NGO-isering en de commercialisering van activisme
Wie het Nederlandse politieke landschap enigszins van afstand bekijken, kan niet anders dan concluderen dat er nauwelijks meer door actiegroepen en bewegingen wordt geageerd. Dat komt niet omdat er geen problemen meer zouden zijn. In tegendeel, als het gaat om klimaat – om maar wat te noemen – scoort Nederland zo’n beetje het slechtst van heel Noord-Europa. Kennelijk zijn we het verleerd om nog van onderop druk uit te oefenen om wat te veranderen. Of zouden er andere oorzaken zijn?
Het is een feit dat er op veel gebieden die schreeuwen om actie niet of nauwelijks meer gereageerd wordt, tenzij je het invullen van online petities mee wilt tellen. Terwijl er op allerlei thema’s gruwelijk beleid gevoerd wordt, ontbreekt het tegenwoordig vaak zelfs totaal aan enige effectieve weerstand. Denk aan het Nederlandse/Europese vluchtelingenbeleid en de schandalige deal met Turkije op dat gebied. Of de rol van Dijsselbloem en de Nederlandse regering bij het instellen van de worgleningen aan Griekenland. Het slopen van de sociale woningbouw, we kunnen lang doorgaan. Waar tot voor kort nog relatief grote grassrootsbewegingen ageerden, heerst nu vaak doodse stilte, of kan slechts met grote moeite een uitzondering op de regel gevonden worden.
Tegelijkertijd floreren op al deze thema’s allerlei professionele NGO’s. (*1) Dat zijn twee kanten van dezelfde medaille. Die NGO’s kunnen of willen geen massa’s op straat mobiliseren (of hoogstens een keer per jaar, en dan liefst symbolisch op het Malieveld of Museumplein) maar ze willen meeregeren (in jargon: lobbyen). Ze kunnen zich ook geen wilde acties meer permitteren, als ze het al zouden willen. Dat zou hun subsidie in gevaar brengen, of als ze voornamelijk op donateurs teren; die moeten behouden blijven en lopen weg als de mainstream media met een criminaliserend verhaal komen.
Dat verklaart dan ook grotendeels waarom de campagnes die er nog zijn niet verder komen dan adviseren tot ander beleid of het bewandelen van uitsluitend legalistische middelen (campagnes rond verkiezingen, petities en rechtszaken). Het verfrissende amalgaam aan tactieken en strategieën dat vroeger sociale bewegingen kenmerkte (van ‘harde actie’, bezettingen en demonstraties tot overleg en vertegenwoordiging in parlementen) is geheel overboord gezet en de professionele ‘activisten’ van nu zijn fervente verdedigers van het heersende systeem geworden.
Ondertussen hebben de neoliberale omstandigheden ervoor gezorgd dat mensen die niet mee zouden willen in zo’n poldercircus, nauwelijks mogelijkheden meer hebben – tijd bijvoorbeeld – en geen zekerheid van bestaan, en zeker ook geen middelen, om van onderop zelf wat op te zetten. Dat is wat ze zijn gaan noemen de ‘precarisering van het dagelijks leven’. Je moet 24 uur per dag sappelen om je woonruimte, werk en andere zaken te behouden. Onverhoopte arrestatie, of om andere redenen niet op komen dagen op een moeizaam verworven klus is wel het laatste dat je onder die omstandigheden kunt riskeren. De enigen die nog ‘actie’ kunnen voeren – op een paar hardnekkige helden/innen na, zijn dan de betaalde medewerkers van NGO’s. En die vormen dan vaak een soort theater, een imitatie van actie, keurig overlegd met de autoriteiten en na afloop schoongemaakt en opgeruimd, met als enige doel een plaatje in de krant of op de tv, met natuurlijk het logo van de club goed in beeld.
Overheden en bedrijven belonen dit soort pseudo-oppositie, dat ze nodig hebben ter legitimatie van het politieke proces waaruit zij dan steevast als winnaars te voorschijn komen. Want er is ‘overlegd met de civiele maatschappij’ (een snelle bijeenkomst met wat NGO-specialisten in Den Haag/Brussel/wherever de WTO nu weer vergadert) en er werd zelfs actie tegen gevoerd. De NGO’s kunnen weer wat daden afvinken die ze volgens de subsidie verplicht zijn, de buit is aan alle kanten binnen en business as usual kan weer verder gaan.
Commercieel protest
Volgens de schrijvers van een geruchtmakend boek, Protest Inc, The Corporatization of Activism (*2) is er een internationale trend om activisme steeds meer in te pakken en ‘haalbare op de markt gerichte eisen’ te laten hebben. Dit is met name bij professionele NGO’s het geval die in toenemende mate verleid worden tot het aangaan van partnerschappen met multinationals. Dat wordt verkocht als een strategie om succesvol het gedrag van de multinationals te veranderen, maar in de praktijk werkt het vooral andersom en zijn ze (die NGO’s) een speelbal van bedrijven en politiek geworden. In ruil is het een lucratieve business geworden om deze partnerschappen aan te gaan. Grote NGO’s zijn zelf ook steeds meer op bedrijven gaan lijken; ze hebben grote dure kantoren en honderden mensen in dienst. Dat dwingt ze om op zoek te gaan naar stabiele financiers en risico’s voor inkomsten te vermijden. In de besturen van NGO’s figureren ook in toenemende mate hoge zakenmensen en oud-politici. Vaak worden die, zoals in het geval van het Wereldnatuurfonds WNF, trots aan de buitenwereld gepresenteerd als een voetbalclub die een dure buitenlandse speler aangekocht heeft.
De schrijvers van het boek verklaren deze ontwikkeling onder meer uit de uitbreidende neoliberalisering van de samenleving , waardoor “sociaal leven geprivatiseerd wordt”. Daardoor is wat de schrijvers noemen de “infrastructuur van dissidentie” volledig omgeploegd en de voedingsbodem van veel sociale bewegingen is nagenoeg verdwenen. Dit is geen nieuw proces, maar werd door de consumptiemaatschappij van na de 2e Wereldoorlog sterk versneld. Allerlei collectieve voorzieningen zijn verdwenen of vercommercialiseerd/geprivatiseerd, waardoor ook collectieve strijd die voorheen haast organisch ontstond, veel moeilijker opbloeit. Denk aan zaken als sociale woningbouw of openbaar vervoer. Waar voorheen gemeenschappelijke belangen waren, zien we elkaar nu als concurrenten voor schaarse (woon)ruimte of banen/opdrachten. In het geïndividualiseerde landschap is ook ‘de verantwoordelijkheid geïndividualiseerd’ en op dat gebied bieden blitse NGO’s hapklare en koopbare oplossingen. Het bekende tientjesleden-fenomeen dat in Nederland misschien wel het verst ontwikkeld is van alle landen. Maar wat nu aan het verschuiven is, is dat mensen ook toenemend zappen tussen ‘verantwoordelijkheden-doelen’. Vandaar ook dat u bij de toegang tot de supermarkt aangeklampt wordt door die slechtbetaalde studenten die lidmaatschappen verkopen voor milieudefensie of cliniclowns… Dat zijn dus ook al concurrenten van elkaar geworden!
Fair trade
Een nog commerciëlere oplossing waar in Protest Inc uitvoerig op ingegaan wordt, is de directe ‘morele aankoop’ in de supermarkt. Er is inmiddels een keur aan gruwelijke voorbeelden van multinationals of winkelketens die een congsie zijn aangegaan met een ‘goed doel’, en de suggestie wekken dat de consument daarmee iets oplost. Vaak heeft de NGO waarmee de multinational in dat geval samenwerkt een of andere concessie losgepeuterd bij het bedrijf, dus er is ook een daadwerkelijk resultaat waarmee gepronkt kan worden. Maar het levert het bedrijf natuurlijk ook wat op: zo kan Coca Cola nu met het WNF-logo pronken en claimen iets aan klimaatverandering te doen, of in ieder geval iets voor ijsberen. De foto bovenaan dit stuk toont een Nederlandse variant. De foto is van een reclameposter op de tramhalte, om de hoek bij uw auteur. Een supermarktketen prijst zijn worst aan met daarbij een merkwaardig (en door elke toeschouwer als goedkeurend beschouwde) stempel van de dierenbescherming. Dit soort verkooppraktijken is de uitwas van wat ooit als ‘fair trade’ is begonnen. Ook al zo’n Nederlandse uitvinding en vanaf het begin omstreden, is er nu zo’n wildgroei aan – veelal door het bedrijfsleven zelf ingestelde – labels en certificaten dat ze volstrekt nutteloos zijn geworden (voor de goede zaak dan, voor de bedrijven natuurlijk niet). Eigenlijk weten we dat al lang, je hoeft maar naar het rek met eieren te kijken om te beseffen dat we bij de neus worden genomen met al die categorieën waar nooit iemand om gevraagd heeft. Laatst was er een uitzending van het onvolprezen programma Keuringsdienst van Waarde, dat aantoonde dat er in de winkel producten staan die vrolijk pronken met het stempel ‘fair trade’ terwijl de hoofdingrediënten onder verschrikkelijke arbeidsomstandigheden werden geproduceerd die zelfs ver onder hun eigen minimumeisen lagen. Bedrijven plakken ook doodleuk hun eigen ‘fair trade’ labels (die net lijken op de echte, maar dan net anders geschreven worden: Fair Trade Original bijvoorbeeld is pure nep, het is eigenlijk onbegrijpelijk dat dat mag) op de verpakking. Het is in feite pure oplichting geworden, waarmee het schuldbesef van mensen uitgebuit wordt om ze nog meer te laten betalen.
Er zijn trouwens ook NGO’s of campagnes, die mede om die reden niet werken met labels en certificaten, zoals de Schone Kleren Kampagne.
Protest Inc merkt terecht op dat NGO’s die wel werken met zogenaamde ‘verantwoorde producten’ zich ook schuldig maken aan het aanprijzen van consumptie als oplossing. Het is een goed voorbeeld van hoe dergelijke campagnes zelfs ingegrepen hebben in de kern van het stellen van wat de politieke problemen zelf zijn. Dat wordt nu, door invloed van geldschieters en ‘partners’ drastisch bijgesteld. Het is niet meer het systeem van productie en consumptie, bijvoorbeeld, maar het feit dat u en ik niet bereid zijn de juiste keuze in de supermarkt te maken…
Verveiliging
Protest Inc noemt nog meer factoren die gezorgd hebben voor de ‘corporatization of activism’. Zoals wat ze noemen ‘securitization’, wat je in lelijk Nederlands als ‘verveiliging’ zou kunnen vertalen. Dat gaat over het fenomeen dat staten en overheden steeds sterker grip krijgen op het maatschappelijk veld en daarbij de krachten die zich aan hun regels houden belonen. Omgekeerd worden groepen die dat niet doen, hard aangepakt, waarbij de middelen ongekend uitgebreid zijn. Dat is mede het gevolg van de ‘war on terror’ waardoor het speelveld voor burgers om voor hun rechten op te komen sterk ingeperkt is. Kon je vroeger nog relatief makkelijk een demonstratie organiseren naar een jou onwelgevallige topconferentie en deze zelfs blokkeren, tegenwoordig word je in de aanloop daarheen al aangepakt en gecriminaliseerd, maar NGO’s en hun medewerkers krijgen een toegangspasje en worden naar een speciaal daarvoor in een hoekje opgetuigde ‘demonstratiezone’ gevoerd waar ze een keurig protestje mogen doen. Om dit proces uit te kunnen voeren moeten er grote budgetten aan belastinggeld worden besteed, voor repressie enerzijds en het in de watten leggen anderzijds. Hoe dit in Nederland ook uitwerkt zagen we toen Nederland in de eerste helft van 2016 voorzitter van de EU was en allerlei topconferenties in hartje Amsterdam hield, zonder dat er (behoudens de gebruikelijke helden) enige actie of protest te bekennen was. Ondanks een poging tot het voorstellen om een meer activistische benadering aan te nemen, onder andere om de campagne tegen het vrijhandelsverdrag met de VS dat op dat moment werd vormgegeven een stimulans te geven, werd door de NGO’s elke vorm van actie van de hand gewezen. In plaats daarvan werd er een volstrekt onopgemerkt praatprogramma georganiseerd in een gebouw verderop. Maar ja, dan zit je natuurlijk wel lekker hoog en droog met een hapje en een drankje erbij. (mijn eerdere verontwaardigde blog hierover toen).
Institutionalisering
Naast privatisering en ‘verveiliging’ noemt het boek institutionalisering als een derde factor. Waar niet zo lang geleden bevlogen activisten of buurtbewoners het voortouw namen (en door media als woordvoerder werden geaccepteerd) zijn het nu gelikte academici en speciaal daarvoor opgeleide PR-personeel die de scepter hanteren. Het idee dat er zomaar een onbespraakte en -gewassen actievoerder een mikrofoon onder de neus geduwd zou kunnen krijgen, vervult het management van elke NGO met afschuw. Maar de NGO heeft wel het probleem dat de donateur toch vaak juist wil zien dat er wat gebeurt, dat er ‘echt actie’ gevoerd wordt. Dat verklaart waarom groepen als Geenpeace of Miliedefensie hoofdzakelijk acties voeren met hun eigen betaalde personeel, die van tevoren duidelijk geïnstrueerd zijn om vriendelijk te glimlachen, geen rotzooi te maken en door te verwijzen naar de woordvoerder. Of anders laat je mensen die meedoen van tevoren een contract ondertekenen.
De institutionalisering houdt zichzelf in stand. Onderdeel van de kantoren-vol-personeel zijn de professionele fundraisers. Die zijn getraind in het binnenhalen van geld, ook voor ‘acties’ die ze eigenlijk liever niet meer voeren. Daarom moet je net doen of je dat wel doet, door af en toe het kantoor de straat op te sturen voor een symbolisch plaatje-met-spandoek ergens voor de deur. Procedures om subsidie binnen te slepen (met name maar niet alleen van de EU) zijn ook zo gecompliceerd geworden dat je daar zonder professionele fundraisers en administratief personeel nooit nog ook maar in de buurt komt. Maar zo wordt er wel geld gekaapt dat eigenlijk bedoeld is voor burgerinitiatieven. In de praktijk komt het dus terecht in een soort bubble van met elkaar roulerende managers en campaigners (die elkaar ook voortdurend treffen trouwens, op consultaties en daaropvolgende borrels, want ‘je moet je laten zien om invloed te hebben/geld te scoren’). De geldschieters zijn – voor zover het niet al hun politieke agenda volgde – ook blij met deze constructie want anders lopen ze het risico geld kwijt te raken aan hen onbekende en niet goed rapporterende actiegroepen.
Dat fenomeen (en nog veel meer) werd uitvoerig uit de doeken gedaan in het boek The Revolution Will Not Be Funded (*3) door de Amerikaanse zwarte vrouwenorganisatie Incite!. Dat is een baanbrekend boek over deze hele problematiek geweest dat al in 2007 uitkwam en de term Non Profit Industrial Complex introduceerde. Het boek gaat in op veel aspecten van de problemen ‘grassroots’ versus NGO en laat onder meer zien wat er gebeurt als een nietsvermoedende succesvolle radicale campagne in zee gaat met geldschieters die eisen dat de boel wordt ‘geprofessionaliseerd’. Uiteindelijk is er dan meestal weinig meer over van de succesvolle campagne en vaak is de club uiteindelijk zelfs bezig met zo ongeveer het tegenovergestelde te eisen van de oorspronkelijke doelen.
Institutionalisering is natuurlijk ook verkwistend en duur. NGO’s zijn verplicht de enorme uitgaven voor hun hoog opgeleide personeel en ‘representatieve’ gebouwen onder te brengen in de subidie-aanvragen, of te verkopen aan hun donateurs. Gelukkig letten die laatsten vaak niet zo goed op en bestuderen ze het jaarverslag meestal niet, dus is het vooral een kwestie van marketing. Als je dus door een NGO benaderd wordt met folders/clips vol huilende hongerkindjes, of zielige ijsberen danwel anders verschrikkelijk mishandelde dieren, dan weet je wat er achter kan zitten…
Goeie organisaties
Natuurlijk zijn er ook veel goeie organisaties, en is professionalisering ook niet altijd verkeerd. Als je bijvoorbeeld goed onderzoek wilt kunnen doen, zeker als de tegenstander zich achter ingewikkelde structuren verbergt, dan moet je daar kennis en tijd voor organiseren en dat kost nu eenmaal geld. Ook zijn veel medewerkers van bijvoorbeeld ontwikkelings-NGO’s ‘in het veld’ bevlogen idealisten die vaak keihard werken onder moeilijke omstandigheden. Het zijn vaak zelf ooit onbetaalde activisten geweest. Een derde interessant boek over dit thema; NGOization (Complicity, Contradictions and Prospects) (*4) behandelt het fenomeen dan ook aanvankelijk tamelijk neutraal. Of je er nu voor of tegen bent, stellen de samenstellers van het boek, NGO-isatie van de politiek is gewoon een feit. Bovendien, wordt in het boek uitgelegd, kunnen er ook gegronde redenen zijn waarom activisten de vorm van een professionele NGO kiezen om zich in te organiseren. Zoals dat het bescherming kan bieden, of dat je er bepaalde diensten in kunt onderbrengen die belangrijk zijn voor sociale bewegingen. Maar al snel wordt er ook in dit boek ingezoomd op de nadelen: NGO’s zijn vaak hiërarchisch en ondemocratische en ze ondermijnen vaak locale of internationale campagnes die gericht zijn op structurele verandering, om die te vervangen door systeemondersteunende campagnes in samenwerking met de staatsmacht of belangen uit de private sector. Daarvan worden vervolgens een groot aantal gevallen onderzocht, zoals de wereld van de natuurorganisaties die op zijn zachts gezegd op gespannen voet staat met bewegingen van de lokale bevolking die een anti-koloniale en antikapitalistische strijd voeren. Het boek biedt vooral inzicht in die ontwikkelingen op specifieke thema’s (inheemse volkeren, milieu, voedsel) of landen als india, Zuid-Afrika en de Filippijnen en Servië. Het plaatje dat dat oplevert is niet echt vrolijk te noemen en oplossingen worden in het boek (nog) niet gevonden.
Bijkomend probleem is dat ook de rechterkant van de politiek, zoals de VVD en D66 in Nederland en de VNO-NCW waarvoor ze de boodschappenjongen zijn, graag schiet op kritische NGO’s en van ze af wil raken door de subsidiekraan dicht te draaien. Het is daardoor moeilijk om een kritische houding ten opzichte van de NGO-isering te ontwikkelen, zonder benut te worden voor die rechtse agenda. Maar toch mag dat geen excuus zijn om die kritiek niet te ontwikkelen. Het gaat er dan om een analyse te ontwikkelen die onderscheid kan maken tussen die ‘systeemondersteunende’ praktijken van NGO’s en andere, of zelfs ondersteuning van bewegingen die strijden voor structurele verandering.
Maar dat de groeiende monopolisering van het ‘maatschappelijk middenveld’ door NGO’s een probleem is dat serieus genomen moet worden, staat als een paal boven water.
Het is geen toeval trouwens dat enkele bewegingen elders op de wereld die onder moeilijke omstandigheden het hoofd boven water hebben weten te houden, dat mede te danken hebben aan hun kritische bejegening van NGO’s. Koerdische organisaties in Rojava bijvoorbeeld hebben een helder set (politieke) voorwaarden die ze stellen voordat ze projecten met NGO’s aangaan. De Zapatistas in Zuid Mexico hebben ze zelfs volledig in de ban gedaan. De paar (buitenlandse) organisaties waar ze mee samenwerken moeten eerst aan kunnen tonen dat ze basisdemocratisch zijn en geen verborgen agenda van geldschieters dienen. Dat zijn ervaringen waar van geleerd kan worden.
Verder zei Arundathi Roy het al prachtig in 2004 {youtube}HLlEFYssN0g{/youtube}
(Uit: Public Power in the Age of Empire)
———————–
(*1) NGO’s van Non Governmental Organisations, Niet regerings Organisaties, een verzamelterm voor professionele ‘goede doelen organisaties’. In feite is elke initiatief van burgers een NGO, maar we hebben het hier vooral over de grote, professionele organisaties, die mensen in dienst hebben en kantoren hebben.
(*2) Protest Inc, The Corportatization of Activism, Peter Dauvergne & Genevieve Lebaron, Polity 2014
(*3) The Revulution will not be Funded, Beyond the Non Profit Industrial Complex, INCITE! South End Press 2007
(*4) NGOization (Complicity, Contradictions and Prospects) Aziz Choudry en Dip Kapoor, Zed Books 2013
————
PS: steun globalinfo.nl, meer informatie hier!