Ga naar de inhoud

Struikelblokken op de informatiesnelweg

Betogingen en bezettingsacties van bedrijven op internet, alsmede het platleggen van websites en het succes van Wiki- en Indymedia. Volgens het schrijverscollectief A.F.R.I.K.A. zijn internetprojecten pas succesvol indien de mogelijkheden van een zo groot mogelijke openbaarheid en participatie ten volle worden benut.

10 min leestijd
Placeholder image

Dit stuk is zojusit verschenen in Ravage # 7, 2005

Vanaf de prille start hebben activisten internet gebruikt voor hun politieke strijd. Zo verspreidden de Zapatistas in Mexico vanaf het begin van hun opstand in januari 1994 hun verklaringen via e-mail. Het communicatiemiddel werd destijds dermate grote vermogens toegeschreven dat sommigen het zelfs over een ‘internetopstand’ hadden. Nadat in 2000 de FPÖ in Oostenrijk aan de macht kwam, speelden e-mailverkeer en websites een belangrijke rol bij het op straat krijgen van mensen voor het voeren van acties en het houden van demonstraties tegen deze extreem-rechtse partij.
Ook na de aanslagen in Madrid maart 2004, daags voor de verkiezingen in Spanje, werden middels e-mail, websites, gsm en sms binnen enkele uren grote groepen mensen gemobiliseerd om bij de kantoren van de conservatieve Partido Popular te protesteren tegen de leugens die de partij over de ETA verspreidde. Al snel bleek dat de aanslagen op de treinstations het werk waren geweest van islamitische terroristen.

Dimensies

In de jaren negentig werd internet als een virtuele ‘parallelle ruimte’ omschreven. In commerciële en bestuurlijke kringen is die metafoor nog steeds in zwang. De internetgebruiker beweegt zich op ‘datasnelwegen’, moet door ‘webportals’ heen en door virtuele warenhuizen flaneren alvorens het virtuele winkelmandje gevuld kan worden en mag voor ambtelijke noden naar het ‘virtuele gemeentehuis’.
Volgens het schrijverscollectief Autonome A.F.R.I.K.A. Gruppe is een dergelijk taalgebruik onderdeel van een machtslogica die probeert om het ingewikkelde, dimensionale en open proces van digitale communicatie te beheersen. Datastromen moeten zodoende gekanaliseerd worden en de vloed aan digitale informatie worden ingedamd, zo schrijft het collectief in het onlangs in Duitsland verschenen boek ‘Die Kunst des Kreativen Strassenprotests’.

Waar macht is, is echter ook weerstand te vinden. Er ontstaan naast de virtuele warenhuizen virtuele informatiestands en virtuele graffiti. Maar de ingezette geografische en verkeerstechnische metaforen vertroebelen eerder de blik op de mogelijkheden van het net, dan dat ze die verduidelijken. De technische structuur van het internet heeft al weinig van doen met een goed gereguleerde en gestructureerde ruimte. Als het internet al als een ruimte beschouwd kan worden, dan bezit deze een paar heel bijzondere eigenschappen.
Zo worden uitwisseling en communicatie niet beperkt door de ruimtelijke afstand. Daarnaast beschikt de virtuele ruimte over vele dimensies. Het aantal kanalen waarmee internetgebruikers informatie uitwisselen, is onmeetbaar groot. Hierdoor is het moeilijk om specifieke plekken op het net te vinden die je zou kunnen uitsluiten of inkapselen. Je zou een website als een vast punt in die ruimte kunnen omschrijven, die zonder veel problemen vermenigvuldigd wordt zo vaak als men wenst en onder verschillende adressen vermeld kan worden. Censuur wordt daardoor niet bepaald makkelijker.
Minstens zo belangrijk is dat er voor het internet geen landkaart of reisgids bestaat. De structuur van het net is dynamisch, plekken en knooppunten veranderen voortdurend. Deze veranderingen zijn niet het gevolg van enig centraal plan, maar geschieden anarchistisch, als gevolg van lokale handelingen van gebruikers. De gebruikelijke machtsstructuur die de fysieke openbare en private ruimte grotendeels bepaalt, speelt geen rol bij het internet en er is geen vergelijkbare ‘netplanning’.

Elektrohippies

Halverwege de jaren negentig werden er verschillende initiatieven genomen om het actiemiddel burgerlijke ongehoorzaamheid ook op het internet toe te passen, en wel in de vorm van ‘virtuele sit-ins’ en blokkades. Onder meer het ‘Elektronic Disturbance Theatre’ heeft op dat gebied pionierswerk verricht. Het kwam toen nog neer op het verspreiden van mailtjes waarmee werd opgeroepen tegelijkertijd en massaal een bepaalde website te bezoeken, in een poging deze dermate te belasten waarmee deze tijdelijk buiten werking werd gesteld.
Zo organiseerden de Britse ‘Elektrohippies’ in 1999 tijdens de WTO-handelstop in Seattle een virtuele sit-in van de officiële website van de WTO waar zo’n 400.000 mensen aan deelnamen. Het effect bleef onduidelijk, naar verluidt vertraagde de website aanzienlijk maar ging niet down.
Het concept heeft later school gemaakt in de vorm van ‘deniel of service’ (DOS)-acties. Net als bij een fysieke blokkade op straat van de toegang van een bedrijf, is het aantal mensen dat deelneemt en de uitstraling minstens zo belangrijk als het daadwerkelijk bereikte effect.
Zo was een poging om de website van de vliegmaatschappij Lufthansa te bezetten als onderdeel van de ‘Deportation Alliance’ campagne technisch gesproken geen succes, maar genereerde de virtuele bezetting de nodige publiciteit waardoor het uitzetten van vluchtelingen door Lufthansa alsnog aan de kaak werd gesteld.
Bijkomend probleem bij dit actiemiddel is dat de massaliteit van deelname op internet niet goed zichtbaar wordt. Er bestaat in die zin geen ‘menigte’ op internet. Bovendien werd de actievorm al snel overgenomen door a-politieke computerkids die programmaatjes schreven waarmee de webbezoekersstromen gegenereerd konden worden.
Zo kon een technisch onderlegd jochie hetzelfde effect bereiken als eerder de duizenden afzonderlijke activisten. En die jochies gingen daarmee ook nog eens allerlei linkse websites platleggen. Maar het middel is meerdere keren effectief genoeg gebleken om grote websites als van Microsoft of Yahoo urenlang onbereikbaar te maken.

Yesmen

Soms weten activisten op internet iets te bereiken hetgeen op straat onhaalbaar lijkt. De ‘Yesmen’ maakten de website van de werelhandelsorganisatie WTO na, maar dan onder de naam van diens voorganger GATT (www.gatt.org). Argeloze internetgebruikers die contact zochten met de WTO belandden soms op de Yesmen-pagina, zonder door te hebben dat het hier een nepsite betrof. Hierbij werd de Yesmen soms zelfs uitgenodigd om namens de WTO conferenties toe te komen spreken. Uitnodigingen waar de net-activisten maar al te graag op zijn ingegaan, en waarvan hilarisch verslag gedaan wordt in de gelijknamige documentaire die vorig jaar verscheen.
Het zou ondenkbaar zijn om in de ‘echte’ ruimte een nep-wolkenkrabber te bouwen die er precies zo uitziet als het hoofdkwartier van de WTO in de hoop dat daar iemand per ongeluk naar binnen wandelt in de veronderstelling op bezoek te gaan bij de wereldhandelsorganisatie. Maar op internet is het dus wel mogelijk.
De trucs met de ‘semiotische hijacking’ werkt alleen als de activisten de (beeld)taal van de aangevallen instelling goed genoeg beheersen om niet door de mand te vallen. Het actiemiddel wordt in andere gevallen aangewend om tegenstanders belachelijk te maken (www.gwbush.com) of om simpelweg tegeninformatie aan te bieden en voorstellen tot hervormingen te te presenteren.
Kenmerkend voor succesvolle internetacties is dat ze de internetactiviteiten (van de activisten en de te belagen tegenstander) juist niet zien als doel op zich, maar als onderdeel of verlengstuk van de fysieke activiteiten. Zo was de virtuele sit-in van Lufthansa gekoppeld aan het daadwerkelijk verstoren van de aandeelhoudersvergadering en acties op vliegvelden.

Indymedia

Activisten hebben op straat vaak het gevoel dat ze er niet in slagen hun verhaal goed te kunnen slijten aan het publiek. Pamfletten uitdelen tijdens een demonstratie lijkt niet echt effect te hebben op het passerende publiek. Dat probleem is met internet niet verdwenen en misschien wel verergerd. Op straat heb je nog de kans dat iemand toevallig tegen jou en je informatie oploopt. Op internet moet je alle zichtbaarheid zelf genereren.
Een project om die zichtbaarheid collectief te vergroten, is het Indymedia-netwerk, dat ondertussen zo’n 130 websites op alle vijf de continenten telt. Het bijzondere aan het Indymedia-concept is dat het een voortdurend appèl doet op gebruikers om er zelf aan deel te nemen en berichten te posten. Ook de ontwikkeling van de technische kant van het project is bewust een collectief gebeuren waar gebruikers toe uitgenodigd worden om aan deel te nemen.
Deze actieve betrokkenheid van gebruikers is waarschijnlijk de voornaamste reden dat Indymedia inmiddels zo populair is geworden dat er maar liefst 7 miljoen pagina’s verschijnen als je de naam in de zoekmachine Google intikt, waarvan de eerste 200 direct naar indymedia-websites verwijzen. Daarnaast heeft het netwerk ook allerlei ‘offline’ projecten doen ontstaan zoals videovertoningen en papieren kranten.

De schrijvers van A.F.R.I.K.A. merken op dat de gemeenschappelijke naam en de herkenbare opmaak eigenlijk nét zo’n functie heeft als het logo van grote bedrijven. Maar het grote verschil is de permanente oproep om mee te doen. Ondertussen zijn er zo’n 700 mailinglijsten, 2.000 Wiki-pagina’s en tientallen chatgroepen aan het Indymedia-project verbonden. Daar wordt dagelijks door honderden mensen samengewerkt aan inhoud, vorm en techniek, maar worden ook politieke projecten bedacht (en toegegeven, ook flink ruzie gemaakt).

Laboratorium

Hoewel ooit begonnen als alternatief persbureau – volgens het model ‘één zender naar veel ontvangers’ – is het onmiddellijk geëvolueerd in een model waarbij vele zenders en vele ontvangers verbonden zijn en geen centrale regie bestaat. Vrije (open) software speelt een belangrijke rol. Bij de ontwikkeling is een grote rol weggelegd voor de Wiki, het instrument dat het mogelijk maakt dat content-management collectief geschiedt. En nu ontwikkelt het project zich verder met experimenten als streams van radio en video en het aanbieden van videocassettes en dvd’s.

Dit alles verloopt uiteraard niet zonder complicaties. Op technisch gebied loopt er bij Indymedia voortdurend van alles in de soep en de gemeenschappelijke taal is nog steeds overheersend Engels, hoewel er voortdurend gesleuteld wordt aan vertaaltechnieken en er vertalersgroepen worden opgezet. Maar naast een systeem voor alternatieve informatie is Indymedia ook een groot laboratorium voor technische, politieke en sociale experimenten waarvan het belang veel verder strekt dan alleen de aangeboden informatie.

Een van de conclusies van de schrijvers van A.F.R.I.K.A. is dat juist díe internetprojecten succesvol blijken te zijn, waarbij de mogelijkheden van zo groot mogelijke openbaarheid en participatie ten volle benut worden, en vertrouwen gesteld wordt in het zelfregulerend vermogen van de deelnemers.
Een goed voorbeeld van hoe het niet moet, vonden de schrijvers de manier waarop de organisatoren van het Europees Sociaal Forum in 2004 in Londen te werk gingen. Onder leiding van de trotskistische partij SWP werd geprobeerd om al in de aanloop veel groepen buiten de beslissingsstructuur te sluiten. E-mailadressen werden als geheime informatie beschouwd, over het instellen van simpele mailinglijsten werd enorm moeilijk gedaan en tijdgerekt en over de officiële website van het gebeuren kon pas vier maanden voor begin van het forum na eindeloos geharrewar besloten worden.

Reinheidsleer

Maar ook in eigen Duitse omgeving zien de schrijvers het gevaar van oud-linkse rituelen zoals de (volgens hen) typisch Duitse reinheidswaan waarbij berichten pas gepubliceerd mogen worden nadat ze volledig kapot gediscussieerd zijn en van alle mogelijk incorrecte smetten zijn ontdaan. Dat gaat geheel in tegen de praktijk van het internet van ‘release early, release often’ waarbij ideeën en plannen al in een vroeg stadium gedeeld worden zodat ze aangevuld en verbeterd kunnen worden.

In Duitsland wordt nog al te vaak gestreefd naar de reine leer van de waterdichte theorie en praktijk. Pogingen om het internet met z’n infecterende, virusbevorderende, onreine, hybride fuctioneringswijze te reguleren en in te perken tref je niet alleen bij de overheid en grote bedrijven aan. Ook bij delen van links die, vanuit de waanvoorstelling dat ze geroepen zijn om de enige juiste en ware opstelling te formuleren, niet kunnen bedenken dat internet de technische potentie biedt tot samenwerking en het maken van verbindingen.
Deze houding staat volgens de schrijvers haaks op het karakter van nieuwe communicatietechnieken. Deze brengen veel problemen met zich mee, maar vooral ook mogelijkheden om zich anders te organiseren, nieuwe sociale relaties aan te gaan, nieuwe werelden te betreden.

Dit artikel is een bewerking van een hoofdstuk uit het boek ‘Die Kunst des Kreativen Strassenprotests’ eind 2004 verschenen in Duitsland met de bijbehorende website. Het originele stuk (“Stolpersteine auf der Datenautobahn”) is onlangs in het tijdschrift AK afgedrukt en op hun website terug te vinden. In dat stuk zijn ook vele voetnoten met links naar bronnen en genoemde organisaties en intiatieven te vinden.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Kees Stad/ A.F.R.I.K.A..)