Ga naar de inhoud

(SOMO) De lange weg naar openbare informatie

De Nederlandse overheid doet erg geheimzinnig over import uit Israël en de Palestijnse gebieden. Al meer dan twee jaar proberen we specifieke importgegevens te achterhalen die de Nederlandse douane weigert te verstrekken. Hoe we blijven trekken aan informatie die openbaar zou moeten zijn.

6 min leestijd

(Door Lydia de Leeuw, overgenomen van SOMO)

Veel verse groente en fruit in de schappen van Europese supermarkten komen uit Israël. Een deel van deze invoer komt echter uit Israëlische nederzettingen in de door Israël bezette Palestijnse gebieden. Deze nederzettingen zijn illegaal en hebben desastreuze gevolgen voor de lokale, Palestijnse, bevolking en economie.

Vanwege frauduleuze praktijken in de handel van deze producten voorafgaand aan de export, zijn ze niet herkenbaar als nederzettingsproducten in de schappen van de supermarkt. SOMO probeert al jaren de omvang van dit probleem te achterhalen.

Maatschappelijke organisaties zoals SOMO hebben specifieke informatie over zakelijke relaties en productielocaties nodig om misstanden te kunnen blootleggen en aan de kaak te stellen in internationale toeleveringsketens. We zoeken momenteel hard naar informatie over de invoer van groenten en fruit vanuit illegale Israëlische nederzettingen in de Palestijnse gebieden naar Nederland. We weten dat deze import bestaat, maar we zijn niet in staat om de hele toeleveringsketen tot aan de Nederlandse klant te traceren. We zijn er ook niet van overtuigd dat het beleid van winkeliers om producten uit die regio te etiketteren én/of te weren effectief is.

(Download pdf van publicatie december 2017 hier)

Daarom hebben we een aantal verschillende manieren geprobeerd om een ​​beter begrip te krijgen van deze controversiële import. Een manier waarop we meer informatie probeerden te vinden, is door een WOB (Wet Openbaarheid Bestuur)-procedure te starten. Dit is een manier om toegang te krijgen tot documenten van overheden en hun instellingen.

Eerste poging (2016)

In november 2016 stuurden we ons eerste WOB-verzoek naar de Nederlandse douane waarin we vroegen om informatie over de Nederlandse import van groenten en fruit uit Israëlische nederzettingen in de Palestijnse gebieden. We wisten dat de Nederlandse douane en verschillende andere EU-landen eerder maatschappelijke organisaties toegang hadden geweigerd tot vergelijkbare informatie. Maar voor zover wij weten, waren deze vragen nooit eerder in de vorm van een WOB-verzoek gesteld. Omdat de overheid verplicht is om WOB-verzoeken te beantwoorden, heeft dit instrument meer kracht dan een regulier verzoek om informatie aan de autoriteiten.

We dachten dat als het WOB -verzoek succesvol zou zijn, we (een deel van) de informatie zouden krijgen waarnaar we op zoek waren. En als het zou mislukken, we op zijn minst een beter idee zouden hebben van de beperkingen van WOB-procedures voor dit doel. Ook zou ons dat dan kunnen helpen om bij de politiek te pleiten voor het verstrekken van handelsgegevens van de douane aan maatschappelijke organisaties.

In dit verband is het goed om te weten dat in juli 2017 het Europees Parlement de Europese Commissie en de EU-landen opriep om manieren te zoeken om dit mogelijk te maken.

Tweede poging (2017)

In november 2017 werd ons eerste WOB-verzoek afgewezen. We besloten echter om het niet op te geven en in april 2018 deden we een nieuw WOB-verzoek aan het Ministerie van Financiën dat verantwoordelijk is voor de douane. Net als bij het eerste verzoek, vroegen we om documenten over de handel in verschillende voedsel- en landbouwproducten, zoals rijst uit Cambodja, tonijnconserven uit Thailand, wijn uit Zuid-Afrika en groenten en fruit uit Israëlische nederzettingen. Dankzij de eerdere WOB-procedure waren we in staat om de documenten waarnaar we op zoek waren nauwkeuriger te benoemen. Daarnaast vroegen we voor de handel in voedselproducten uit de Israëlische nederzettingen specifiek om documenten over douanetoezicht en -handhaving.

Twee maanden later reageerde het ministerie. Ze schreven dat de douane geen specifiek budget had om toezicht te houden op de handel in producten uit de illegale nederzettingen. Ze hebben echter wel een specifieke procedure om na te gaan of dergelijke producten niet worden verhandeld als ‘afkomstig uit Israël’, om de juiste invoerbelasting te kunnen heffen.

De douane deelde ook een interne memo met richtlijnen van de Europese Commissie voor de particuliere sector voor het labelen van producten uit de illegale nederzettingen. De notitie verduidelijkt dat de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit toezicht houdt op correcte etikettering waarin de douane geen rol speelt. De notitie verwijst douaniers ook naar documentatie over locaties en postcodes van nederzettingen. Dit is bedoelt om hen te ondersteunen bij hun taak om te voorkomen dat nederzettingsproducten het lagere Israëlische importtarief krijgen.

En last but not least: het ministerie maakte opnieuw duidelijk gemaakt dat de douane de informatie over handel en import die we vroegen, niet wil onthullen. Net zoals ze de eerste keer hadden gedaan, beweerden ze dat ze wettelijk verplicht zijn de privacy te beschermen van bedrijven die douaneaangiften invullen.

Heen en weer

In juli 2018 reageerden we met een formeel bezwaar tegen hun belangrijkste beslissingen. We verklaarden dat het Europees douanewetboek niet duidelijk aangeeft welke informatie van bedrijven als vertrouwelijk moet worden beschouwd. Bovendien voerden we aan dat zelfs als dit het geval was, potentieel gevoelige informatie op een manier kon worden gedeeld die vermeende bedrijfs- of bedrijfsgeheimen verhulde. We gebruikten een soortgelijk argument tegen de weigering van de douane om de gevraagde overzichtsdocumenten te verstrekken (dit zou volgens hen de inspecties in gevaar brengen).

Tijdens een ontmoeting met de douane op een zogenaamde hoorzitting in september 2018, konden we elkaar onze standpunten en argumenten uitleggen.

In oktober kregen we echter weer een negatief antwoord van het ministerie. In deze formeel geschreven afwijzing, werd hun eerste argumentatie verder uitgewerkt. Hierin staat een raadselachtig stukje dat zegt dat “de instelling niet beschikt over bestuurlijke informatie gebaseerd op douaneaangiften”.

In november 2018 besloten we om niet in beroep te gaan tegen hun beslissing (de mogelijke volgende stap in dit juridische proces). Met onze externe WOB-adviseur concludeerden we dat onze slagingskansen groter zouden zijn als we een nieuw WOB-verzoek zouden formuleren. Ook omdat beroepsprocedures meestal minimaal een jaar duren. Bij een nieuwe aanvraag komt het antwoord eerder.

In dit nieuwe WOB-verzoek overwegen we om direct om importdocumenten te vragen die geaggregeerde gegevens van douaneaangiftes bevatten, zoals interne rapporten bedoeld voor monitoring- of evaluatiedoeleinden. We denken dat de douane over dergelijke documenten beschikt en wij vinden dat de WOB-procedure het publiek toegang moet geven tot deze documenten. Een ander argument dat we in een nieuwe WOB-aanvraag willen meenemen, is dat de categorische weigering van de douane niet mag betekenen dat burgers niet zouden kunnen controleren of ze wel goed functioneren.

We denken momenteel nog na over hoe we precies verder zullen gaan en dienen waarschijnlijk in februari 2019 een nieuwe WOB-verzoek in.

Als onderzoeksorganisatie zullen we alle moeten mogelijkheden benutten die we tot onze beschikking hebben. We hebben transparantere toeleveringsketens nodig als we de controversiële handel en het onverantwoorde gedrag van bedrijven willen aanpakken.