Ga naar de inhoud

PESCO, of hoe Europese lidstaten zichzelf in het gareel dwingen

De militarisering van Europa zit al bijna twee jaar in een stroomversnelling, maar het politieke en maatschappelijke debat daarover is zo goed als afwezig.

8 min leestijd

(Door Ludo De Brabander, oorspronkelijk verschenen op uitpers)

In de parlementaire commissies Buitenlandse Betrekkingen en Defensie wordt er heel sporadisch eens een vraag aan gewijd, maar op een goed onderbouwde discussie, laat staan een oppositiestem is het vooralsnog wachten.

Voor het Belgische politieke establishment is het thema onbekend terrein. Nochtans heeft de Europese besluitvorming rond militarisering verregaande gevolgen voor het nationale defensiebudget, met name voor de militaire investeringen, de aanwending van belastinggeld voor militair onderzoek en de omvorming en de inzet van het leger.

In de zomer van 2016 stelt Federica Mogherini, de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid, een ‘Mondiale strategie van de EU’ voor. De “EU moet versterkt worden als een veiligheidsgemeenschap” zo klinkt het. De strategie moet Europa in staat stellen om autonomer te opereren. De Europese leiders laten er sindsdien geen gras over groeien. Op de Europese top van Bratislava (september 2016) besluiten ze om een nieuwe impuls te geven aan de buitenlandse veiligheid en defensie. Ze keuren een plan goed met drie strategische prioriteiten: 1. antwoorden op externe conflicten en crisissen, 2. de uitbouw van de capaciteiten van de partners en 3. de bescherming van de Europese Unie en haar burgers. Er worden verschillende concrete programma’s opgestart waaronder CARD (‘Coordinated Annual Review on Defence’) dat de defensiesamenwerking tussen de lidstaten moet verbeteren en PESCO (‘Permanent Structured Cooperation’) voor de lidstaten die nog verder willen gaan qua defensiesamenwerking. PESCO wordt toegejuicht als het embryo van een Europese Defensie Unie.

Doornroosje ontwaakt

Reeds in het Verdrag betreffende de Europese Unie staat in artikel 42.6: “De lidstaten waarvan de militaire vermogens voldoen aan strengere criteria en die ter zake verdergaande verbintenissen zijn aangegaan met het oog op de uitvoering van de meest veeleisende taken, stellen in het kader van de Unie een permanente gestructureerde samenwerking in”. De term PESCO krijgt al een plaats in het Verdrag van Lissabon (2009), maar het leidt er een decennium lang een slapend bestaan. Een aantal internationale ontwikkelingen leveren het Militair-Industrieel Complex de gedroomde argumenten om PESCO – “doornroosje”, dixit Europees Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker – eindelijk tot leven te wekken. Eén daarvan is de veranderde veiligheidsomgeving. Donald Tusk, voorzitter van de Europese Raad, schrijft in de aanloop naar de informele bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders in Malta (februari 2017) een open brief waarin hij een aantal dreigingen opsomt: “een assertief China, in het bijzonder op zee; Ruslands agressieve politiek tegenover Oekraïne en zijn buren; oorlogen, terreur en anarchie in het Midden-Oosten en Afrika, waarbij de radicale islam een belangrijke rol speelt (…)”. Daarnaast staan de immer Eurosceptische Britten op het punt om uit de EU te verdwijnen, waardoor ze niet langer kunnen dwarsliggen wat autonome Europese militarisering betreft. De komst van Trump aan het roer van de VS en zijn uitspraken over de “verouderde” NAVO geven de Europese militarisering eveneens een duw in de rug. Europa moet meer inspanningen leveren voor de modernisering van de NAVO, aldus de VS-president. Maar ook het wantrouwen tegenover Trump wordt gebruikt als pleidooi voor een militair autonomer Europa. Trump doet in werkelijkheid weinig ter zake. Al voor zijn presidentschap klinkt het in een gezamenlijke verklaring van de EU en de NAVO (8 juli 2016) dat “een sterkere NAVO en een sterkere EU elkaar wederzijds versterken”. Minder zichtbaar zijn de belangen van de Europese wapenindustrie als drijvende kracht achter de Europese militarisering. Die industrie kampt met groeiende concurrentie op de wereldwijde wapenhandelmarkt, maar wil zich ook beter kunnen meten met de machtige wapenindustrie van de VS, zeker met het oog op de grote militaire bestellingen die de Europese lidstaten plannen in de komende jaren.

Meer middelen

Het recente militarisingsproces werd opgestart onder leiding van Frankrijk en Duitsland. Op 11 december 2017 besliste de Europese Raad tot de oprichting van PESCO. Alle Europese lidstaten, behalve Denemarken, Malta en het Verenigd Koninkrijk, nemen er aan deel. Ze verbinden zich tot een hele lijst van strenge verplichte criteria. Zo moeten de deelnemende lidstaten “regelmatig” de defensiebudgetten laten stijgen. Van dat defensiebudget moet 20% gebruikt worden voor militaire investeringen, een norm die eerder al in NAVO-verband afgesproken is. 2% van het nationale defensiebudget moet specifiek gaan naar militair onderzoek en technologie. Verder worden maatregelen genomen om de defensiesamenwerking binnen de EU te verbeteren, waarbij een centrale rol word weggelegd voor het Europese Defensiefonds. Dat is een initiatief van de Europese Commissie die vanaf 2020, 500 miljoen euro in Defensie-onderzoek wil stoppen en daarnaast een financieel instrument creëert voor gezamenlijke militaire investeringen ter waarde van 5 miljard euro per jaar. Andere afspraken gaan o.a. over de beschikbaarheid en inzetbaarheid van de troepen zoals de ‘EU Battle Groups’.

De 25 PESCO-landen moeten elk hun engagementen vastleggen in een Nationaal Implementatieplan. De uitvoering wordt jaarlijks beoordeeld in een rapport zodat ze kan worden bijgestuurd. Dat betekent dat de lidstaten maar weinig bewegingsruimte krijgen en zich aan normen moeten houden met grote budgettaire en militair-strategische consequenties. Het contrast met de strikte begrotings- en besparingspolitiek voor nationale budgetten, die de Europese Commissie verlangt van de lidstaten, kan niet groter zijn.

Begin 2018 besluit de Raad 17 projecten op te starten waarover de PESCO-lidstaten overeenstemming hebben bereikt. Het gaat om projecten rond opleiding, vermogensontwikkeling en operationele paraatheid. Aan de projecten neemt telkens een verschillende groep landen deel. België participeert aan 6 projecten en neemt de leiding over het project voor maritieme mijnenbestrijding.

Verschillende belangen

Hoewel PESCO de Europese neus van de lidstaten verder in dezelfde militaire richting moet duwen, zijn de uitgangspunten van de protagonisten ervan verschillend.Voor de voormalige koloniale macht Frankrijk, dat zijn eigen politieke veiligheidsobjectieven vertaald wil zien naar de hele Europese Unie, ligt de prioriteit duidelijk op de versterking van de militaire capaciteiten om interventies te kunnen uitvoeren in de zuidelijke zone (Afrika, Midden-Oosten). Omdat PESCO die verwachting niet helemaal waarmaakt en te veel op Duitse leest is geschoeid, heeft president Macron de idee van een Europees Interventie Initiatief (EII) gelanceerd: een gezamenlijke militaire macht met een gemeenschappelijke militaire cultuur, doctrine en budget, die in EU- of NAVO-verband, maar ook onafhankelijk kan optreden. Hoe zo’n EII zich moet verhouden tot PESCO, de NAVO of de reeds bestaande multinationale European Battle Groups is vooralsnog een raadsel.

Duitsland dat eerder gemotiveerd is door de idee van een heuse ‘Europese Defensie Unie’, is niet erg happig op de Franse focus op een militaire interventiemacht. Berlijn staat nogal huiverachtig tegenover een scenario waarin het verplicht zou worden om de aanwezigheid van de Bundeswehr in Afrika en het Midden-Oosten uit te breiden. Duitsland is meer geïnteresseerd in de verbetering van de militaire industriële samenwerking binnen de EU, wat niet toevallig voordelig kan uitvallen voor de Duitse wapenindustrie.

Hoewel de Oost-Europese lidstaten aan PESCO deelnemen is hun houding eerder sceptisch en argwanend. Ze hebben minder voeling met de dreigingen die verbonden worden aan Noord-Afrika en het Midden-Oosten en hebben andere veiligheidsprioriteiten. Bovendien zien ze PESCO als vooral voordelig voor de goed uitgebouwde wapenindustrie van de grote Europese landen, met name Frankrijk en Duitsland. Polen, de Baltische staten, maar ook Roemenië kijken eerder oostwaarts waar ze zich bedreigd voelen door Rusland, een perceptie die graag wordt gevoed door de Verenigde Staten, ook binnen de NAVO.

Polen is een spil geworden voor de militaire activiteiten van de VS aan de Europese oostflank. Begin januari 2017 startte in Polen de grootste troepenontplooiing in decennia met de stationering van zo’n 4000 VS-gevechtstroepen (verspreid over verschillende militaire basissen) in NAVO-verband, als onderdeel van het Europees Afschrikkingsinitiatief (EDI) gericht tegen Rusland. De relaties van Washington met de Oost-Europese regio waren nooit eerder zo intens. EDI werd drie maanden na de Russische annexatie van De Krim in 2014 opgericht. Sindsdien is het budget voor EDI gestaag gegroeid, zowel onder president Obama als onder president Trump. Voor 2017 is 3,4 miljard dollar uitgetrokken. Voor 2018 en 2019 wordt respectievelijk 4,8 miljard en 6,5 miljard dollar voorzien.

De Europese militaire motor draait op volle toeren. PESCO verloopt complementair aan het Europees Defensie Actieplan van de Europese Commissie, dat resulteerde in de creatie van een Europees Defensiefonds (zie eerder). Dit fonds moet investeringen in de defensie-industrie aanmoedigen en de eenheidsmarkt voor de wapenhandel versterken. Binnenkort wordt het voorstel voor een Ontwikkelingsprogramma voor een Europese Defensie-industrie verwacht. Een meerderheid in het Europees parlement juicht dit alles in een resolutie toe, en wil hier en daar zelfs nog een stap verdergaan, bijvoorbeeld met de effectieve invoering van de 2%-norm (van het BBP van de lidstaten) voor militaire uitgaven. Nooit eerder is het Militair Industrieel Complex in Europa zo op zijn wenken bediend.