Ga naar de inhoud

Welk Altermondialisme na het “einde van het neoliberalisme”?

‘Het einde van het neoliberalisme’? Wie is het die die vraag hardop durft te stellen? Fidel Castro, Hugo Chavez? Nee, het is de Amerikaanse econoom en Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz, in een artikel dat verscheen op 7 juli 2008. Na de constatering dat het economisch, sociaal en politiek is mislukt, verklaart hij dat het “neoliberale marktfundamentalisme altijd een politieke doctrine is geweest die bepaalde belangen diende. Het is nooit door een economische theorie onderbouwd, en gezien de ervaringen uit het verleden zal dat ook niet gebeuren“[1].

9 min leestijd
Placeholder image

Onderstaand artikel is van Bernard Cassen en Christophe Ventura en is op 15 september 2008 gepubliceerd in Centre Tricontinental. Vertaling Tijn van Beurden/globalinfo 

We moeten constateren, dat de huidige crisis van het kapitalisme in zijn neoliberale fase, het hele systeem omvat, zeker door de opeenhoping van financiële, monetaire, voedsel- en energie problemen. Er ontstaan sterke tegenstellingen in het systeem en onder zijn “elite”: twijfel over de hegemonie van de USA en de Washington Consensus, met name in Latijns Amerika waar linkse regeringen aan de macht zijn gekomen; toevlucht tot nationalisaties van financiële instellingen door de nogal “liberale” regeringen in Londen en Washington; verzwakking van internationale financiële instellingen; opkomst van een nieuw mondiaal multipolair krachtenevenwicht door het groeiende economische en geopolitieke gewicht van de BRIC (Brazilië, Rusland, India, China); opkomst van almachtige fondsen; oorlogen in de Kaukasus, die deels zijn verbonden met energieconcurrentie en de aarzelende expansie van de NAVO; het vastlopen in Irak; spanningen rond Iran; Europese politieke regimes die vormen van autoritarisme ontwikkelen, etc.

Dit nieuwe landschap veroorzaakt verwarring bij wat men de “altermondialistische consensus” zou kunnen noemen, die aan het einde van de negentiger jaren door een groot aantal organisaties werd geformuleerd. Die verschillende netwerken waren tot nu toe expliciet of impliciet verbonden rond een herkenbare, gemeenschappelijke en homogene tegenstander. Het was gericht tegen een politiek model dat door alle regeringen werd toegepast en dominant was onder de “elite” en waarvan de multilaterale instituten (de Wereldbank, het IMF en de WTO)  het symbool waren: het neoliberalisme. Het is veelbetekenend dat een groot aantal omvangrijke mobilisaties van de altermondialistische beweging tegen die multilaterale instituten waren gericht. Ofschoon er nog steeds van die manifestaties zijn, verkeert het geheel in een diepe crisis en over enkele jaren zal men de wanhoop nabij zijn.

Men kan zich afvragen hoe deugdelijk eigenlijk het zo omvattende concept neoliberaal is. Het omvat een symbiose uit de negentiger jaren, tussen een politieke (de regeringen, de multilaterale instituten, en de “elite”), een economische ( de marktspelers, de bancaire en financiële instituten) en een ideologische (de media) dimensie. Het concept wordt aangetast door de verbrokkeling van de kapitalistische coherentie.
      
Die relatieve zwakte zou de “beweging der bewegingen” hebben kunnen versterken, maar paradoxaal genoeg treedt er een verzwakking op. Zoals een recente publicatie over het altermondialisme stelt: ”de crisis die de Washington Consensus sinds de eeuwwisseling doormaakt heeft voor een ander wereldscenario gezorgd. Een reeks veranderingen die daardoor zijn veroorzaakt, komen overeen met bepaalde altermondialistische verwachtingen, zonder overigens de steun te krijgen van de hele beweging”[2]. Die beweging en zijn belangrijkste spelers, waaronder de Attac groepen uit de verschillende landen, worden nu geconfronteerd met existentiële problemen. Die stelling is niet overdreven, omdat de objectieve omstandigheden die tot hun bestaan hebben geleid, structureel zijn gewijzigd.

Twee problemen zijn daarbij bijzonder belangrijk:

1) De bevestiging dat het altermondialisme een grote diversiteit aan politieke opvattingen herbergt. De pluraliteit van de beweging met zijn tradities en politieke stromingen, die haar kracht was in de analytische fase van kritiek op het neoliberalisme, veroorzaakt nu “meningsverschillen tussen de aan het debat deelnemende organisaties over de alternatieven. (Die) vinden hun oorsprong in de uiteenlopende interpretaties van de economische globalisering zelf”[3]. In Frankrijk en in bepaalde andere landen van Europa, zijn die verschillen aan het licht gekomen tijdens de debatten over het Europese Grondwettelijk Verdrag. Een deel van de beweging (waaronder de Attac’s van Europa) wilde het verdrag verwerpen, een ander deel (zwakker) wilde het ratificeren, en de grote meerderheid wilde geen standpunt innemen. Maar het Grondwettelijk Verdrag was niet onbelangrijk. Het wilde niets minder dan een soort neoliberale constitutie aan Europa geven. Ook in de voorbereidingen van het Europees Sociaal Forum van Malmö hebben we de fragiliteit en de grenzen van de altermondialistische consensus kunnen constateren.

2) Moeite met het inleven in politieke verhoudingen (met betrekking tot partijen, instituten en regeringen), wat op twee niveaus tot uiting komt. Allereerst heeft de beweging in bepaalde landen last van de partijen die het politieke veld opvullen door gebruik te maken van de voorstellen en de verworvenheden van de sociale bewegingen. Daarnaast is de beweging aarzelend met het gebruiken van de nieuwe concrete ervaringen tengevolge van het ter discussie stellen van het neoliberalisme in Latijns Amerika.

Een nieuwe situatie eist logischerwijs nieuwe reacties. Het altermondialisme moet zijn structuren en politieke programma’s herdefiniëren na het begin van een nieuwe historische cyclus van het kapitalisme, waarbij dat kapitalisme veel gevarieerder is dan in de vorige periode. Die ontwikkeling hebben wij het “post-altermondialisme”[4] genoemd, centraal daarin staat het onderzoek naar nieuwe gebieden en nieuwe uitdrukkingsvormen tussen sociale bewegingen, politieke krachten en regeringen voor een gemeenschappelijke strijd.

Daarvan hebben wij een zeer concreet voorbeeld, het enige overigens, met de ALBA, het Bolivariaans Alternatief voor de Amerika’s, een groep landen die nu bestaat uit Bolivia, Cuba, Dominica, Nicaragua en Venezuela. In de toekomst zullen mogelijk Ecuador en Paraguay toe treden. De structuren van ALBA bestaan niet alleen uit de regeringen, maar ook uit een raad voor sociale bewegingen die belangrijke verantwoordelijkheden heeft gekregen. Verder kunnen ook sociale bewegingen uit niet-lidstaten zich associëren met de organisatie. ALBA is de eerste relevante internationale structuur van het post-altermondialisme, zelfs al zal ALBA dat zelf niet zo zien!

ALBA, dat buiten Latijns Amerika nauwelijks bekend is, zeker in Europa (wat te verklaren is door de sterke vijandigheid van de grote media), verplicht de altermondialistische beweging om zich te beraden over haar strategische oriëntatie, wat tot nu toe een taboe was. Moeten er nieuwe concrete politieke gebieden worden veroverd om ze te transformeren? Kan er volstaan worden met beïnvloeding van dat terrein of het bijdragen aan zijn vernieuwing?  De opvattingen over “flexibiliteit” of “versterkte samenwerking” zijn niet in tegenspraak met het “post-altermondialisme” maar zijn er in tegendeel slechts een variant van. Slechts door een puur retorische kunstgreep slaagt de vakbondsman Pierre Khalfa erin, om alternatieven te formuleren die verschillen van de status-quo van de in marmer gebeitelde beginselen van Porto Alegre, want om zijn eigen woorden te gebruiken “het gaat erom de politieke richting van de Forums te ontwikkelen. Om de politieke configuratie van de forums te wijzigen, is een dubbel politiek akkoord nodig. Een akkoord dat er voor zorgt dat die wijziging het beginsel van de Forums dat er geen besluiten worden genomen, niet in gevaar brengt, wat een voorwaarde is voor de deelname van alle krachten. Maar, er moet ook een politiek akkoord komen opdat de “versterkte samenwerking” kan plaatsvinden en van de nodige politieke zichtbaarheid kan worden geprofiteerd”[5].

Daarom moet de altermondialistische beweging een aantal wijzigingen ondergaan:

– De alliantie met algemene bewegingen moet tegen het licht worden gehouden, zodat gewerkt kan worden aan een nieuwe politieke hegemonie. Tot nu toe heeft de beweging door zijn heterogeniteit, weinig kunnen bijdragen aan een concrete gunstige transformatie van sociale en politieke krachten. Zoals goed te zien is op de Sociale Forums, zijn dagelijkse vraagstukken als sociale voorzieningen, onderwijs en werkloosheid te vaak afwezig. Dat verklaart een deel van het huidige “afhaken”.

– Dat probleem leidt tot de vraag waar die allianties gestalte moeten krijgen buiten Latijns Amerika. In Europa, en zeker in Frankrijk, zijn de opvattingen over staat en natie gedemoniseerd door meerdere groepen. Onder meer door de economische, financiële en media “elite”, maar ook door het topdeel van de middenklasse, een deel van de leiding van politieke partijen, en een deel van de bewegingen die zich voor altermondialisten uitgeven, die allemaal bezig zijn met een ‘Europese’ vlucht naar voren. Die groeperingen klampen vast aan het bestaande Europa, door een panische angst voor een vacuüm of een zogenaamde “nationale terugtocht ” die niemand voorstelt, terwijl de ervaring leert dat het slechts neoliberale oplossingen kan produceren. Die obsessie met het nationale bestaat niet in zuidelijke landen, de USA of Japan.

– In Europa ligt een deel van het antwoord in de strijd voor de democratisering van het nationale raamwerk waarin het volk zich organiseert en voor een lange tijd nog de sociale en politieke strijd. Tezelfdertijd is het belangrijk om de opzet van de sociale mobilisatie op het continent te versterken. Maar om effectief te zijn hoeft men de bevolking niet met illusies te misleiden. De aanpak dient te steunen op een voortdurende inzet om het institutionele kader van de EU, dat elke democratische vooruitgang onmogelijk maakt, te de delegitimiseren [6].

– De terugkomst van staten op het wereldtoneel (sommigen spreken zelfs van een “revanche”) bevestigt de urgente noodzaak voor de altermondialistische beweging om daar gebruik van te maken. Anders zal die ruimte ideologisch en politiek worden ingevuld door de conservatieve krachten, die dan gebruik zullen maken van begrippen als de “modern”, “bescherming” en “regulerend” zoals al het geval is in Frankrijk of in Italië).

– Op internationaal terrein kan een andere ontwikkeling voor versterkte samenwerking zorgen: door een grotere flexibiliteit kunnen post-altermondialistische initiatieven worden ontplooid (internationale forums over sociale, economische, democratische en ecologische thema’s). De vertegenwoordigers van de altermondialistische beweging kunnen die samen met progressieve politici en regeringen organiseren. ALBA zou een interessant thema kunnen zijn.

– Dat nieuwe terrein maakt het mogelijk om een dialectische relatie te ontwikkelen tussen de bewegingen en de institutionele actoren. Zo kan ook een dynamisch en praktisch debat ontstaan over sleutelkwesties die in elke periode van de geschiedenis aan de orde zijn voor elke emancipatorische beweging: verovering en transformatie van de macht en de democratie met haar politieke, sociale en economische facetten.

Deze voorstellen zijn ingediend voor het debat van de internationale raad van het Wereld Sociaal Forum waarvan de volgende bijeenkomst in Kopenhagen zal plaatsvinden op 22 tot 24 september na het volgende ESF te Malmö.  

———————

[1] link

[2] Francois Polet, Clés de lecture de l’altermondialisme, CETRI/Couleur livres, Charleoi, 2008.

3] Ibidem.

4] Lees de bijdragen op het symposium “Altermondialisme en post-altermondialisme ”dat op 26 januari in Parijs werd gehouden:

[5] Pierre Khalfa, lid van de wetenschappelijke raad van Attac Frankrijk en woordvoerder van de vakbond l’Union syndicale Solidaires, in Problèmes dans (et de) l’altermondialisme: (link) .

[6[ Lees het boek: “En finir avec l’eurolibéralisme, redactie Bernard Cassen, uitgave van Memoire des luttes en de revue Utopie critique, Editions des 1001 Nuits, Parijs, 2008.