Ga naar de inhoud

linkse zuurpruimen

7 min leestijd
Placeholder image

Was geschreven voor de nieuwste editie van Solidair

Volgens het beeld dat de gemiddelde burger in Nederland heeft van politieke activisten, zijn dat niet bepaald vrolijke levensgenieters. Eerder het tegenovergestelde daarvan; zurige moralisten die nauwlettend gadeslaan of ze je niet kunnen betrappen op een politiek incorrecte uitspraak of aankoop en die altijd maar met politiek bezig zijn en nooit eens lekker feestelijk uit hun dak gaan omdat hun voetbalclub een of andere blikken trofee heeft gewonnen of iets dergelijks. Een saaie bende dus, die op z’n best met een sympathieke zaak bezig is, waar je alleen aan meedoet als het echt niet anders kan.

Natuurlijk kunnen we ook hiervoor weer de commerciële media de schuld geven van het vertekende beeld dat ze de goegemeente voorhouden. Maar misschien is het in dit geval ook wel een beetje waar. Of misschien wel heel erg waar?! Zelf in de kraakbeweging van begin jaren ’80 het actievoeren ingerold, herinner ik me nog goed de schrale macrobiotische maaltijden van de eerste woongroep waar ik bij aan mocht schuiven. Dat was nog eens wat anders dan de uitbundige rijsttafels en geurige gehaktballen van mijn moeder. En de erotische uitstraling – om eens een andere eerste levensbehoefte te noemen – van het gemiddelde kraakcafé kan nog steeds moeilijk wedijveren met de eerste de beste disco. Over alles waar normale mensen van genieten (eten, seks, snelle auto’s en strandvakanties) werd binnen de kraakbeweging moeilijk gedaan.
Veel actievoerders van toen zijn later afgehaakt en sommigen van hen hebben carri̬re gemaakt door hun frustraties te gelde te maken of door juist alles te gaan doen dat de beweging verboden had. Een van de mooiste voorbeelden is het journaille van weekblad HP de Tijd, ooit tamelijk progressief, nu een ranzig rechts-populistisch blaadje. De meest stompzinnige stukken in die krant Рmeestal over hoe levensgevaarlijk actievoerders zijn- worden geschreven door ene Joost Niem̦ller, die het schrijven geleerd heeft in het circuit van alternatieve muziek dat grotendeels samenviel met de kraakbeweging. Voor de zekerheid laat hij dat maar weg uit de protserige biografie op zijn website www.joostniemoller.nl/.

Wat in de rancuneuze afrekeningen van mensen als Niemöller voor het gemak buiten beeld gelaten wordt, is het ‘do it yourself’-karakter van de actiebeweging van de jaren tachtig. Er bestond een hoop ruimte om te doen wat je wilde en als een bepaalde scene je niet beviel, kon je iets anders opzoeken of creëren. Zo konden de mores en de (ongeschreven) regels nogal verschillen per buurt, pand of beweging. Vooral mensen die het initiatief niet namen om net zo lang te zoeken tot ze de plek hadden ontdekt (of gemaakt) waar het ze beviel en aan de bar van het kraakcafé bleven hangen tot er vanzelf iets veranderde, waren overgeleverd aan de overheersende leefregels en de dwang van de bonsjes. En dan hebben we het nog niet eens gehad over het feit dat er misschien wel goede redenen zijn om moeilijk te doen over snelle auto’s of seksisme. Of dat er in de ‘normale’ maatschappij over een hoop andere dingen moeilijk werd gedaan die in de alternatieve wereld weer helemaal geen probleem waren (winkeldiefstal/zwartrijden, zoenen voor het huwelijk, afwassen, ruiten van banken ingooien, uitslapen…) Dit alles laat onverlet dat de actiebeweging van de jaren ’80, met z’n doemdenken en zwarte klederdracht, niet altijd een feestwinkel was.

De vraag is of dit voor links in het algemeen geldt. Het antwoord luidt (en we hebben hier uitgebreid onderzoek naar gedaan) dat het bij de marxistische partijen pas echt een saaie en dooie boel is.
Vreemd genoeg werden bij het begin van het naoorlogse activisme de actievoerders juist beschuldigd van onbeteugelde uitspattingen (lange haren, drugs, communes, wilde muziek). Juist dat oefende op veel jongeren een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Wat is er gebeurd dat activisme tegenwoordig het tegenovergestelde imago heeft?

De anarchistische/activistische gelederen zijn in Nederland door de geschiedenis heen altijd verdeeld geweest over het najagen van materieel genot. Aan de ene kant had je bijvoorbeeld de traditie van geheelonthouding (“denkende arbeiders drinken niet”). Met daarnaast het “Neem en Eet” van het anarchisme van de daad. En naast de door Marx’s schoonzoon Lafargue (“Recht op Luiheid”) geïnspireerde anti-werk beweging de meer aan vakbonden verbonden syndicalisten die arbeid juist op een voetstuk plaatsten. Deze gespletenheid, die je ook veelzijdigheid zou kunnen noemen, is nog steeds te bespeuren. Waarschijnlijk is het zo simpel dat ook de gemiddelde activist zich vaak niet kan onttrekken aan de Nederlandse calvinistische traditie van zuinigheid, gezagsgetrouwheid en doe-maar-gewoon. Al verklaart dat nog niet hoe zo’n Niemöller kan muteren tot zo’n onooglijk gedrocht. Overigens is het geen typisch Nederlands verschijnsel om moeilijk te doen over (over)consumptie. Tenslotte is het een wereldomvattend probleem.

Net als op veel andere gebieden zorgde de globaliseringsbeweging wat dit thema betreft voor een verfrissende doorbraak . In deze rubriek is al eerder gememoreerd dat de uitstraling op straat van de doorsnee globaliseringsdemonstratie, honderd keer uitbundiger is dan de traditionele radicaal-linkse sjokdemo die Nederland zo lang kenmerkte. Sambagroepen en kleurrijken poppen proberen het publiek te verlokken om in ieder geval na te denken over het thema van de demonstratie. Maar ook actiegroepen op het gebied van consumptie vertonen een baanbrekende inventiviteit. Een van de mooiste voorbeelden is de Spaanse actiegroep Yomango, die het kapitalisme onderuit probeert te halen door de markt grondig te verstoren. Ze propageren het moderne Neem en Eet door modeshows van gestolen kleren te organiseren, en gratis publieke maaltijden aan te bieden waarvan de ingrediënten gemeen hebben dat ze onbetaald de kassa van de grootwinkelbedrijven hebben gepasseerd. Bij een presentatie van hun acties in Leiden wierp het calvinistische deel van het publiek hen voor de voeten dat ze met hun pleidooi voor gratis gebruik het consumentisme juist zouden aanwakkeren. De Yomango’s verweerden zich kundig met de stelling dat winkeldiefstal juist een breuk vertoont met het kapitalistische consumeren. Je wordt erdoor gedwongen om goed na te denken over welke waren je wel en niet nodig hebt. Daarnaast – beweert het collectief – zijn hun acties gericht op het weggeven van waren aan elkaar, wat ook een groot verschil is met het gebruikelijke kapitalistische verschijnsel van het (ten koste van anderen) veroveren van zoveel mogelijk bezit. Wat Yomango betreft wordt hun aanpak een rage en drinkt voortaan iedereen (die dat wil) champagne bij het eten.

De strijd om uitbraak uit de commerciële dwangbuis is een van de meest kenmerkende (en onopgemerkte) fenomenen binnen de moderne actiebeweging. Bij internationale actiekampen is dit bijvoorbeeld te merken aan het feit dat geprobeerd wordt zoveel mogelijk zaken gratis of tegen onkosten beschikbaar te stellen. Vooral in Duitsland is momenteel een hele golf op gang gekomen om te eisen dat de belangrijke zaken in het leven voor iedereen gratis toegankelijk zijn. Per slot van rekening is er geld genoeg op de wereld, het moet alleen anders besteed worden. Dus geen snelle auto’s meer voor een paar rijken, maar goed openbaar vervoer voor iedereen. Het fenomeen weggeefwinkel (waar je gratis spullen kunt krijgen) heeft internationaal een dusdanige vaart genomen dat je haast van een winkelketen zou kunnen spreken. De anticommerciëlen stellen dat je juist de ruimte vergroot om te genieten van de dingen waar het werkelijk om gaat als je je niet meer kapot hoeft te werken om overal veel teveel voor te betalen.
In de Franse scene’s, zoals binnen de spectaculair opgebloeide anti-reclame beweging, begint een ander fenomeen grond te winnen, namelijk dat van de ‘vrijwillige eenvoud’. Deze behelst een eenvoudige manier van leven die niet teveel schade aan de planeet veroorzaakt. Ook daarbij wordt benadrukt dat het de kwaliteit van je leven juist vergroot, in tegenstelling tot het beeld dat buitenstaanders hebben. Eigenlijk passen deze trends zo naadloos bij de Nederlandse calvinistische traditie, dat het niet anders kan dan dat het ook hier binnenkort een enorm succes wordt. Moeten we alleen nog even van de obsessie voor snelle auto’s af. En van het onuitstaanbare linkse moralisme dat de boodschap zo’n slecht imago geeft …

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Kees Stad.)