Ga naar de inhoud

Ongelijkheid, herverdeling en commons

In de afgelopen halve eeuw gingen we van een discours over de herverdeling van de rijkdom naar een over de herverdeling van de groei. Toen werden het de armen zelf die de groei moesten produceren. En heel die tijd lang was het in feite een herverdeling van arm naar rijk.

13 min leestijd

(Door Francine Mestrum, oorspronkelijk verschenen op uitpers.be)

De jongste cijfers van Oxfam spreken boekdelen. Er valt niets tegen in te brengen. 82 % van de in 2017 gecreëerde rijkdom ging naar de 1 % rijksten, en de 50 % armsten kregen niets. Gewone mensen die werken krijgen er jaarlijks gemiddeld 2 % bij, maar wat de rijksten extra verdienden is voldoende om de armoede in de wereld 7 keer uit te roeien. De gender gap wegwerken? Met het huidige tempo duurt het 217 jaar. En een CEO verdient op vier dagen tijd evenveel als waar een textielarbeider/ster in Bangladesh en heel leven moet voor werken.

Het is een pertinente boodschap om mee naar het Wereld Economisch Forum van Davos te trekken. De bedrijfsleiders en politici die er aanwezig zijn, weten het natuurlijk al lang. Hun systeem is niet duurzaam en los van de ecologische rampen waar we op afstevenen is de sociale en politieke stabiliteit ernstig in gevaar. Vandaar hun zoethoudend discours over ‘een nieuw sociaal contract’, over ‘inclusieve groei’, over nieuwe grondslagen voor onze samenlevingen… En ze gaan verder met een pleidooi voor economische groei. Die dus niet helpt om de armoede op te lossen, maar enkel de ongelijkheid vergroot.

Hoe meet je ongelijkheid?

Nu is ongelijkheid geen simpel probleem. Uit het vliegtuig stappen, voor een hoog kantoorgebouw staan en aan de trappen een dakloze zien liggen mag niet tot het besluit leiden dat ‘de ongelijkheid hier wel erg groot is’. Het beeld kan schokkend zijn, maar het zegt niets.

Er zijn nog steeds lui die beweren dat de ongelijkheid sterk vermindert in deze wereld. En ze hebben gelijk. Terwijl Oxfam ook gelijk heeft. Hoe zit dat dan?

Net zoals voor armoede zijn er heel veel manieren om de ongelijkheid te berekenen.

Ten eerste kan je praten over de ongelijkheid van inkomen, van vermogens, maar ook van kansen. Vooral het verschil tussen inkomen en vermogen kan heel groot zijn. Terwijl de kansen iets vertellen over machtsverhoudingen en minder over in komen. Je kan de ongelijkheid meten in absolute termen of in relatieve gegevens.

Ten tweede kan je kijken naar de ongelijkheden binnen een land, of naar de ongelijkheid tussen landen, of nog, je kan alle grenzen wegdenken en de ongelijkheid tussen mensen, wereldwijd, in kaart proberen te brengen. De resultaten zullen telkens verschillend zijn en het zal niemand verbazen dat het ideologisch gebruik van deze statistieken erg courant is.

Wie wil bewijzen dat de mondialisering positief is, voor iedereen, zal terecht stellen dat de ongelijkheid tussen landen kleiner wordt. Ja, maar neem China even uit de vergelijking, een land dat erg groot is en een erg snelle evolutie heeft gekend de afgelopen decennia, en je zal zien dat de ongelijkheid toeneemt. Je kan de ongelijkheid tussen landen berekenen aan de hand van het gewone Bruto Binnenlands Product, of je kan dat laatste omzetten in koopkrachtpariteit, en dan zal de ongelijkheid kleiner worden.

De ongelijkheid binnen landen neemt op erg veel plekken toe. Erg interessant om vast te stellen is dat in sommige Latijnsamerikaanse landen, waar de ongelijkheid tot de hoogste ter wereld behoort, er een positieve dalende trend was vast te stellen tijdens de duur van de progressieve regeringen. Sindsdien is in een land als Brazilië b.v. de ongelijkheid weer aan het stijgen. De Europese landen behoren traditioneel tot de meest gelijke ter wereld, maar bekijk je EU-brede statistieken, dan zie je dat de ongelijkheid bijna even groot is als in de USA.

Eén van ’s werelds grootste deskundigen inzake metingen van ongelijkheid, Branco Milanovic, begon met de berekening van de mondiale ongelijkheid en hij bestudeerde wat de mondialisering er mee had aangericht. Het resultaat is de inmiddels beroemde olifant-kurve (zie foto bij dit artikel).

Die geeft aan wat we inmiddels goed weten: het is de 1 %, en eigenlijk de 0,1 % die met alle voordelen gaat lopen. Hun inkomen steeg met 60 % de afgelopen twintig jaar. De inkomens van de 5 % allerarmsten zijn niet veranderd, maar de 30 % armen daarboven hebben hun inkomens wel met 4 tot 7 % zien stijgen. De grote verliezers daarentegen zijn de hogere middenklassen.

Ook belangrijk om weten is dat we eigenlijk bijzonder weinig zekerheid hebben over de inkomens en nog minder over de vermogens van de rijken. Ten eerste worden ze zelden opgenomen in de enquêtes, en ten tweede zullen ze hun rijkdom meestal onderschatten. De rijken vinden zichzelf namelijk helemaal niet rijk. Ze zien wie er nog rijker is dan zichzelf en relativeren hun eigen bezit.

Verder zit veel vermogen ook veilig verborgen in belastingparadijzen. Enkele jaren geleden schatte Taks Justice Network het totaal aan ‘verborgen’ vermogen op zo’n dertig duizend miljard Dollar! Mochten die cijfers mee worden opgenomen in de statistieken, ze zouden nog dramatischer zijn!

Wat we wel weten is dat de mondiale Gini-index hoger ligt dan in eendere welk land en, afhankelijk van de berekeningen, rond de 0,7 schommelt (op een schaal van 0 tot één. De Gini-index in België bedraagt 0,27).

Een groter probleem dan armoede

Het probleem van de ongelijkheid was erg lang onbespreekbaar op internationaal vlak. The Economist publiceerde in 1990 een katern over ongelijkheid en stelde inderdaad dat zolang iedereen er op vooruitgaat, de rijken eventueel veel meer dan de armen, iedereen toch maar gelukkig is. En de rijken hebben hun geld nodig om aan liefdadigheid te kunnen doen.

Ook de Wereldbank heeft decennia nodig gehad om met de hakken over de sloot toe te geven dat ja, ongelijkheid de groei misschien kon afremmen, of de armoedebestrijding moeilijker kon maken. Een rapport van 1996 moest zich noodgedwongen beperken tot gelijkheid van kansen. Vandaag is ongelijkheid wél erkend als groot probleem en sinds 2013 is het doel van de Wereldbank niet enkel het uitroeien van de armoede, maar ook de inkomens van de 40 % armsten optrekken. Uit de Oxfam cijfers blijkt dat we niet goed op weg zijn.

Maar de ongelijkheid is een groter probleem dan armoede. Armoede treft mensen rechtstreeks, in hun dagelijks leven. Ze is in feite makkelijk op telossen, want de wereld is meer dan rijk genoeg.

Ongelijkheid heeft een rechtstreeks gevolg voor samenlevingen. Er is, bij manier van spreken, ook in Afrika televisie en mensen gebruiken internet. De backpacker die op reis trekt met zijn tentje, zijn K-way en zijn smartphone en denkt ‘heel gewoon’ te zijn, beseft niet dat hij een fortuin bezit in vergelijking met de mensen die hij tegen komt in verre landen. En die mensen zien dat.

Met andere woorden, de culturele mondialisering heeft het besef van de ongelijkheid doen toenemen, in die mate dat mensen terecht over een onrechtvaardig systeem gaan spreken. En het is nooit extreme armoede, maar wel het gevoel van onrechtvaardigheid dat mensen aanzet tot actie. Die actie kan gewoon lokaal protest zijn, het kan erin bestaan dat mensen in grote groepen op zoek gaan naar de landen van melk en honig, en het kan een sociale revolutie zijn. Deze drie voorbeelden zijn voor de machthebbers en de rijken even verwerpelijk. Het verzet tegen de onrechtvaardige wereld, tegen het neoliberale beleid, de enclosures van de privatiseringen, het extractivisme en de vernietiging van het leefmilieu, de genderongelijkheid, en ga zo maar door, is wereldwijd zo immens geworden dat men bang begint te worden.

Het is de angst van de rijken die hen ertoe aanzet ze af te wentelen op de bedreigde middenklassen, ze nog aan te wakkeren, en op die manier de spanning door te schuiven naar de onderkant van de samenleving. Bange middenklassen vragen naar een streng beleid tegen daklozen, asielzoekers, terroristen, arme luizakken, enz. Zoals tien jaar geleden al werd aangetoond dat de economisch-financiële crisis o.m. ter wijten was aan de ongelijkheid, is ook het groeiend populisme en het autoritarisme te wijten aan de ongelijkheid en het groeiend besef van onrechtvaardigheid.

Hoe los je de ongelijkheid op?

Het spreekt voor zich dat de ongelijkheid en de armoede een gevolg zijn van het huidige economische beleid. Kort samengevat zou je kunnen stellen: het kapitalisme draagt de schuld voor de ellende in de wereld. Toch heb ik nog niemand horen zeggen, schaf het kapitalisme af en de ellende verdwijnt, hou op met alle schijnoplossingen. Vreemd genoeg zegt men dat wel voor de ecologische crisis.

Het verschil tussen de ecologische en de sociale crisis is namelijk dat er over het tweede een ruime consensus bestaat en over dat eerste (nog) niet. Niemand zal er voor pleiten onze armoede-organisaties lam te leggen, al weten we dat ze de armoede niet kunnen oplossen. Niemand zal zeggen dat een lichte belastingverhoging niet moet omdat ze de feitelijke problemen niet aanpakt.

Het betekent, zeer terecht, denk ik, dat de verdwijning van het kapitalisme niet als een voorafgaande voorwaarde moet gezien worden voor de oplossing van de grote maatschappelijke problemen. We kunnen en moeten er nu aan werken, allianties maken en strategieën bedenken, met in het achterhoofd dat die ‘kleine’ maatregelen toch bouwstenen zijn om het systeem te veranderen.

Volgens Milanovic zijn er maar drie manieren om de grote ongelijkheid op te lossen: de arme landen van vandaag moeten rijker worden, zich ontwikkelen dus en de rijkdom verdelen. Dat is perfect mogelijk, maar het kan niet op een-twee-drie. Het vergt minstens en paar decennia om een vergelijkbaar welvaartsniveau met West-Europa te halen. Een tweede oplossing is om aan een mondiale herverdeling van de rijkdom te werken. Dat gebeurt nu op kleine schaal met ontwikkelingssamenwerking, maar niemand zal durven beweren dat dit efficiënt werkt of voldoende is. Er zijn bij de V.N. heel concrete voorstellen ingediend voor solidariteitsfondsen en mondiale belastingen. Helaas is de politieke wil om er aan te werken zo goed als nihil. Een derde en efficiënte oplossing voor mensen in arme landen is om naar de rijke landen te vertrekken. Dat zijn de migratiestromen die nu aan het gebeuren zijn. Vandaar dat de grenzen dicht gaan en de mensenrechten op grote schaal worden geschonden. Maar tegen houden zullen we de mensen niet.

Want kijk, er zijn maar twee manieren op de ongelijkheid te doen verminderen: de rijken meer belastingen laten betalen en hun vermogen aantasten, of de armen meer laten verdienen. Er zijn geen tussenoplossingen. Wie beide weigert, aanvaardt dat de ongelijkheid toeneemt.

Wat de ‘leiders’ in Davos of bij de Wereldbank en het IMF ook prevelen: zo lang hun beleid niet grondig verandert, zullen de repressie en het autoritarisme toenemen, ook in de rijke landen. En uiteindelijk leidt dit tot grote conflicten.

De basisfilosofie

Over armoede werd vijftig of zestig jaar geleden, toen het ontwikkelingsdenken nog in de kinderschoenen stond, nauwelijks gesproken. Men kende de sociale problemen wel, maar de oplossing werd bedacht in termen van economische en sociale ontwikkeling. We weten wat er van terecht gekomen is.

Ongelijkheid was echter wel een hot issue. Ontwikkeling was nodig, zo werd gezegd, om de kloof tussen Noord en Zuid te dichten. De landen van Afrika, Azië en Latijns Amerika moesten zich economisch ontwikkelen (industrialiseren) om de landen van het Noorden in te halen.

Er werd in de jaren ’60 en ’70 van vorige eeuw erg veel gediscussieerd over de groeiende ongelijkheid tussen landen en er werd gepleit – o.m. in de verslagen van Willy Brandt – voor een herverdeling van de rijkdom. Aan dat debat kwam een eind met een boek dat door de Wereldbank werd uitgegeven en stelde dat het de groei was die herverdeeld kon worden, niet de rijkdom zelf.

En dat mantra wordt tot vandaag gevolgd. Ook om de armoede te bestrijden wordt keer op keer gesteld dat er groei nodig is en zelfs, omdat men weet dat ook die groei niet herverdeeld wordt, dat het de armen zelf zijn die de groei moeten produceren.

Arme mensen, wereldwijd krijgen echter geen kansen om wat dan ook te produceren. Met het huidige neoliberale beleid worden hun levenskansen verder en verder afgebouwd, hun landbouwgrond wordt in beslag genomen, hun natuurlijke omgeving wordt vernietigd voor grote infrastructuurwerken of voor mijnbouw, de fabrieken in de exportzones betalen hongerlonen. Ja, de Wereldbank pakt uit met gehalveerde cijfers voor extreme armoede, maar de mensen die aan de hongerdood ontsnappen blijven wel degelijk arm, net boven de officiële en in veel gevallen onaangepaste armoedegrens.

En ondertussen verschijnen de berichten over panamapapers en kapitaalstromen van arme naar rijke landen.

Of met andere woorden van een herverdeling van rijkdom zijn we overgestapt naar een herverdeling van groei. Nadien werden het de armen zelf die de groei moesten produceren. Vandaag gaat het, volgens de recente cijfers, weer om een herverdeling van rijkdom, maar dan van arm naar rijk. De natuurlijke rijkdom, die voor arme mensen een inkomensbron was, zoals grond, de zeeën, de bossen, worden geprivatiseerd. Wat ze hebben opgebouwd in termen van sociale en economische rechten en openbare diensten, wordt afgebouwd. Vandaar dat het discours over het herstel van de commons, de collectieve rijkdom waar mensen democratisch mee over beslissen, zo belangrijk is.

Een herverdeling van rijkdom gaat nooit vanzelf, er is macht en vaak geweld voor nodig. Tegenover het verzet van het volk tegen de toenemende rooftocht van de elites, staat de toenemende repressie en het autoritarisme. En de middenklassen vinden dat goed.

Er is vast niemand die durft beweren dat het de goede kant op gaat met de wereld van vandaag, met het toenemend geweld en met de dreiging van een klimaatcrisis. Pessimisme en kritiek staat geen positieve houding in de weg. Want er is zo veel wat we kunnen doen.

Een eerste stap is het erkennen van een onomkeerbare mondialisering. Links en rechts pleiten heel wat stemmen voor een terugkeer naar de macht en de bescherming van nationale staten. Dat is begrijpelijk, maar daarom niet minder irrelevant. Want wie kan de ecologische crisis, de ontbrekende mondiale belastingen, de migratiestromen of de toenemende controle op het dataverkeer nationaal oplossen? Het zijn maar enkele voorbeelden van zaken die noodgedwongen op een democratische maar mondiale manier moeten aangepakt worden. Een mondiale herverdeling en een herstel van de commons moeten mondiaal besproken worden, ook al zal er een nationale en lokale uitvoering aan gegeven wordern.

De ‘kleine revoluties’ en de protesten, overal ter wereld, kunnen ons op de weg van een betere coördinatie zetten. Want ja, ze zijn emanciperend en ze zijn politiserend, maar zonder organisatie zijn ze niet duurzaam, kunnen ze niets fundamenteel veranderen. De sociale bewegingen, wereldwijd, zijn de afgelopen decennia sterk gegroeid. Ook zij moeten weten dat zonder coördinatie er geen roze toekomst voor hen ligt uitgespreid.

Helaas zijn er ook aan progressieve kant té veel Gutmenschen die menen dat het allemaal niet hoeft, dat we ons best beperken om op stedelijk niveau ons ding te doen, dat als we iedereen wat geld geven, de rust wel zal weerkeren. Ik heb het al té vaak geschreven om het nog een keer te herhalen. Veel zogenaamd progressief denken sluit erg nauw aan bij wat de neoliberalen zeggen (en doen).

Maar voor een andere wereld is een ander systeem nodig. Daar moeten we aan werken. Met onderzoek, met activisme, met coördinatie én organisatie. Het kapitalisme en het neoliberalisme hebben een zware morele nederlaag geleden. We mogen hen niet de kans geven zich weer te herstellen. We moeten ons denken weten te vernieuwen in plaats van onveranderd vast te hangen aan de oude analyses. De linkerzijde is wereldwijd aan het verliezen, terwijl de kansen voor winst nooit groter zijn geweest.