een betere optie zijn.

In feit staat de Britse regering vooraan het nieuwe front van het bedrijfsleven om markten open te breken in het zuiden. Het overnemen van een deel van de retoriek van de Make Poverty History campagne, is zowel een teken van haar succes als een aanwijzing van de gevaren van coöptatie. Triest genoeg zijn enkele bij de MPH-campagne betrokken groepen hierover minder duidelijk. Justin Forsyth, campagneleider van Oxfam merkte in 2002 bijvoorbeeld op dat “Als je praat met Tony Blair en Gordon Brown, ze deze zaken echt begrijpen. Ze zijn echt enkele van de beste leiders als het gaat om praten over ontwikkeling en ontmantelen van subsidies, en ze geven telkens weer de juiste argumenten”.

Verleden jaar verliet Forsyth Oxfam om te gaan werken als Blair’s adviseur voor internationale ontwikkeling. Ondertussen is Brown’s adviseur voor internationale ontwikkeling, Shriti Vadera, die door the Guardian omschreven wordt als ‘rap van de tong’ en iemand die ‘weinig geduld heeft met veelbelovend jonger personeel, laat staan met gekken’ voormalig directeur van de Amerikaanse bank UBS Warburg en ‘expert’ en groot aanhanger van “de complexe financiering van publiek-private partnerships”. Een van Vadera’s andere functies is lid van de Raad van Beheerders van Oxfam, hetgeen het besturend orgaan van Oxfam is.

Deze relaties zijn niet noodzakelijk corrupt, maar het gebrek aan kritiek op Brown en Blair en het klaarblijkelijke gebrek aan inzicht in de werkelijke agenda van de Britse regering door sommige ontwikkelings-ngo’s doet vrezen dat het vooruitzicht van coöptatie van sommige delen van de beweging zeer reëel is.

De strategie van verdeel en heersen is er werkelijk als we een enigszins geloofwaardig perspectief willen hebben om de manipulatie te ondermijnen en basisbewegingen op willen bouwen die het neoliberalisme terug kan draaien, dan zouden we het gefaalde beleid van de G8 lijnrecht moeten bestrijden. Dit vereist de breedst mogelijk beweging en in het bijzonder een strijd op het gebied van politiek en ideologie. Op het gebied van politiek telt natuurlijk het feit mee dat zij met weinig zijn, en wij met veel. Hun beleid op het gebied van klimaat, Irak, Afrika, mondiale armoede (en de rest) heeft gefaald. Het is tijd dat we verklaren dat een andere wereld mogelijk is, en die ook maken.

(zie voor noten het oorspronkelijke artikel)

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door David Miller.)