Ga naar de inhoud

Verslag: De troebele herkomst van de WTO

Verslag eerste broeinest-avond in serie: Economie Begrijpen

7 min leestijd
Placeholder image

ImageOp 25 september hield Rodrigo Fernandez een uitgebreide inleiding. Het was de eerste avond in wat we noemen “een cyclus in zelfscholing over economie en politiek; Wat en Hoe in Nederland?”. De eerste kluif die we willen wassen – in drie maandelijkse sessies – is de regulering van de internationale handel. Nu de WTO weer eens in een crisis is beland en zowel het ministerie van EZ als de Novib ons komen vertellen dat dat heel erg is voor zowel de armsten der armen als de Nederlandse economie, terwijl veel van die armen juist staan te juichen, willen we wel eens weten wat de waarheid is.

Rodrigo was gevraagd om ons te vertellen over de voorgeschiedenis van de WTO en de internationale economische ontwikkelingen. Dit verslag is maar schetsmatig en niet in staat de rijke details van de avond weer te geven.

UNCTAD

Rodrigo Fernandez begon met te schetsen hoe in den beginne sowieso veel debat bestond over ontwikkeling en wereldhandel. Momenteel is er bijna geen afwijkende visie meer en omarmen zelfs veel linkse partijen ‘vrijhandel’. Maar in de jaren ’60 en ’70 was dat anders. Toen werden de discussies voor een groot deel binnen de VN-afdeling UNCTAD gevoerd, die in 1964 was opgericht om ‘handel en ontwikkeling te bevorderen’. Aan de ene kant was er de (neo)liberale theorie met zijn theorie van de comparatieve voordelen (kort gezegd: je moet je toeleggen op waar je het meeste voordeel uit kunt halen). Daarnaast was er een sterke ‘zuidelijke’ stroming die de Dependencia Theorie aanhing. Met economen als Gunder Frank, Wallerstein, Cardoso en Prebisch. Volgens hen roomt het centrum stelselmatig de periferie af en is er geen sprake van ‘onderontwikkeling’ maar van ‘verkeerde ontwikkeling’.

Om zich te kunnen ontplooien, was de theorie, zouden arme landen zich derhalve juist af moeten keren van de door de rijke landen gedomineerde ‘vrije markt’ en een eigen ontwikkeling proberen door te maken. Een van de modellen daartoe was die van de import substitutie, waarvan over het algemeen nu geconcludeerd wordt dat die mislukt is.

De dependecia theorie bracht onder meer het NIEO voort (zie voor een interessante parallel deze analyse van Attac-Vlaanderen, een pleidooi van een aantal arme landen voor een ‘nieuwe internationale economische orde’ met behulp van onder andere gronstoffenakkoorden. Illustratief is het eisenpakket van de NIEO-landen dat toen – we spreken 1974 – centraal stond: Ontwikkelingshulp als compensatie; heronderhandeling van schulden; recht op onteigening van FDI’s; controle op multinationals; toegang tot technologie; een tarief-preferentiesysteem ten gunste van ontwikkelingslanden; en een stabilisatiefonds voor fluctuatie van grondstofprijzen.

Rodrigo gaat in zijn inleiding verder in op de inhoud en beperkingen van de neoliberale theorie en de specifieke omstandigheden die toentertijd de opkomst van de ‘zuidelijke’ theorie mogelijk maakte: economische stagflatie, de recycling van oliedollars en twee oliecrises zetten de Bretton Woods-instelingen onder druk en zuidelijke landen (onder invloed van dekolonisatieproces) organiseerden zich, onder meer in de Beweging van Ongebonden Landen.

Reaganomics

In de jaren ’80 kwam echter de omslag. Met de schuldencrisis en ‘reaganomics’ namen de rijke landen het heft weer stevig in handen. De zuidelijke landen werden gedwongen hun economie te hervormen met ‘structurele aanpassing programma’s’ die geheel op de neoliberale leest geschoeid waren. De kapitaalsmobiliteit nam in die periode ook snel toe. Rodrigo stelt dat die factor vaak over het hoofd gezien wordt; handel is belangrijk voor internationale ontwikkelingen, maar kapitaal is als factor veel belangrijker. Vervolgens laat hij aan de hand van grafieken zien hoe de wereld zich sinds de jaren ’80 ontwikkeld heeft. Er wordt veel ideologische mooipraterij bedreven over de verworvenheden van de ‘vrije markt’ en een fenomeen als FDI’s (Foreign Direct Investments, het totaal aan investeringen vanuit het buitenland). Maar in de meeste gevallen levert een gedegen blik op de werkelijke feiten een heel ander beeld op. Zo zegt de grootte van FDI’s op zich niets (zie plaatje 1), waar het om gaat is de post ‘mergers and acquisitions’, die aantoont dat wat ‘investeringen’ genoemd wordt vooral uit overnames blijkt te bestaan (met name doordat multinationals lokale producenten opkopen). Er wordt in dat geval niets toegevoegd of gecreëerd, er vindt slechts kapitaalsconcentratie plaats die nadelig is voor de bewoners van het betreffende land. De enorme piek in de grafiek (zie plaatje 2) in de jaren ’90 valt samen met het hoogtepunt van de pivatiseringsdwang onder de SAP’s. Na 2000 valt het sterk terug, vooral omdat de derde wereld en voormalige oostbloklanden ‘uitverkocht’ zijn; er zijn geen goedkope staatsbedrijven meer die lucratief overgenomen kunnen worden.

Ook verbluffend is de grafiek die aangeeft hoe het besteedbaar inkomen van bewoners veranderd is tussen 1980 en 2000 (helaas kan dat plaatje niet ongeschonden uit de powerpoint worden geexporteerd…). Met uitzondering van voornamelijk China en India – dat juist voorbeelden zijn van ontwikkeling volgens het principe van de onvrije markt – zijn de inkomens in de meeste gevallen veel minder sterk gegroeid en vaak zelfs gedaald in het laatste decennium, ten opzicht van de periode daarvoor. Met andere woorden: de hoogtijdagen van globalisering en ‘vrije markt’ hebben slecht uitgepakt voor de bewoners van veel arme landen.

Een van de stellingen van Rodrigo is dat grote multinationals nu minder belangstelling hebben voor totale mondiale vrijhandel (en in sommige gevallen juist meer bescherming van hun eigen positie willen) hetgeen een van de redenen is dat de WTO vast zit.

vragen en discussie

Vervolgens brak in het programma het moment aan van vragen en discussie over de gepresenteerde feiten. Veel vragen gingen over specifieke details en kunnen moeilijk goed in dit verslag weergegeven worden: Over de verplaatsing van onderhandelingen van mondiale afspraken naar bilaterale verdragen (BIT’s) bijvoorbeeld, en over de huidige stand van de Amerikaanse economie en wat die voor mondiale gevolgen kan hebben. Een groot deel van de discussie ging over verklaringen voor het omslagpunt begin jaren ’80, de ‘Reaganomics’ en de gevolgen die dat gehad heeft. Met name de ontwikkeling van vrije kapitaalsstromen heeft vergaande ontregelende effecten gehad. Na de beurskrach van 1929 was dat in de VS juist aan banden gelegd en het werd lange tijd als ‘barbaars’ gezien om kapitaal maar onbelemmerd z’n gang te laten gaan. Instanties die hierover gaan zijn schimmig en grotendeels buiten beeld zoals de for International Settlements in Bazel. Dat is de overkoepeling van de centrale banken van de rijkste landen binnen de OESO/OECD. Veel elitairder kun je niet gaan.

Overigens zijn er natuurlijk wel clubs die zich daar op richten. Zo is er bijvoorbeeld Banktrack en in Nederland wordt bij Somo onderzoek gedaan naar mogelijkheden om investeringen en kapitaalstransacties te reguleren. Andere suggesties voor antwoorden gingen in de richting van ‘anders meten’ en aandacht vragen voor krimpeconomie. Daar is Voor de Verandering in Nederland onder andere mee bezig.

Rodrigo rondt de avond af met verwijzing naar nuttige websites voor meer informatie zoals van de New Economics Foundation en een van zijn favoriete economen en New York Times columnist Paul Krugman .

vervolg

Op de twee vervolgavonden gaan we respectievelijk in op: wat zijn de ware oorzaken van armoede? (maandag 30 oktober). En: wat zijn alternatieven en tegenstrategieën die werkelijk hout snijden? (27 november). Inleider op maandag 30 oktober is Lou Keune, docent ontwikkelingseconomie aan de Universiteit van Tilburg. Lou zal uiteenzetten hoe de huidige internationale economische verhoudingen werken in het voordeel van de rijke landen. Dat heeft onder meer te maken met de ontwikkelingen van de ruilvoetverhoudingen. Er is derhalve helemaal geen sprake van ontwikkelingshulp, maar van ‘omgekeerde ontwikkelingshulp’; de arme landen helpen de rijke. Komt en huivert!

Programma tweede avond : zie hier

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Kees Hudig.)