Ga naar de inhoud

Vergrijzing van de vakbeweging en dan?

Eén van de vaak terugkerende thema’s in discussies over de vakbeweging is de vergrijzing. Wat is daar aan te doen? Waar ligt het eigenlijk aan? Even zo vaak komen dan woorden als individualisering, sociale media, verlies van sociale verbanden en een nog vagere tijdgeest langs. Zeker, het neoliberalisme is nauw verbonden met de individualisering. Maar als twee dingen verbonden zijn, kun je niet het één met het ander verklaren. Dan draai je in een kringetje rond.

5 min leestijd

(Door Herman Pieterson, overgenomen van solidariteit, grafiek van NIDI (cijfers tot 2018))

Laten we eens kijken naar de kille cijfers over de FNV in 2021 (Statline). Van de 915 duizend leden zijn er 184 duizend onder de 45, en 496 duizend tussen de 45 en de AOW leeftijd. Een behoorlijk scheve verhouding. Dat was in 1999 nog anders. De vakbeweging was al verzwakt, het neoliberalisme vierde al hoogtij. Toch waren er veel meer FNV leden dan nu. Een dikke 1,2 miljoen. Op een beroepsbevolking die in de tussentijd met ruim een vijfde (22 procent) is gegroeid. Toen waren er 611 duizend leden onder de 45. Boven de 45, maar nog geen 65, waren het er 512 duizend. Het verschil tussen 1999 en 2021 is niet alleen een achteruitgang ten opzichte van de gegroeide beroepsbevolking of de toename van het aantal AOW’ers. Het belangrijkste verschil is enorme verzwakking onder de 45.

Versplintering niet van gisteren

Ja ja, kijk maar: dat zijn de individualisering, het internet en de smartphones en daar moet je mee leren leven, zeggen sommigen. Alleen klopt dat niet. De individualisering is al veel ouder. De effecten ervan werden al in de jaren tachtig genoemd als verklaring voor de teruggang van traditionele organisaties. In 1993 schreef Henk Michielse, historicus en kenner van het welzijnswerk, over de ‘fragmentering’ van het individu. Als jongeren zich al aan een beweging of organisatie binden, dan is dat voor een beperkte tijd en gaat het voornamelijk om één-item-organisaties zoals de nieuwe sociale bewegingen (bijvoorbeeld Greenpeace of Amnesty International). Let wel dit was in 1993: vóór het breed toegankelijke internet en veertien jaar vóór de eerste IPhone.

Toch had de FNV in 1999 nog een stevige aanhang onder de jongere werknemers. Als die in 2021 met 427 duizend is teruggelopen, dan moet de verklaring liggen in wat er sindsdien gebeurd is en hoe daarop is ingespeeld.
Verschillen tussen de generaties spelen zeker een rol. Bepaalde gebeurtenissen en ervaringen hebben invloed op de cultuur, op de beelden die mensen hebben van elkaar en van de maatschappij. Tegelijk, denk ik, dat vooral de aandacht moet gaan naar de overeenkomsten en verschillen in ervaringen, niet naar een al te scherpe afbakening.

Toenemende tegenstellingen

Wat was dan kenmerkend voor de afgelopen 25 jaar? Aan het eind van de jaren negentig leek de verdeling van de wereld in twee blokken iets van het verleden. Het einde van de geschiedenis was in zicht. Geleidelijke economische groei en een steeds harmonischer, globaliserende wereld zouden ons deel zijn.
De NATO bombardementen op Servië in 1999, elf september 2001, de Amerikaanse invallen in Irak en Afghanistan, de Russische oorlog in Tsjetsjenië maakten duidelijk dat dit niet klopte. In Nederland kwam Fortuyn op, en werd in 2002 vermoord. Wilders nam zijn plaats in. Racisme is salonfähig gemaakt. De sociale voorzieningen zijn verder afgebroken, en wie er een beroep op wil doen, wordt door de staat met achterdocht en vooroordeel benaderd. De armoede nam toe. Al lang voordat we met de huidige inflatie te maken kregen. In 2008 kwam de bankencrisis, kort daarop de Eurocrisis. Vanaf 2011 kwam in veel delen van de wereld breed verzet op gang, met de Arabische lentes als lichtend voorbeeld. Inmiddels is die golf teruggedrongen.

We kunnen zeggen dat de voorspelling van het einde van de geschiedenis precies omgekeerd is uitgekomen. De afgelopen 25 jaar zijn gekenmerkt door toenemende internationale spanningen en toenemende tegenstellingen tussen arm en rijk, zowel tussen het Globale Noorden en Zuiden als binnen de kernlanden van het westerse wereldsysteem. De klimaatverandering is ingezet en blijkt vooral de armen en het Zuiden te treffen.

Andere organisatievormen

Wat voor ervaringen hebben jongeren opgedaan die al dan niet ‘gefragmenteerd’ de laatste tijd in beweging kwamen? En vooral, op welke manier sloten die ervaringen aan bij het beeld dat de FNV wist neer te zetten?
Ik ben bang dat de vraag stellen tegelijk een deel van het antwoord is. Terwijl jongeren een steeds zwakkere rechtspositie kregen – denk aan nul urencontracten, pseudo zzp’ers en de slechte cao’s in nieuwe sectoren – zijn we er maar deels in geslaagd om iets toe te voegen voor jongeren.

Precaire arbeid is een centraal onderdeel van het neoliberalisme dat vooral de van oudsher zwakke groepen treft: jongeren, migranten, mensen van kleur, vrouwen. Organizing lijkt een antwoord voor nieuwe sectoren en voor de versterking van de positie van de vakbeweging in bestaande sectoren. Maar ook op andere vlakken, zoals de wooncrisis en de klimaatverandering, moet nog veel gebeuren. Dat zal andere organisatievormen vragen. Dwarsverbanden tussen sectoren, netwerken door de hele beweging heen, met delen binnen de vakbeweging en delen erbuiten. De FNV kan een netwerk van netwerken, volgens thema, sector of plaats zijn. Herkenbaar door inloopwinkels waar je advies kunt krijgen of bij elkaar kunt komen, op toegankelijke plekken. De huidige vakbondshuizen voldoen daar lang niet altijd aan. En er is ruimte nodig voor jongeren om hun eigen organisatie en acties vorm te geven. Zelforganisatie en kadervorming die juist daar op gericht is kunnen de basis van de vakbeweging versterken. Campagnes passen in zo’n manier van werken. Als we maar beseffen dat het om de lange adem gaat. Aan campagnes moet een vervolg komen en niet opdoeken als ze niet snel genoeg leden opleveren.

Aansluiten bij ervaringen

Een organisatie als de FNV heeft de infrastructuur om die lange adem te hebben. Staat de hele FNV klaar om dat te ondersteunen? Is de hele FNV bereid om in te zetten op een veranderingsproces om nieuwe groepen te bereiken? Een FNV met bijna de helft van de leden boven de zestig, moet zich realiseren dat het alternatief is de komende tien jaar steeds minder relevant te worden.

Het tegengaan van de vergrijzing begint met de bewustwording dat bestaande manieren van werken en oude structuren niet meer genoeg zijn. Dat we om jongeren te bereiken en te behouden, moeten aansluiten bij hun eigen ervaring en leven. Dat dit kan, blijkt telkens opnieuw als er weer jongeren en masse in beweging komen, solidair met migranten of tegen de klimaatverandering.