Ga naar de inhoud

Millenniumdoelstellingen zijn doekje voor het bloeden

Terwijl de millenniumdoelstellingen voor armoedebestrijding volop in de belangstelling staan, maakt de idee van internationale belastingen opgang. Het koppelen van beide lijkt logisch. Toch is het geen goed idee. Francine Mestrum legt uit waarom.

7 min leestijd
Placeholder image

Het klinkt zo vanzelfsprekend. We heffen een internationale belasting en betalen met de opbrengst daarvan de grote prioriteit van de internationale ontwikkelingssamenwerking. Met het geld van de financiële speculatie, de Tobintaks, helpen we de armen in de wereld.
Toch is dit helemaal geen goed idee. Omdat de MDG’s (millenniumdoelstellingen) voor armoedebestrijding geen ambitieus plan zijn en ook anders gefinancierd kunnen worden. En omdat de Tobintaks bedoeld is om de financiële markten enigszins aan banden te leggen. Ik wil in deze bijdrage kort ingaan op deze twee punten.

Een. De millenniumdoelstellingen zijn niet ambitieus. Het eerste doel is de extreme armoede met de helft te verminderen, tussen 1990 en 2015. Extreme armoede, aldus Jeffrey Sachs in zijn verslag aan de Verenigde Naties, is ‘armoede die doodt’. Het zijn mensen met minder dan 1 $ per dag die sterven van honger of van perfect geneesbare ziekten. Volgens de Wereldbank gaat het om nog steeds meer dan één miljard mensen. De helft van de wereldbevolking leeft met gemiddeld 1,25 $ per dag. De cijfers zijn verre van nauwkeurig, maar ze geven een idee van de omvang van het probleem. De extreme armoede halveren, betekent dat men 500 miljoen mensen laat sterven. Gewone rekenkunde.

De millenniumdoelstellingen zullen niet gehaald worden. De Wereldbank zei het al in 2001. In China en India vermindert de armoede, maar ze stagneert in Latijns Amerika en neemt nog steeds toe in Afrika. Volgens de jongste berekeningen van Jeffrey Sachs is er in 2006 135 miljard $ en in 2015 195 miljard $ nodig om het beleid toch nog op het goede spoor te zetten en de MDG’s te halen. Dat is respectievelijk 0,44 en 0,54 % van het BBP van de rijke landen. Vijfendertig jaar geleden beloofden deze landen 0,7 % van hun BBP aan ontwikkelingshulp te besteden. Ze herhaalden dat nog een keer in 2002, op de VN-conferentie van Monterrey. Maar ze doen het nog steeds niet. Er wordt jaarlijks wel 900 miljard $ aan defensie uitgegeven.

De MDG’s kúnnen niet gehaald worden. De armoedebestrijdingsstrategie van de internationale instellingen is uitsluitend gericht op groei. Volgens UNDP duurt het met de huidige groei nog tot 2147 voor in Afrika de extreme armoede met de helft kan worden verminderd. 54 landen zijn vandaag armer dan ze in 1990 al waren. Niet de ‘mondialisering’, maar de privatiseringen, het vrij kapitaalverkeer en de vrijhandel veroorzaken meer armoede dan ze oplossen. De ‘vrije markt’ voor textiel die sinds 1 januari 2005 van toepassing is, maakt honderdduizenden mensen werkloos. Het sociaal beleid dat sommige landen proberen te voeren, wordt er mee teniet gedaan.

De millenniumdoelstellingen moeten nagestreefd worden, dat spreekt voor zich. Maar dit beleid is lang niet voldoende en armoedebestrijding is nog géén ontwikkeling. En de MDG’s kunnen rustig gefinancierd worden binnen het kader van de beloofde 0,7 %. Er is geen enkele reden te bedenken om dat niet te doen. En er is geen reden te bedenken waarom de ngo’s niet pleiten voor economische en sociale ontwikkeling, waarmee mensen uit hun armoede kunnen gehaald worden.
Twee. De groei van de financiële markten is wellicht het belangrijkste kenmerk van de mondialisering. De dagelijkse omzet op de wisselmarkten bedraagt bijna drieduizend miljard Dollar per dag. Speculanten kunnen de nationale economiën van arme landen gemakkelijk verstoren en grote verliezen teweeg brengen waar uiteindelijk de bevolking het slachtoffer van is. De elites van de arme landen hebben meer kapitaal op bankrekeningen in het Noorden staan dan de totale schuldenlast van hun landen. 40 % van de Afrikaanse rijkdom bevindt zich in rijke landen en in belastingparadijzen. Er zijn dus goede redenen om de macht van deze financiële markten te beperken.

Er zijn nog allerhande voorstellen voor een internationale fiscaliteit in omloop. Een belasting op de wapenverkoop, bijvoorbeeld. Een beetje cynisch weliswaar, want hoe meer wapens je dan hebt om mensen te doden, hoe meer mensen je aan de armoede kan onttrekken. Of een belasting op de CO2 uitstoot. Of op de brandstof voor vliegtuigen. Of gewoonweg een belasting op het inkomen van de rijke landen. Stel dat al deze besprekingen gekoppeld worden aan de MDG’s, want doe je dan met de Tobintaks als er uiteindelijk wordt gekozen voor een CO2 belasting? Welk argument moet je dan gaan bedenken om toch nog voor een Tobintaks te pleiten?

Blair stelt een International Finance Facility voor, een manier om de ontwikkelingshulp te financieren met leningen en die later terug te betalen met de verhoogde steun van de rijke landen. Maar wat als de rijke landen -eens te meer – hun beloften niet houden? Dan komt de ontwikkelingshulp helemaal in gevaar.

Ik leid hier twee conclusies uit af. Ten eerste moet de Tobintaks zijn specifieke doel behouden en gezien worden als slechts één element van een brede internationale fiscaliteit die er hoe dan ook zal komen. Controle op de financiële markten is een essentieel element van elke strijd voor een andere mondialisering. De Tobintaks verdient voorrang, omdat het een structurele maatregel is die beter dan alle andere werd bestudeerd. Maar het is geen goed idee hem meteen voor de MDG’s te gebruiken, aangezien dit er toe kan leiden dat sommige landen enkel in een eerste, lage trap geïnteresseerd zouden zijn, die wél geld opbrengt maar nagenoeg niets tegen de financiële speculatie kan doen.
Ten tweede moet verder worden nagedacht over een mondiale fiscaliteit als instrument voor een mondiale herverdeling. Armoedebestrijding is niet voldoende. Ook de ongelijkheid moet kunnen aangepakt worden en er moet een economisch en sociaal ontwikkelingsbeleid kunnen gevoerd worden in de arme landen. Het is schrijnend te moeten vaststellen dat de MDG’s volop in de belangstelling staan, exact tien jaar nadat in Kopenhagen de eerste sociale VN-top werd gehouden. Over dat actieprogramma wordt niets meer gehoord. Ook daar stond armoede op de agenda, maar samen met werk en sociale integratie.

Hoe de opbrengst van de mondiale belastingen zal gebruikt worden, moet noodzakelijkerwijs in een open, democratisch en mondiaal forum besproken worden, bij voorkeur in de VN. Men kan denken aan een wereldwijd sociaal en economisch herstelprogramma om de schade te herstellen die de ‘Washington Consensus’ heeft aangericht. Men kan denken aan de produktie van mondiale publieke goederen, als vrede en veiligheid, milieuzorg, gezondheid, sociale rechtvaardigheid, gelijkheid tussen man en vrouw, enz. En men kan denken aan een programma voor decent werk en respect voor alle internationaal erkende mensenrechten, inclusief de economisch en sociale rechten. Zoals ook wordt gevraagd door de IAO-Commissie die de sociale dimensie van de mondialisering heeft bekeken.

De MDG’s zijn een doekje voor het bloeden. Ze worden ons voorgesteld als een ambitieus ontwikkelingsprogramma, terwijl de twee strategieën die er toe leiden verwerpelijk zijn. Enerzijds is er een risico dat ze beperkt blijven tot een schrale vorm van liefdadigheid. Waarmee Bill Gates, Bono en Sharon Stone zich een goed geweten kunnen kopen. Anderzijds, wordt de armoedebestrijding gebruikt om arme landen méér neoliberale hervormingen op te leggen. Jeffrey Sachs, een vader van de structurele aanpassingen, pleit nu voor overheidsinvesteringen in onderwijs en gezondheidszorg en een leidende rol voor de VN. Maar er is niets dat er op wijst dat de Wereldbank en het IMF hun privatiseringsdrang willen afremmen. De ngo’s kunnen niet blind meestappen in deze strategie. Juist van hen wordt verwacht dat ze wijzen op de tekortkomingen van het beleid, op de toenemende ongelijkheid in de wereld, op het gebrek aan elke vorm van economische en sociale ontwikkeling. De derdewereldbeweging is ontstaan om de kloof tussen arm en rijk te helpen dichten. Nu dreigt die kloof te worden vergeten. Samen met de noodzakelijke herverdeling, samen met de sociaal-economische rechten die toch centraal zouden moeten staan in elk ontwikkelings- en armoedeverhaal.

(Dit artikel verscheen eerder op de website van Attac Vlaanderen. Francine Mestrum is coördinator van de wetenschappelijke raad van attac vlaanderen.)

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Francine Mestrum.)