Ga naar de inhoud

Rutte en goedkope pulparbeid

Rutte lijkt menselijke trekken te krijgen. Tenminste als zijn steeds meer gekromde rug het gevolg is van de zware last van onoplosbare problemen. Medelijden is niet nodig, er ging immers heel wat aan vooraf. Schipperen, glibberen en halve waarheden koesteren. Toch weet hij daarmee de bewondering van zijn liberale aanhang te vangen. Als het moet in hemdsmouwen, maar altijd in dienst van dat ‘gave landje’ dat floreert dankzij het klassiek kapitalisme van wereldtoppers als Shell, Ahold, ING en Randstad.

5 min leestijd

(Door Hans Boot, overgenomen van konfrontatie foto arbeidsinspectie)

Zou hij hun belangen schaden, dan schaadt hij zowel zijn aanhang als zijn positie. En dat weet hij met succes te voorkomen. Anders is het met verdwenen herinneringen die geen leugens mochten zijn. Ze kosten zijn kiezers niks, maar zijn geloofwaardigheid wel en dat is hem langzamerhand aan te zien.

Al ruim vijf jaar wordt duidelijk dat Ruttes regering vastloopt in de ’toeslagenaffaire’, de fraudejacht van de Belastingdienst met duizenden gekwetste en benadeelde ouders en kinderen. Traag, moeizaam en selectief proberen ministers, overheidsdiensten en rijen ambtenaren de opgelopen schade enigszins te compenseren. Rutte acht zich niet verantwoordelijk voor dit schandaal. Maar er is helaas meer.

Kwalijk verdienmodel

Inmiddels voert een stapel langer lopende problemen naar een ernstige beleidscrisis. Van woningnood tot stikstofellende. Van onzekere en duurdere energievoorziening tot een groeiende armoede en inflatie. Van het trage einde van de hypotheekaftrek tot het uitzichtloos herstel van ‘long covid’ in onder meer onderwijs en gezondheidszorg.

Aan deze rij kan ‘de arbeidskrapte’ toegevoegd worden die op het moment van schrijven met veel media aandacht in verband gebracht wordt met migrantenarbeid die zeer uiteenlopend beoordeeld wordt. Zo stelde eind april jongstleden de Europese Commissie dat de economie niet zonder kan, terwijl de inspecteur-generaal van de Arbeidsinspectie De Boer spreekt van onthutsende toestanden. (de Volkskrant, 9 mei 2022)

De Boer licht zijn opvatting toe: Mensen die dagelijks moeten afwachten of ze een sms’je krijgen om te weten of ze de volgende dag werken of niet. (…) Dodelijke of zeer ernstige ongevallen, hoge roulatie van anonieme uitzendkrachten bij werkzaamheden met blootstelling aan gevaarlijke stoffen, 40 uur beloofd hebben gekregen, maar wekelijks steeds maar 30 uur kunnen maken. 40 uur werken en 20 uur betaald krijgen.

In dit lucratieve ‘verdienmodel’ opereren naast intimiderende koppelbazen, minder of meer malafide uitzendbedrijven die slachthuizen, distributiecentra, kwekerijen, bouwvak en thuisbezorging bedienen. Uitzendbedrijven die ofwel zelf of via huisjesmelkers klaar staan met winstmakende huisvesting. Bijvoorbeeld een eengezinswoning in de vrije sector, uitgebreid met aantal kamers, twaalf huurders voor in totaal 2.800 euro, matrassen in plaats van bedden, geen contract, bij geen werk eindigt de huur en wacht uiteindelijk de straat. Soms is de bouwplaats tevens eet- en slaapgelegenheid of zet zo’n ondernemende graaier één of meer migranten af bij de daklozenopvang.

Arbeidsmigranten

Deze praktijken kunnen parlement en regering niet ontgaan. In 2011 (Rutte 1) presenteert een commissie van de Tweede Kamer het rapport ”Lessen uit recente arbeidsmigratie”. Daarin wordt gepleit voor verbeterde regelgeving, informatie over malafide uitzendbureaus, beslaglegging op frauduleuze winsten en een adequaat woningaanbod. Eén zin valt op ”Haast is geboden”. Bijna tien jaar later, oktober 2020, verschijnt ”Geen tweederangsburgers. Aanbevelingen om misstanden bij arbeidsmigranten in Nederland te voorkomen”. Met Emile Roemer als voorzitter van een ”Aanjaagteam”. Hier en daar ambtelijk, zo niet vaag, geformuleerd met een aanbeveling als ”institutionele inbedding” en meermalen met de nadruk op ook de ‘goede’ ondernemers en uitzendbazen. Niettemin is het rapport een aanklacht, waarin de genoemde inspecteur-generaal zijn kritiek kon terugvinden. Zij het bijna twee jaar later, terwijl het rapport spreekt van ”zo snel mogelijk”.

Het Aanjaagteam bezoekt allerlei betrokkenen. Ook in woonbuurten, en geeft als voorbeeld de sociale ontwrichting door panden vol arriverende en vertrekkende arbeidsmigranten in het Haagse Laakkwartier. Laat dat nou de wijk zijn waar ik met genoegen mijn jeugd doorbracht en die ook nog eens deze dagen (19 mei) in het televisie programma “Nieuwsuur” uitvoerig in beeld kwam, inclusief mijn oude straat (meer auto’s en meer mensen). Ook hier worden bovenwoningen verhuurd aan acht tot tien Oost-Europeanen, om precies te zijn: ieder voor honderd euro per week. Vrijkomende etages worden gekocht voor een prijs die niet te betalen is voor een particulier. De oude bewoners vertrekken en de sociale structuur van een wijk is ongrijpbaar.

Het rapport stelt in zijn conclusies dat bedrijven en uitzendbureaus voor de keuze staan ofwel ”netjes” met de arbeidsmigranten om te gaan, zoals we zelf behandeld willen worden, ofwel hun onderneming te beëindigen. Aan goede bedoelingen ontbreekt het niet, veel wordt verwacht van beteugelende wetgeving. Maar dat zal jaren duren. Rutte heeft er daarom geen enkele moeite mee Roemer te prijzen met plichtplegingen als: aanpakken van de huisvesting, aanbieden van scholing en zelfs met het tegengaan van ‘uitbuiting’. Maar ook benadrukt hij arbeidsmigratie als een oplossing voor de snel oplopende arbeidstekorten.

Ter overweging

Waar arbeidsmigranten kunnen voorzien in de terugdringing van de arbeidskrapte, wordt het ‘netjes’ met slechts één dwingende voorwaarde: loon en andere arbeidsvoorwaarden als niet tijdelijk in Nederland werkenden. Aangevuld met betaalbare woonvoorzieningen om mogelijk te maken wat het Aanjaagteam als noodzakelijk beschouwt, namelijk ”gelijkwaardige en volwaardige deelnemers aan onze samenleving”. En dus het einde aan de voor de ondernemers goedkope pulparbeid en aan de daarmee direct verbonden kosten voor de samenleving. Dit is een voor de hand liggende, maar pittige voorwaarde die heel wat slagkracht en solidariteit van hun Nederlandse collega’s vereist.

Dat geldt overigens ook voor een andere benadering van het op te lossen probleem van de arbeidstekorten. Het Nederlandse kapitalisme profiteert niet alleen van de onderbetaalde migrantenarbeid, maar ook bijvoorbeeld van de na jaren opgebouwde positie een belastingparadijs te zijn. En toch lijkt de zo bejubelde economische groei samen te gaan met ingrijpende problemen. Van armoede tot klimaatcrisis – van werkloosheid tot arbeidsstress – van de afhankelijkheid van de goedkope migrantenarbeid tot de niet te stuiten sociale ongelijkheid. Als die vraagstukken niet inherent zijn aan het menselijk bestaan, kunnen we ons zeer nadrukkelijk bijvoorbeeld afvragen of de groei van Schiphol gewenst is, of ‘Nederland’ als logistiek centrum nodig is, of migrantenarbeid onmisbaar is.

Hans Boot