Lessen in protest tijdens de pandemie: kijk naar Latijns Amerika
Straatprotesten met fysieke afstand en pogingen om een president af te zetten – Latijns-Amerika is leidend, niet alleen in de ernst van de Coronacrisis, maar ook in de omvang en het karakter van het verzet dat sociale bewegingen laten zien.
(Door Iain Bruce, dit artikel stond op Source. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos, Foto Arlen Siu, indymedia Ecuador)
Vorige week schoof Brazilië op naar de tweede plaats op de wereldranglijst van het aantal Covid-19 gevallen met bijna 375.000 bevestigde infecties – 12.000 meer dan Rusland. De Wereldgezondheidsorganisatie zei dat Latijns-Amerika zich ontpopt als een nieuw epicentrum van de pandemie. Andere tellingen geven Chili het hoogste aantal gevallen per hoofd van de bevolking en Ecuador het hoogste sterftecijfer per hoofd van de bevolking. Peru en Mexico laten ook een scherpe stijging zien.
We weten dat al deze vergelijkingen gebrekkig zijn en gebaseerd op verschillende en ontoereikende testniveaus. Een studie van de Universiteit van Pelotas in het zuiden van Brazilië, gebaseerd op peilingen en tests in de derde week van mei, gaf aan dat het werkelijke aantal besmette mensen in het hele land waarschijnlijk zeven keer zo hoog is als het officieel bevestigde cijfer. De intensiteit van het conflict over het Coronavirus in diverse Latijns-Amerikaanse landen is nu ongeëvenaard.
Een deel van het politieke verhaal is bekend, maar nog extremer dan elders. In Brazilië ligt een blatende, rechtse populistische leider (sommigen zouden hem een neo-fascist noemen), samen met zijn kliek van extreemrechtse, samenzweringstheoretische adviseurs en ministers, onder vuur van het conservatieve establishment en de traditionele media voor het openlijk negeren en ondermijnen van de lockdown, en voor het aanstellen van een familievriend aan het hoofd van de federale politie om zijn zonen te beschermen tegen een onderzoek naar hun mogelijke betrokkenheid bij de moord op radicaallinks gemeenteraadslid en homorechtenactiviste, Marielle Franco, in 2018. In het weekend was Brazilië een staatsgreep nabij.
De militair die verantwoordelijk is voor het veiligheidskabinet van president Jair Bolsonaro, generaal Augusto Heleno, bedreigde het Hooggerechtshof met ernstige, maar ongespecificeerde, gevolgen als het doorging met het onderzoek naar de mobiele telefoongegevens van de president. Als reactie daarop publiceerde het Hof een veel becommentarieerde video van Bolsonaro en zijn onderwijsminister die dreigde de rechters op te sluiten als hij zijn zin niet kreeg.
Maar er is nog een ander verschil, dat de internationale media nauwelijks hebben gemeld; het niveau van het verzet van links. Vóór alle verontwaardiging van de traditionele Braziliaanse liberalen en conservatieven zijn het de linkse congresleden – van de Partij van Socialisme en Vrijheid (PSOL) en de Arbeiderspartij (PT) – die het voortouw hebben genomen bij het lanceren van een eis tot afzetting van president Bolsonaro. 400 sociale bewegingen hebben zich achter deze eis geschaard. Er worden nu soortgelijke acties gericht tegen de minister van Onderwijs en generaal Heleno vanwege hun extra bedreigingen voor de democratische instellingen van Brazilië. Al deze acties bouwen voort op het momentum van de dagelijkse protesten met potten en pannen van tienduizenden Brazilianen vanuit hun deuren, ramen en balkons tegen de reactie van de regering op de pandemie.
In Chili en Ecuador, twee landen die vanaf oktober vorig jaar enorme stakingen en protesten hebben laten zien tegen het neoliberale beleid, zijn de sociale bewegingen letterlijk een stap verder gegaan.
De protesten in Chili zijn nooit helemaal gestopt. De afgelopen dagen hebben ze in de volksbuurten van Santiago weer vaart gemaakt om meer hulp te eisen voor de mensen die honger lijden als gevolg van de lockdown. In de hoofdstad van Ecuador, Quito, hielden studenten op 5 mei een eerste mars, met zorgvuldige fysieke afstand, nadat de regering had aangekondigd dat ze 10 procent of meer zou bezuinigen op de begrotingen van de openbare universiteiten, blijkbaar om de buitenlandse schuld van het land te kunnen blijven betalen. Er volgden meer protesten; een rechtbank verklaarde de bezuinigingen ongrondwettelijk en president Lenin Moreno trok zich gedeeltelijk terug.
Toch presenteerde zijn regering enkele dagen later een reeks nieuwe bezuinigingsmaatregelen: massale bezuinigingen op de overheidsuitgaven, waaronder 25 procent vermindering van het aantal uren en de lonen, de afschaffing van veel arbeidsrechten en de privatisering van een half dozijn overheidsbedrijven, waaronder de post en de nationale spoorwegen. Ook hier was het doel ‘de toegang van Ecuador tot internationaal krediet te beschermen’ – met andere woorden, zijn schuld te betalen in overeenstemming met zijn verplichtingen tegenover het Internationaal Monetair Fonds.
Studenten, vakbonden en andere bewegingen, waaronder de belangrijkste inheemse beweging, CONAIE [Confederación de Nacionalidades Indígenas del Ecuador, Confederatie van Inheemse Volkeren van Ecuador], waarschuwden dat er ‘nog een oktober’ zou kunnen komen en riepen afgelopen maandag [25 mei] op tot een dag van protesten. De dag ervoor werd president Moreno’s staat van de natietoespraak tot het parlement met een spervuur van potten en pannengekletter in het hele land tegemoet getreden. Maandag kwamen duizenden mensen in Quito en andere steden samen, opnieuw met gezichtsmaskers met een zorgvuldige afstand tussen elke demonstrant. In feite was het de politie die geen respect had voor de fysieke afstand, omdat ze de demonstranten in het historische centrum van Quito met traangas en wapenstokken bestookten.
De rol van de inheemse beweging van Ecuador zal de sleutel zijn tot de toekomst van deze beweging – en die beweging heeft misschien wel lessen voor diegenen over de hele wereld die in een tijd van quarantaine worstelen om tegen hun regeringen te protesteren.