Ga naar de inhoud

Roofbouw en liberalisering

 
Onlangs hoorde ik hoe een struise
geëmigreerde Haïtiaan voor het eerst sinds jaren weer terugkeerde
naar zijn geboorteland. Hij zou de hele rit door Port-au-Prince aan
het huilen zijn geweest als een klein kind door wat hij zag door het
autoraam. De hoofdstad van Haïti is een stad die op enkele decennia
een enorme metamorfose moet hebben ondergaan.

12 min leestijd
Placeholder image

Het originele artikel is te vinden op deze website metveel meer informatie over Haiti.

Haïti was ooit “place to be” voor
talrijke Amerikanen die hier hun vakanties kwamen doorbrengen in
luxueuze vijfsterrenhotels. De toeristische sector was hier zo
bloeiend dat ondernemers het initiatief namen om een paar mensen aan
te werven die een stel kleine eilandjes op enkele kilometers van de
kust onderhielden. Zo konden de gasten van het vijfsterrenhotel die
zin hadden in een beetje avontuur gaan overnachten op een “onbevlekt
en onbewoond eiland” in de Caraïben, kreeft eten en cocktails
drinken vanuit hun hangmat tussen de palmbomen en wat gaan
diepzeeduiken als ze daar zin in kregen. Op de pleinen in
Port-au-Prince en vooral in het hogerop gelegen Pétionville
flaneerden chique dames met witte handschoenen onder een parasol op
de paadjes tussen de fonteinen. In de hoofdstad moeten langst de
kustlijn prachtige boulevards gelopen hebben die uitzicht gaven op
aantrekkelijke stranden. Het zou in dit land zijn geweest dat ooit de
eerste trambaan van de Caraïben lag. Het eerste land in dezelfde
regio waar een autosnelweg met twee keer twee rijstroken werd in
gebruik genomen. Zo konden de welgestelden zich snel naar het
chiquere Pétionville begeven, toen nog een aparte stad. Tussen
Port-au-Prince, Delmas, Pétionville en Carrefour waren weilanden
waar vee op graasde, bossen waarin een sanatorium voor tbc patiënten
stond. Hoe zakt een land dat enkele decennia geleden nog zo hoog
aangeschreven stond zo diep weg in de modder ? Ik probeer het me,
samen met u, voor te stellen.

 
Port-au-Prince, Delmas, Pétionville,
Carrefour zijn intussen versmolten tot één grote geürbaniseerde
zone waar zonder enige vorm van stadsplanning huizen zijn neergezet.
Aanvankelijk gebouwd voor ongeveer 300.000 mensen weet niemand
hoeveel mensen er vandaag in de hoofdstad wonen. Men schat zo’n
drie miljoen. Het is moeilijk je voor te stellen dat de heuvels waar
ik vanuit mijn appartement op uitkijk minder dan dertig jaar geleden
vol met bomen moeten hebben gestaan en dat er koeien gegraasd hebben
op weilanden. Al wat ik nu zie zijn huizen, het één al wat groter
dan het andere, en hier en daar een smalle straat. Alles in het wild
neergezet op de heuvels, langs de valleien en ravijnen, op de steile
hellingen, in de dalen, vaak zelfs bovenop de beken en riviertjes die
dienst doen als open riool en stort tegelijkertijd. De grote
boulevards in de benedenstad die ooit dat indrukwekkende uitzicht
moeten gegeven hebben op de baai van Port-au-Prince zijn inmiddels
langst beide zijden volgebouwd. Je ziet de kust niet meer. De
krottenwijken staan tot aan de kustlijn. De beken en riviertjes
vormen zich bij stortbuien om tot een kolkende massa water waarin
alle afval wordt meegevoerd door de benedenstad. De kokers onder de
bruggen zitten er dusdanig vol mee dat het water en de rotzooi die
erin ligt een weg zoekt over de baan. Langs één van de uitvalswegen
van de stad, een baan die vroeger vermoedelijk een van die chique
boulevards moet geweest zijn, zitten marktkramers op de grond,
tussen, boven of gewoon in het water. De auto’s rijden op
nauwelijks enkele meters door de bovengrondse beken en spetten het
smerige water over de koopwaar. Langs de andere kant van de baan zie
je vuile varkens en straathonden zich tegoed doen aan de bergen
rottend afval. Het Haïti waar velen me met weemoed over vertellen,
de parel van de Caraïben, bestaat niet meer.

Het romantische beeld waar nostalgici
mee komen aandraven moet natuurlijk voor een groot stuk genuanceerd
worden. Een feit blijft dat het regime van vader François en zoon
Jean-Claude Duvalier hier de plak zwaaide van 1956 tot 1986. Beiden
zijn beter bekend als respectievelijk Papa Doc en Baby Doc die met
hun militie, de Tonton Macoutes, het land in een ijzeren greep
hielden gedurende drie decennia. Als notoir anticommunist kreeg Papa
Doc een geprivilegieerde rol toebedeeld van Uncle Sam in de strijd
tegen het revolutionaire Cuba. Haïti werd zo een land waar de VSA
goedkope arbeidskrachten vonden die onder andere gedurende lange tijd
de baseball-clubs in de VSA van (goedkope) ballen voorzagen. Maar het
ging uiteraard veel verder dan enkel baseball. De investeringen uit
de VSA zorgden voor het oprichten van diverse industrieën die mensen
uit het sedert jaren op zichzelf aangewezen platte land naar de stad
trok. Het economisch alternatief voor de achtergestelde boeren was
een plattelandsvlucht richting hoofdstad. De “bidonvillisation”
was begonnen.

Sinds de onafhankelijkheid van Haïti
in 1804 na de eerste en enige geslaagde slavenopstand uit de
geschiedenis, zijn Haïtiaanse machthebbers erin geslaagd de
contrasten tussen stad en platteland te benadrukken en de kloof
tussen arm en rijk enkel maar te verbreden. De plantages van de
verjaagde Fransen werden aanvankelijk gewoon overgenomen. Van een
afschaffing van slavernij was er de facto dan ook geen sprake. De
meesters waren van huidskleur verwisseld, dat was zowat alles. Ze
waren nu voornamelijk mulat, maar niet zelden ook zwart. Het platte
land was goed voor de productie van exportproducten, maar
investeringen kwamen daar zelden bij kijken. Het Haïti van vandaag,
dat nauwelijks nog voor 3% bebost is, heeft jarenlang hout gekapt en
roofbouw gepleegd op haar grondgebied. Kale bergen zie je waarvan
soms alle aarde is weggespoeld, hellingen ontdaan van al wat boven 2
meter groeit. Koffie, ooit een van de belangrijkste exportproducten
van dit land, kan nauwelijks nog verbouwd worden. De plant heeft
schaduw nodig en die is er amper nog. Een boom kappen is vandaag voor
velen het enige middel dat ze hebben om aan geld te geraken waarmee
ze hun kinderen naar school kunnen sturen. Of waarmee ze hun eten
kunnen bereiden op de houtskool waarvan meer dan 70% van de Haïtianen
zouden afhangen. Zelfs mangobomen moeten er vaak aan geloven. Ontdaan
van diepe wortels, ontdaan van bomen en planten die het water opnemen
glijdt de kale aarde bij stortbuien langzaam maar zeker naar beneden.
Het land zakt letterlijk de dieperik in. Gonaïves, de stad die in
september 2008 het wereldnieuws haalde toen ze werd overspoeld door
water en modder, staat tot op de dag van vandaag nog steeds
gedeeltelijk onder water.

Roofbouw, dat is wellicht het woord dat
het beste de geschiedenis van dit land samenvat sinds de blanke man
voet aan wal zette op Hispaniola. Vandaag is het Haïtiaanse gedeelte
daarvan op wat peulschillen na leeggeroofd. Het ontbreken van
investeringen in de landbouw gedurende de laatste decennia heeft het
land enkel maar verder doen wegglijden. Heeft enkel maar meer mensen
het platteland doen verlaten voor de hoofdstad waar krottenwijken de
bossen, parken en weilanden verdreven. Krottenwijken zonder
perspectief, aan de rand van de zee of op een steile helling. Sommige
Haïtianen zetten ineens een stap verder en wagen het de grens over
te geraken naar de Dominicaanse Republiek waar ze op plantages of in
de toeristische sector kunnen werken. In omstandigheden die vaak het
woord slavernij oproepen. Of ze wagen de oversteek naar de Verenigde
Staten van Amerika. Vele honderden verdrinken. Niemand weet hoeveel.
Dit land wordt uitgemergeld. Door een gebrek aan interesse en
investeringen voor het platteland van lokale politici en
gecentraliseerde of gedecentraliseerde zakkenvullers. Door
buitenlandse donoren die van het land hun speeltuin maken van wat
zonder schaamte “development” of “partnerschap” wordt
genoemd. Maar welke ontwikkeling ? En welk partnerschap?

 
Beth Cysper, adjunct directrice van het
United States Agency for International Development (USAID) in het
land, vertelde enkele maanden geleden nog doodleuk dat “Food
self-sufficiency is not necessarily the goal (…) Right now there is
food in Haiti. It’s just the price is out of reach. If it makes
sense economically for them to sell mangoes and import rice, then
that’s what they should do.(1) ” USAID, dat door velen beschouwd
wordt als een verlengstuk van de Amerikaanse overheid, zou het
natuurlijk bijzonder interessant vinden om hun afzetmarkt te
vergroten voor hun gesubsidieerde en overproducerende rijstboeren.
Als Haïti nu eens wat minder rijst zou produceren bijvoorbeeld ? Je
moet maar durven.

Development, inderdaad, maar dewelke ?
In de jaren ‘80 produceerde het land nog voor quasi 90% van lokaal
geconsumeerde producten, vandaag is dat geen 45% meer. Wat wil je ook
als de geïmporteerde rijst goedkoper is dan de lokaal geproduceerde
? Als er geen enkele bescherming meer bestaat van lokale productie ?
Als boeren geen enkele financiële ondersteuning krijgen voor de
aankoop van meststoffen ? De daling van de invoertaks op rijst van
50% naar 3% heeft de Amerikaanse rijstproducenten en hun overheid de
laatste decennia zeker geen windeieren gelegd. Tussen 1985 en 1990
importeerde Haïti 198.000 ton rijst, in de periode tussen 1991 en
1996 was dat 925.000 ton. Het zal geen verbazing wekken dat de lokale
rijstproductie in diezelfde periode afnam. Vandaag komt 75% van de
lokaal geconsumeerde rijst uit het buitenland (2) . Haïti is vandaag
het armste land van het Westelijk halfrond en volgens de WTO een van
de meest open economieën ter wereld.

 
Om maar te zeggen dat de nostalgie naar
vroegere tijden dan bij momenten misplaatst kan lijken, maar
anderzijds toch enige grond onder de voeten heeft. Al werd het land
dan met ijzeren hand geregeerd, op z’n minst was de uitverkoop niet
totaal. Nu ligt zowat alles te grabbel en de laatsten die daar beter
van worden zijn de massa straatarme Haïtianen. Buitenlandse
broodheren profiteerden van de politieke instabiliteit. In het vacuüm
na de vlucht van Baby Doc in 1986 kende het land een opeenvolging van
tijdelijke regeringen, militaire coups en verkiezingen. Om er even
snel doorheen te waaien, alvast enkele grote lijnen. In 1990 werd
Aristide tot president verkozen die het jaar daarop al naar de VSA
vluchtte na een militaire coup van generaal Cédras. Tijdens het
regime van Cédras had Rice Cooperation of Haiti, een belangrijke
Amerikaanse importeur van rijst uit de VSA een zetel bemachtigd in
Haïti. Uiteindelijk mag Aristide in 1994 terugkeren na druk van de
Vereniging van Amerikaanse Staten (VAS) en ook de VN. De VSA hadden
het aanvankelijk heimelijk door hen ondersteunde regime van Cédras
intussen de rug gekeerd en en passant troepen geïnstalleerd. Vanaf
1995 werden die vervangen door VN-troepen. De Aristide die in 1994
uit ballingschap terugkeerde uit de VSA was echter niet meer de
redder die hij voor vele Haïtianen was geweest in 1990. Hij had
zichzelf wellicht verkocht om weer aan de macht te komen. Het jaar
dat hij triomfantelijk terugkeerde schafte hij de staatssubsidie op
meststoffen af en in 1995 kwam het invoertarief voor rijst op 3% te
liggen. In 1996 werd hij na verkiezingen opgevolgd door Préval die
in 2000 in een omstreden stembusgang weer door Aristide aan de kant
geschoven werd. De tumultueuze tweede ambtstermijn van Aristide werd
gekenmerkt door een machtsspel tussen ex-officieren van het intussen
ontbonden leger en de verkozen president. Nadat opstandelingen
verschillende steden onder controle kregen en de bevolking de straat
optrok tegen de president werd Aristide begin 2004 gedwongen het land
te verlaten. Huidig president Préval werd in 2006 verkozen.
Voedselrellen in april 2008 kostten aan verschillende mensen het
leven. De toenmalig eerste minister werd aan de kant geschoven en na
maanden discussies eind augustus uiteindelijk vervangen door Michèle
Pierre-Louis.

Dat deze laatste in één van haar
eerste toespraken verklaarde dat ze van landbouw dé prioriteit van
haar beleid zou maken kan een stap in de goede richting zijn. Maar er
is altijd zeggen en doen. Bovendien kreeg de nieuwe regering als
welkomstgeschenk vier orkanen te verwerken. Honderden doden en enorme
materiële schade die de opdracht en de ambities van de nieuwe ploeg
er niet gemakkelijker op maken. Er zijn enorme investeringen nodig om
het wegglijdende land weer te stabiliseren. Letterlijk en figuurlijk.
Wat landbouw betreft gaat het over herbebossing die de erosie moet
tegengaan, landhervormingen die braakliggend land van
grootgrondbezitters (die inmiddels rijst importeren uit de VSA) ter
beschikking moet stellen van kleine boeren, maar ook het verstrekken
van kredieten voor die boeren, het aanleggen van irrigatiekanalen,
van deftige wegen zodat de vruchten niet beschadigd zijn vooraleer ze
in de hoofdstad aankomen. En natuurlijk de eigen markt met taksen
beschermen tegen de huidige dumping voornamelijk uit de VSA, maar ook
uit de EU. Wat politieke stabiliteit betreft gaat het onder meer over
een grote kuis om de corruptie aan te pakken en het in gang trekken
van een nauwelijks functionerend rechtssysteem. Vandaag staan zware
criminelen na enkele uren of dagen vaak weer op straat terwijl mensen
die ervan verdacht worden een kip te stelen zes maanden of langer
vast zitten zonder enige vorm van proces.

 
Begin er maar aan natuurlijk. Groot
geld verdwijnt hier gemakkelijk in tal van broekzakken zodat een
project als het bouwen van een weg vaak zonder geld zit voor de weg
is afgewerkt. Het kwam me bekend voor te horen dat er wel van een
decentralisatie op papier sprake was, maar dat die de facto neerkomt
op het doorschuiven van verantwoordelijken en niet van budgetten. Het
staatsbudget wordt overigens voor meer dan de helft door buitenlandse
donoren gefinancierd. Dat die invloed hebben op het beleid is
evident. Al kan er worden tegengestribbeld, de druk uit het
buitenland is groot. Maar… niet altijd even succesvol. De Europese
Unie wil zo met alle zogenaamde ACP landen (“Minst ontwikkelde
landen” uit Afrika, de Caraïben en de Pacifische Oceaan) akkoorden
afsluiten, de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA) , over een
hervorming van de huidige handelsverdragen en de daaraan gekoppelde
ontwikkelingshulp. In concreto komt het er ongeveer op neer dat deze
landen hun markt voor een groot stuk moeten opengooien voor import
uit de EU in ruil voor het behoud van hun goedkope invoerrechten naar
de EU. In Haïti is dat door georganiseerd protest voorlopig nog niet
gelukt. Power to the people!

P.S. Wie meer wil weten over de
landbouwproblematiek in dit land kan de paper “Modder in de mond
van mijn hand lezen die begin september werd afgewerkt.