Ga naar de inhoud

Paul Verhaeghe: “We moeten naar een ander model!”

“Nooit had de westerse mens het zo goed, nooit voelde hij zich zo slecht,” schrijft psychoanalalyticus Paul Verhaeghe in zijn pas verschenen boek (en absolute aanrader!) ‘Identiteit’. Volgens de hoogleraar is het neoliberalisme de oorzaak van heel veel onbehagen in de westerse samenleving. Het installeert een agressieve vorm van concurrentie en vernietigt de normale sociale banden. Hoe dat komt en wat we daartegen kunnen doen, leest u in dit interview.

8 min leestijd
Reporters__paul_verhaeghe_copyright_FilipVanRoe

(Dit interview is, inclusief foto, oorspronkelijk verschenen in MO* Magazine) De foto:© Filip Van Roe (Reporters)

Wanneer kwam u tot het besef dat het neoliberale model nefast is voor ons mentaal welzijn?
“Dat ging in stappen. Een tiental jaar geleden hebben we met mijn vakgroep een grootschalig onderzoek gedaan naar depressie bij mensen in de psychiatrie. We stelden open vragen en lieten de patiënten languit aan het woord. Het was opvallend dat bijna alle problemen te maken hadden met schulden, onmogelijke afbetalingen of faillissementen. Veel patiënten zagen niet meer hoe ze daar ooit konden uitraken. Die financiële problemen waren zeer dominant aanwezig dus we vroegen ons af wat er aan de hand was. In diezelfde periode hadden we ook een onderzoek achter de rug over burn-out waaruit vrij snel bleek dat ook dat een vorm van depressie is, maar dan gekoppeld aan de verhoudingen op de werkvloer. Het verband tussen mentale problemen en tewerkstelling werd door die twee vaststellingen duidelijk, en dat klopte niet met de klassieke visies op het ontstaan van mentale problemen. Toen ben ik gaan zoeken en belandde ik bij auteurs als Richard Sennett (‘Respect in a World of Inequality’) en het werk van Wilkinson over ongelijkheid. Maar alles viel pas echt als een puzzeltje in elkaar toen ik drie jaar geleden op vakantie ‘De utopie van de vrije markt’ van Hans Achterhuis las. Het is daar dat ik de link met het neoliberalisme ten volle begrepen heb. Wat ik al langer wist vanuit mijn ervaring met patiënten en onderzoek, kon ik plots benoemen.”

Samengevat komt het er op neer dat het neoliberalisme schadelijk is voor de samenleving en de mensen die er deel van uitmaken. Hoe komt dat?
“Het neoliberale arbeidssysteem installeert een zeer agressieve vorm van concurrentie. De mens is een competitief wezen, dat ontken ik niet, maar deze vorm van concurrentie gaat ten koste van de ander. Om dat uit te leggen gebruik ik het begrip ‘Rank and Yank’ uit het Amerikaanse bedrijfsleven. De besten mogen blijven, begrijp: zij die het meeste geld opbrengen. En wie minder presteert moet er uit.  Op de werkvloer installeert dat een concurrentie om te kunnen blijven, waardoor solidariteit verdwijnt en de normale sociale verhoudingen vernietigd worden. Zelfs Paul De Grauwe klaagt het voorbeeld aan van de CEO die weer eens duizend mensen op straat zet om de aandeelhouders nog meer dividenden te kunnen uitkeren.. Wie vroeger bij Sidmar werkte voelde zicht betrokken bij dat bedrijf. Maar dat zie je nu niet meer. Bijgevolg halen mensen geen identiteit meer uit hun werk. Blijkbaar is er iets veranderd.”

Dit model zet de sociale verbanden onder druk, zegt u. In uw boek legt u uit wat normale sociale banden zijn aan de hand van het werk van Frans De Waal, een gedragsbioloog die onderzoekt hoe primaten samenleven.
“Mensen zijn net zoals primaten een sociale diersoort en die leeft in groep. Het werk van Frans De Waal toont heel mooi aan dat er in ons twee tendenzen zijn. Eén gericht op de groep, samenwerking, solidariteit en altruïsme. En een ander gericht op autonomie, individualisme en egoïsme. De omgeving zal bepalen welke tendens de overhand haalt. Het is belangrijk om een goed evenwicht te behouden tussen beide tendenzen, maar het huidige systeem legt alle accenten op individualisme en egocentrisme. En dat is zeker niet gezond.”

Ook ongelijkheid is ongezond. Daarvoor verwijst u naar Richard Wilkinson, de auteur van het ophefmakende boek ‘The Spirit Level. Why Equality is Better for Everyone’. Kan u dat even toelichten?
“Wat Wilkinson doet is eigenlijk heel eenvoudig. Hij correleert de inkomensongelijkheid van een land of zelfs een regio met de psychosociale gezondheidsindicatoren. De gemiddelde levensverwachting, het aantal tienerzwangerschappen, schoolverlaters, patiënten in de psychiatrie, mensen in de gevangenis, het aantal moorden en gevallen van agressie zijn allemaal objectieve indicatoren die aangeven in welke mate een samenleving gezond is of niet. Hij doet dat zowel voor de EU als voor de VS. En wat zie je? Hoe groter de inkomensongelijkheid, hoe ongunstiger de cijfers.”

Uit dat onderzoek bleek dat niet alleen de onderlaag van de samenleving baat heeft bij meer gelijkheid, maar ook de toplaag. “Inderdaad. Men voelt zich niet zo goed bij een grote ongelijkheid. En daarbij spelen twee factoren een rol, denk ik. Ten eerste: vanaf een bepaald inkomen werkt geld nauwelijks nog motiverend en draagt het niet meer bij tot geluk. Dat blijkt uit heel veel onderzoek. En twee: dit model installeert een zeer zware concurrentie tussen mensen onderling. Hoe meer je in die concurrentiële positie zit -zoals mensen aan de top- hoe “Wij hebben een vrij goed systeem, daar ben ik ook van overtuigd, maar het ziet ernaar uit dat we dat gaan slachtofferen om uit de crisis te komen.” minder dragende sociale banden er zijn. En als sociaal dier voelt een mens zich daar niet goed bij, integendeel.”

Maar hebben we geen gezonde portie concurrentie, flexibiliteit en werkdruk nodig om de motor van de economie draaiende te houden? Een beetje efficiëntie kan toch geen kwaad?
“Hierover word ik vaak verkeerd begrepen, dus heb ik het waarschijnlijk niet zo goed voorgesteld. Ik heb helemaal niets tegen efficiëntie, integendeel. Maar efficiëntie wordt vaak als schaamlapje gebruikt om meer winst te maken. Dan wordt het efficiënt om een chip in te bouwen in een toestel waardoor het na een jaar de geest geeft, zodat je een nieuwe moet kopen. Dan is mensen ontslaan om het overblijvend personeel meer op te jagen ook efficiënt. Dat is het soort efficiëntie waar ik tegen ben. Een goed voorbeeld van efficiëntie is de diagnostische fase in een ziekenhuis te groeperen waardoor de patiënt maar een keer daar  doorheen  moet. Daar wordt iedereen beter van. Maar wat zie je nu vaak? Er worden drie of vier onderzoeken gedaan omdat het meer geld oplevert. Dat heeft niets te maken met efficiëntie maar met winst.”

Alles wordt te veel vanuit een louter economisch perspectief bekeken. Is dat waar het schoentje wringt?
“Ook met de economie op zich is er niets verkeerd, het neoliberaal model is het probleem. Energie zou goedkoper worden met de vrijmaking van de energiemarkt. Wel, kijk eens hoe de energieprijzen gestegen zijn de afgelopen jaren. De dienstverlening bij de spoorwegen zou efficiënter verlopen, maar heel wat treinen komen niet op tijd, en in Nederland en het Verenigd Koninkrijk is dat nog meer het geval… Dit klopt gewoon niet. Efficiëntie wordt gebruikt als toverwoord om kostenbesparende ingrepen te doen en de winst te maximaliseren.”

Critici verwijten u dat u het allemaal te somber ziet. Jan Denys, de arbeidsmarktdeskundige van Randstad, reageert op uw boek dat er misschien wel neoliberale tendenzen zijn, maar dat onze samenleving nog sterk de nadruk legt op herverdeling.
“Hij heeft zeker gelijk dat het in België nog zo slecht niet is. Als je de West-Europese landen naast elkaar plaatst, behoren we tot de middenmoot. Maar de cijfers waarop Wilkinson zich baseert zijn al een paar jaar oud en intussen is het aantal armen, werklozen en eenoudergezinnen ook bij ons blijven toenemen. We zitten op een hellend vlak. En dan nog wil men de financiële crisis -die het gevolg  is van criminele speculatie- oplossen door meer te gaan bezuinigen op gewone mensen. Wij hebben een vrij goed systeem, daar ben ik ook van overtuigd, maar het ziet ernaar uit dat we dat gaan slachtofferen om uit de crisis te komen.”

En het eeuwige argument waarachter men zich verschuilt is dat er geen alternatief is.
“Als je in Europa kijkt zie je dat de Scandinavische landen beter scoren op vlak van de relatieve inkomensverschillen én op vlak van de gezondheidsindicatoren. Bovendien draait hun economie ook nog beter. Dan vraag ik me af waarom we het Scandinavische model niet bestuderen in plaats van altijd maar te kijken naar Duitsland of Engeland. De economen die ik de laatste tijd gesproken heb -en dat zijn er heel wat- zeggen allemaal dat het zo niet verder kan. We moeten naar een ander model!”

Dat wordt moeilijk, want in uw boek schrijft u: “Zo langzamerhand zijn we allemaal neoliberaal.”Als we allemaal een deel zijn van het probleem, hoe komen we dan tot een oplossing?
“De schuld steken op de maatschappij of de markten is te makkelijk.  En dat wij een deel van het probleem zijn, is ook het goede nieuws, want dat betekent dat wij ook de oplossing deels in handen hebben. Om te beginnen kunnen we onszelf de vraag te stellen waar we ons goed bij voelen en waar niet. Nu is zogenaamd geluk sterk gekoppeld aan het materiële. We willen alles en het liefst zo snel mogelijk. We leven in een oase als je het vergelijkt met de rest van de wereld en dat is onhoudbaar. Dus zullen we hoe dan ook materieel en financieel moeten inleveren. Dat inleveren kunnen we beter doen om tijd en ruimte te creëren voor normale verhoudingen in plaats van voortdurend succes achterna te hollen. We zullen ons daardoor ook  beter voelen.”

Daar zal iedereen het ongetwijfeld mee eens zijn, maar wie zal vrijwillig willen inleveren?
“Misschien zal dat het voordeel van de crisis zijn. We zullen verplicht worden om sociale verbanden te herstellen en samen naar oplossingen te zoeken. Wanneer het slecht gaat hebben mensen een gedeeld doel en verenigen ze zich om er uit te komen.”

(Onder het origineel van dit artikel bij Mo* staan reacties van lezers)