Ga naar de inhoud

WTO ‘eindelijk’ weer op gang na Cancún-debacle

Na een lang en zwaar onderhandelingsproces stemden de WTO-vertegenwoordigers in Genève in met een tussentijdse raamovereenkomst in het kader van de Doha Ronde. Het bereiken van de overeenkomst wordt door de media gezien als teken dat de WTO na het Cancún-debacle levensvatbaar blijft. Volgens internationale NGO\’s en activistengroepen zal dit akkoord vooral veel \”verlies\” opleveren voor de (bevolking in) arme staten en voor duurzame ontwikkeling.

20 min leestijd
Placeholder image

Raamwerkakkoord strijdig met ontwikkelingsdoel van Doha Ronde
(door Rob Bleijerveld [1])

Dit stuk is afkomstig uit WTO . ZIP nr. 47 dat elders op globalinfo staat.

Na een lang en zwaar onderhandelingsproces stemden de 147 WTO-vertegenwoordigers in Genève in de nacht van 31 juli in met een tussentijdse raamovereenkomst in het kader van de Doha Ontwikkelings Ronde. Tegelijkertijd besloten ze tot het houden van een ministersconferentie in Hong Kong in december 2005 en verschoven ze de sluitdatum van de Ronde naar een onbepaalde datum.
Het bereiken van de raamovereenkomst – met daarin de grove uitgangspunten voor verdere onderhandelingen op een aantal WTO-deelgebieden – wordt door sommigen gezien als teken dat de organisatie na de mislukking van de Cancún-top levensvatbaar blijft. De massamedia juigen het bereiken van het akkoord over het algemeen toe en benadrukken de positieve uitwerking van de afspraken over het terugdringen van exportsubsidies door de rijke staten. Internationale NGO’s en activistengroepen daarentegen geven aan dat dit akkoord vooral veel “verlies” op zal leveren voor de (bevolking in) arme staten en voor duurzame ontwikkeling. Het onderhandelingsproces werd gestuurd door de VS en EU, en de arme staten zijn door politieke druk, tijdsdruk en de angst om verantwoordelijk gehouden te worden voor het (algeheel) falen van de WTO ertoe gebracht in te stemmen met de door hen sterk bekritiseerde verdragstekst.

Dit raamakkoord is bedoeld om een kader te bieden aan de vervolgonderhandelingen in de Doha Ronde. De handelsministers Lamy (EU) en Zoellick (VS) Рdie allebei dit najaar aftreden Рhamerden sinds de mislukking van de Canc̼n-top (september 2003) op het belang hiervan. Ze wilden er zeker van zijn dat het WTO-proces niet verder zou stagneren.

Maar ook tijdens de onderhandelingen voor dit akkoord was er – net als tijdens de WTO-toppen in Seattle, Doha en Cancún – sprake van een ondemokratisch besluitvormingspoces en van machtsmisbruik door een aantal rijke staten in samenwerking met de WTO-leiding. Zo werden de ontwerpteksten niet eerder dan de 16e juli door de WTO-leiding aangeleverd, terwijl de uiterste sluitdatum gesteld was op de 31e. Daardoor was er zeer weinig tijd voor delegaties om ze te bestuderen en om ruggespraak te houden met hun regeringen. De beschouwingen en onderhandelingen over deze conceptteksten begonnen op de 27e en zouden op de 29e (uiterlijk de 30e) beëindigd worden [2]. Toch werd de eerste herziene ontwerptekst pas in de ochtend van de 30e gepresenteerd, waarna de informele vergadering van de Heads of Delegations zich daarover boog ondanks – wederom – gebrek aan voldoende tijd voor bestudering en ruggespraak. Het eindontwerp voor de verdragstekst kwam vervolgens in de middag van de 31e uit en er was toen nog slechts een (lange) nacht om een besluit te nemen.

Vooral de delegaties van arme staten met weinig personeel en nauwelijks of geen toegang tot de informele (en Greenroom-) zittingen waren hierbij in het nadeel. Door de afwezigheid van de ministers van de meeste arme staten [3] konden de delegaties evenmin op zo\\\\\’n korte termijn politieke beslissingen nemen ten aanzien van proces en inhoud. Dit was belangrijk, omdat de WTO-leiding een aantal sterk bekritiseerde teksten en bijlagen aanleverde als enig onderhandelingsmateriaal (zoals de beruchte \\\\\”Derbez-tekst\\\\\” over NAMA [4], daterend van de Cancún-top). Verder konden leden van NGO\\\\\’s nu niet in contact treden met WTO-gedelegeerden, in tegenstelling tot bij de Cancún-bijeenkomst; het was hen niet toegestaan het terrein waar de onderhandelingen plaatsvonden te betreden of om de formele openings- en afsluitingsbijeenkomsten bij te wonen.

Gijzeling door VS en EU

Gedurende de eerste vier (geagendeeerde) onderhandelingsdagen gijzelden de VS en EU de WTO. Op 27 en 28 juli vonden de ministers van de grootste landbouwproducenten [5] – Australië, India, Brazilië, EU en VS – namelijk onderdak in de VS-ambassade in Genève. Op uitnodiging van Lamy en Zoellick werkten ze samen een onderlinge overeenkomst uit op het gebied van landbouw. De andere WTO-leden konden niets anders doen dan wachten op een overeenkomst van deze zogenaamde \\\\\”Five Interested Parties\\\\\”. Dit omdat landbouw een belangrijk breekpunt is en vijf belangrijke spelers niet beschikbaar waren voor algemene onderhandelingen. Het beklag van zowel ontwikkelingsstaten als ontwikkelde staten over hun uitsluiting bij deze gesprekken had echter geen effect.
Aansluitend op het FIP-overleg belegden de Lamy en Zoellick een mini-top waarvoor ze 28 andere handelsministers uitnodigden. Op deze besloten bijeenkomst werden de overige voorstellen voor het akkoord voorgekookt.

Door hun niet-inschikkelijke houding voorafgaand aan de 27e juli en door het FIP-overleg bepaalden de VS en EU in feite de inhoud van het uiteindelijke WTO-akkoord. Belangrijk in dit verband is dat de uitkomst voor \\\\\”landbouw\\\\\” maatgevend was voor de standpunten van veel staten ten aanzien van andere thema\\\\\’s (vooral: marktoegang voor niet-agrarische producten, en liberalisering van diensten). Verder werd al langere tijd door de WTO, bepaalde staten en de media benadrukt dat de rol van de WTO zonder raamakkoord uitgespeeld zou zijn en dat dit vooral de ontwikkelingskansen van de arm(st)e staten zou belemmeren [6]. Naast een paar kleine winstpunten die arme staten uit de onderhandelingen konden slepen, wordt vooral de \\\\\”fear of blame\\\\\”-factor door internationale NGO\\\\\’s als doorslaggevend gezien voor het feit dat het raamwerk uiteindelijk algemeen bindend werd verklaard.

Raamovereenkomst

De raamovereenkomst bestaat uit een hoofddokument van drie pagina\\\\\’s en vier bijlagen: Annex A (landbouw, AG), Annex B (markttoegang voor niet-agrarische produkten, NAMA), Annex C (Dienstenliberalisering, GATS) en Annex D (Handels Facilitatie, TF). In het hoofddokument zijn ondermeer de basisuitgangspunten [7] neergelegd voor (verdere) onderhandelingen op het gebied van AG, NAMA, Katoen, GATS, TF, de andere drie Singapore Issues, Special and Differential Treatment, en Implementation Issues. Over de rest van het Doha Mandaat- waaronder TRIPs, Geschillenbeslechting, Regels en Milieu – stelt het akkoord dat de lopende onderhandelingen door zullen gaan.

1. Landbouw (AG)

In de landbouwdiskussies gaat het om drie \\\\\’pilaren\\\\\’: exportsubsidies, \\\\\’domestic\\\\\’ subsidies en markttoegang.

— exportsubsidies
Bij de eerste pilaar is een belangrijke winstpunt voor arme staten dat de rijke staten instemden met het verwijderen van de landbouwexportsubsidies, langlopende exportkredieten, exportkredietgaranties en een deel van de verzekeringsprogramma\\\\\’s [8]. Een groot probleem is echter dat er geen \\\\\’roadmap\\\\\’ of ingangsdatum is vastgesteld!

— \\\\\’domestic\\\\\’ subdidies
Bij de onderhandelingen over de tweede pilaar eisten de VS en de EU in de fase vlak voor de eindbeslissing belangrijke toezeggingen op waardoor ze een deel hun (bestaande) subsidieprogramma\\\\\’s veilig kunnen parkeren. Via een overrompelingstaktiek lukte het om relatief nieuwe voorstellen voor regelingen voor de \\\\\’Blue Box\\\\\’ [9], de \\\\\’Green Box\\\\\’ [10] en \\\\\’Gevoelige Producten\\\\\’ in de eindtekst opgenomen te krijgen. Zo kunnen ze de \\\\\’schade\\\\\’ bij pilaar 1 opvangen en mogelijk zelfs hun subsidieniveaus algeheel opschroeven. Onderwijl was er weinig vooruitgang in de onderhandelingen over (al langer op de rol staande) voorstellen van arme staten voor het weren van goedkope importen, voor \\\\\’Speciale Producten\\\\\’ en \\\\\’Speciale Garantie Mechanismen\\\\\’ (SSM).

De arme staten haalden ook bakzeil bij afspraken over verlaging van de \\\\\’de minimis domestic support\\\\\’. Hierdoor zullen ze nog minder in staat zijn met geringe subsidies de binnenlandse productie te sturen. De enige in de tekst opgenomen uitzondering geldt slechts voor een enkele staat. Afspraken over maximaal gebruik van de Amber Box (handelsverstorende subsidies, ofwel: Aggregate Measurement of Support) en over een algehele verlaging van \\\\\’domestic subsidies\\\\\’ lijken tegemoet te komen aan het Doha-principe van \\\\\”substantial reductions in trade-distorting domestic support.\\\\\” Maar ook hier – net als bij alle andere onderdelen van het akkoord – zit de \\\\\”duivel in de details\\\\\”. Het is niet zeker of het rekenmodel voor de vaststelling van de verlaging werkelijk zal leiden tot vermindering van subsidies door rijke staten; het hangt sterk af van de nog in te vullen parameters voor gebonden/toegestane en bestaande subsidieniveaus.

— markttoegang
Op de valreep waren de rijke staten in staat om een groot aantal van hun landbouwproducten af te schermen tegen de (goedkopere) import vanuit arme staten. Door ze onder te brengen in de categorie \\\\\”Gevoelige Producten\\\\\” zijn ze mogelijk uitgezonderd van een nog af te spreken algemene tariefsverlaging. Handhaving van de hoge tarieven dupeert arme staten ernstig omdat daardoor een groot aantal van hun exportpakket (te) duur blijft. In tegenstelling daarmee was er een hard gevecht om een geschikte formulering te vinden voor de categorie \\\\\”Speciale Producten\\\\\” (onderdeel van de Speciale en Gedifferentieerde Behandelingsregeling voor arme staten). De G33-groep strijdt al jaren tevergeefs tegen verdere tariefsverlaging voor landbouwproducten die wezenlijk zijn voor de voedselzekerheid, leefbare inkomens en ontwikkeling in agrarische gebieden in arme staten. Het lukte de G33-onderhandelaar weliswaar om een paar zeer ongunstige formuleringen uit de eindtekst te weren, maar de paragraaf over \\\\\”Speciale Producten\\\\\” is zwak. Daarmee is ook het gevecht om de uiteindelijke invulling van deze belangrijke afscherming tegen goedkope importen uit rijke staten vooruitgeschoven.

De Genève-tekst van 31 juli gaat verder uit van een algehele tariefsverlaging volgens een gelaagd (geband) systeem. Hoge tarieven zullen meer verlaagd worden dan lagere tarieven, waardoor de beschermconstructies voor de markten van en levensonderhoud in arme staten in belangrijke mate afgebroken zullen worden. Ondanks de aangehaalde \\\\\”flexibiliteit voor gevoelige producten\\\\\” en het effect van de Speciale en Gedifferentieerde Behandeling voor arme staten (niet de armste staten) zal de tariefsverlaging veel ingrijpender zijn dan die van de Uruguay Ronde (1994). Diskussie over de invulling van het aantal lagen, de drempelwaarden en het type van tariefreductie volgen nog. Maar zeker is dat het gelaagde systeem de negatieve gevolgen van importliberalisering alleen nog maar zal vergroten. In de julitekst wordt nergens gerept over (maatregelen tegen) de onrustbarende toename van \\\\\’importgolven\\\\\’, het wegdrukken van plaatselijke landbouwproductie en de grote moeilijkheden van boer(inn)en in ontwikkelingsstaten. Te bezien valt nog in hoeverre maatregelen op het gebied van \\\\\’Speciale Garantie Mechanismen\\\\\’ de ergste problemen kunnen verminderen.

2. Marktoegang voor niet-agrarische producten (NAMA)

Het deel van de raamovereenkomst dat het meest schadelijk is voor arme staten is de bijlage over NAMA. Voor het eerst sinds het bestaan van GATT en WTO zullen er tariefformules van toepassing zijn. Het maakt (de dreiging van) het overspoelen van de markten van arme staten met goedkope industrieproducten uit de rijke staten alleen maar groter. Met als mogelijk gevolg een verdere deindustrialisering (het verdwijnen van plaatselijke, kleine industrieën en bedrijven [11]) en toename van werkloosheid en armoede in arme staten. Tenminste drie tariefmaatregelen in het NAMA raamwerk zullen ernstige, negatieve gevolgen hebben voor \\\\\’ontwikkeling\\\\\’: de \\\\\’non-lineaire\\\\\’ formule, de inperking van flexibiliteit voor gebonden tarifering en de \\\\\’sectorale tariefcomponent\\\\\’.

— \\\\\’non-lineaire\\\\\’ formule
Deze formule leidt tot scherpe tariefreducties – met name voor de hogere tarieven – waardoor vooral de beschermconstructies voor de (ontwikkeling van de) plaatselijke industrieën in arme staten veel schade oplopen.

— inperking van flexibiliteit voor gebonden tarifering
Het verplicht alle staten om 95% van hun tarieflijnen op een bepaald niveau vast te leggen. Volgens de te hanteren rekenwijze dreigen een aantal van de gebonden tariefniveaus ver onder het niveau uit te komen van wat nu ingesteld is. Tevens verliezen de arme staten een \\\\\’veiligheidszone\\\\\’ (gevormd door het niveauverschil tussen gebruikte en in geval van nood zelf in te stellen gebonden tarieflijnen), waardoor ze niet meer in staat zullen zijn problemen door importconcurrentie op te vangen.

— \\\\\’sectorale tariefcomponent\\\\\’
Dit stelt naar verwachting op korte termijn de nulstelling van alle tarieven in 7 sectoren verplicht. Dit zal verdere schade toebrengen aan de positie en mogelijkheden van de plaatselijke industrie in arme staten indien het sectoren betreft die belangrijk zijn voor hun binnenlandse productie.

Door een felle strijd tijdens de onderhandelingen in Genève is in de NAMA-bijlage vastgelegd dat nader overlegd zal moeten worden over de preciese invulling van al deze maatregelen. Dan zal de vraag of de eigen industrie en bedrijven in arme staten zullen kunnen overleven, beantwoord worden. Maar omdat de bijlage als geheel gebaseerd is op de Derbez-tekst uit Cancún zal het een \\\\\’up-hill\\\\\’-gevecht zijn voor de arme staten.

Over de gevolgen voor duurzaamheid en milieu liet Friends of the Earth International zich op 30 juli uit [12]. Het NAMA-voorstel is volgens de organisatie \\\\\”onrechtvaardig en schadelijk voor duurzame ontwikkeling\\\\\” omdat de arme staten \\\\\”de mogelijkheid dreigen te verliezen om op basis van nationaal beleid hun milieu te beschermen en hun ontwikkeling te bevorderen.\\\\\” Door verdere deindustrialisering en toename van werkloosheid en armoede zullen ze steeds afhankelijker worden van niet-duurzame en gevaarlijke export van natuurlijke hulpbronnen. De NAMA-tekst van 30 juli ontziet geen enkele natuurlijke hulpbron van gedeeltelijke of algehele liberalisering [13].

3. Katoen

Een andere negatieve uitkomst voor ontwikkeling was de ontknoping in de Katoen Kwestie. Het lukte de vier West-Afrikaanse initiatiefnemers en hun ondersteuners (Afrika Groep en ACP-staten) niet om een aparte status te verkrijgen voor dit thema. Met name door druk van de VS werd het ondergebracht bij de landbouwonderhandelingen. Weliswaaar met de aantekening dat het daar als apart onderwerp behandeld zal worden, met een eigen set aan maatregelen en agenda. De belangrijkste eis, nl de beëindiging van alle vormen van katoensubsidie vanaf de datum van uitvoering van de Doha resultaten haalde het niet.
De andere eisen vonden in afgezwakte vorm en in mooie – maar verhullende of weinig concrete – bewoordingen ingang in de landbouwbijlage en hoofdtekst. Nergens is echter een effectieve afspraak neergelegd over Speciale en Gedifferentieerde Behandeling, en het is maar de vraag of de zaak in leven gehouden kan blijven worden via een nog in te stellen subcommissie.

4. Diensten (GATS)

Bijlage en hoofdtekst stellen mei 2005 als uiterste datum voor het aanpassen en \\\\\’verbeteren\\\\\’ van hun aanbod voor te liberaliseren sectoren in alle WTO-lidstaten. Staten die nog niets hebben ingeleverd, moeten dat zo snel mogelijk doen. De lidstaten moeten daarbij streven naar een hoog niveau van liberalisering, naar verhoging van bestaande niveaus en mogen geen enkele sector uitsluiten van liberalisering ! Daarbij moeten deze maatregelen vooral betrekking hebben op sectoren en supplymodes overeenkomstig de exportbelangen van ontwikkelingsstaten, zoals mode 4 [14]. Ook moeten beperkingen die niet essentieel zijn voor handel (\\\\\’non-trade-concerns\\\\\’) opgeheven worden. Dat betreft binnenlandse wetgeving, reguleringen en subsidieprgramma\\\\\’s (\\\\\’domestic regulation\\\\\’) [15].
Naar verluidt is het voorstel voor de sluitdatum vlak voor het begin van de laatste vergadering van Heads of Delegations door de VS en EU gelanceerd, zodat er geen tijd was voor een uitgebreide diskussie. Toch waren er ernstige bezwaren tegen de extra druk die de sluitdatum oplevert en zijn er vragen gesteld bij de wijze waarop het tot stand kwam en in hoeverre dit een geschikte maatregel is. In dit verband is het schrijnend, dat de nieuwe sluitdata voor zaken die van belang zijn voor ontwikkeling – zoals die voor Speciale en Gedifferentieerde Behandeling en Implemenatie (van oude WTO-beloften) – tot na mei 2005 doorgeschoven zijn.

Volgens Friends of the Earth zetten de resultaten voor diensten de arme staten enorm onder druk. Ze moeten alle dienstensectoren openen, en het bedreigt hun souvereiniteit en middelen om hun basisvoorzieningen te reguleren overeenkomstig de beleidsdoelen voor sociaal beheer en ontwikkeling. Tevens negeert het de herhaaldelijke oproepen van maatschappelijke organisaties om publieke basisvoorzieningen uit te sluiten van de GATS-onderhandelingen.

5.Handels Facilitatie (TF)

De arme staten behaalden een groot succes door het buiten de onderhandelingen van de Doha Ronde houden van drie van de Singapore Issues: Direkte Buitendse Investeringen, Concurrentiebeleid en Transparantie in Overheidsaankopen [16]. Door hun aanhoudende terughoudendheid ten aanzien van Handels Facilitatie werd het besluit om over TF onderhandelingen te beginnen ingekaderd door afspraken over modaliteiten waarin veel van hun bezwaren opgenomen zijn. Zo zijn er afspraken gemaakt betreffende de kosten van de maatregelen, de noodzakelijke ondersteuning voor de uitvoering ervan en de benodigde infrastructuur. De Minst Ontwikkelde Staten hoeven in dit verband aan minder hoge eisen te voldoen.

6. \\\\\’Ontwikkelings Kwesties\\\\\’ (SDT/IMP)

Op het vlak van Speciale en Gedifferentieerde Behandeling (SDT) en Implemenatie Kwesties (IMP) is weinig bereikt ondanks het hoofdthema van de Doha Ontwikkelings Ronde. Er zijn geen concrete afspraken gemaakt voor versterking of vernieuwing van SDT-maatregelen of voor het oplossen van specifieke problemen bij de uitvoering van WTO-akkoorden [17]. In de \\\\\’Genève-tekst\\\\\’ worden slechts de diverse sluitdata over consultaties en rapportages opgewaardeerd (omdat ze al lang verlopen zijn).
Belangrijk met het oog op SDT-vervolgonderhandelingen is dat een aantal arme staten uit verschillende regio\\\\\’s vlak voor \\\\\’Genève\\\\\’ een gezamenlijk standpunt ingenomen hebben over een aantal punten, zoals een nieuw classificeringssysteem van arme staten en de positie van kleine kwetsbare economieën [18].

Toen in 2001 de Doha onderhandelingen gelanceerd werden was er veel retoriek over de noodzaak om de belangen van ontwikkelingsstaten voorop te stellen. De resolutie over SDT en IMP stond daarbij centraal en de uitwerking ervan zou de test zijn om te zien hoe serieus \\\\\’ontwikkeling\\\\\’ zou worden genomen in het Doha Work Programme.
Het is dan ook zeer teleurstellend dat in de uitkomsten van Genève de negatieve aspecten de positieve veruit overtreffen. Daarmee blijft de ontwikkelingsbelofte retoriek. Sterker nog: sommige nieuwe besluiten, zoals over NAMA, zijn ronduit bedreigend voor de ontwikkelingsperspectieven van arme staten.

Noten:
[1] Dit artikel is voornamelijk gebaseerd op \\\\\”Preliminary comments on the WTO\\\\\’s Geneva july decision\\\\\” door Martin Khor, Third World Network, van 4 augustus 2004.
[2] Hiervoor had de WTO-leiding een aantal informele (= niet-genotuleerde) onderhandelingssessies gearrangeerd, die plaatsvonden na het schorsen van de voorafgaande zitting van de vergadering van de Algemene Raad. Parallel daaraan waren er diverse zogenaamde Greenroom-bijeenkomsten waar de echte \\\\\”koppen met spijkers\\\\\” werden geslagen en waarvan vele arme staten uitgesloten waren. De Algemene Raad zette haar zitting weer voort in de nacht van de 30e augustus om uiteindelijk op de 31e een beslissing te nemen over het raamwerk.
[3] De WTO-leiding had van te voren aangekondigd dat de onderhandelingen gevoerd zouden worden door de WTO-ambassadeurs (delegatiehoofden) en dat het niet wenselijk en nodig was dat er ministers aan zouden deelnemen. Toch waren de ministers van bijna alle rijke staten (in Genève) aanwezig… (\\\\\”Preliminary comments on the WTO\\\\\’s Geneva july decision\\\\\” door Martin Khor, Third World Network, van 4 augustus 2004).
[4] NAMA: markttoegang voor niet-agrarische producten. Voortdurend Рen al sinds de Canc̼n-top Рspraken de ACP-staten en de G90-groep zich uit tegen deze Derbez-tekst. Het feit dat hun eigen voorstellen niet ter tafel zijn gebracht is een bewijs van de minachting voor de positie van deze staten van de kant van de WTO-leiding.
De enige concessie die de rijke staten in dit verband in Genève deden was de vage toezegging dat er na juli over sommige aspecten uit de NAMA-bijlage nog onderhandeld zal worden (\\\\\”Preliminary comments on the WTO\\\\\’s Geneva july decision\\\\\” door Martin Khor, Third World Network, van 4 augustus 2004).
[5] Respectievelijk: de voorzitter van de GRAIN-coalitie, twee belangrijke leden van de G20-coalitie, en de twee grootste ontregelaars van de wereldhandel in landbouwproducten. Japan werd geweerd door de VS; Canada door EU en VS samen; en India was er op voorspraak van Brazilië (\\\\\”Poor nations flex trade muscles\\\\\” door Peter Wilson, The Australian van 2 augustus 2004). Kenia, een van de belangrijkste woordvoerders van de Afrikaanse coalitie was niet uitgenodigd. Volgens internatiuonale NGO\\\\\’s zou de EU een deel van de ontwikkelingshulp voor dat land hebben ingetrokken vanwege de zeer kritisch houding van Kenia in de aanloop naar de juli-besprekingen (\\\\\”WTO accord: faulty frame, rude reality\\\\\” door Devinder Sharma, 2 augustus 2004.
Http://www.thehindubusinessline.com/2004/08/05/stories/2004080500211000.htm).
[6] World Development Movement: \\\\\”Door media, sommige regeringen en campagnevoerders is zoveel nadruk gelegd op het landbouwthema dat andere voor ontwikkelingsstaten belangrijke onderwerpen gemarginaliseerd of genegeerd zijn – waaronder de noodzaak om de balans te herstellen ten aanzien van de WTO-regels en om liberalisering terug te draaien.\\\\\” (\\\\\”New deal exposes flaws of trade (offs) system\\\\\”, persbericht WDM van 2 augustus 2004.
Volgens Mark Weisbrot van het Centre for Economics and Policy Research was het concentreren op landbouwsubsidies een slimme PR- en onderhandelingstaktiek van de rijke staten. De bewoording is vaag, de \\\\\’loopholes\\\\\’ zijn groot en het leverde hen veel winst op op andere gebieden. Zelfs het algeheel afschaffen van subsidies (AG en NAMA) zal slechts een zeer gering effect hebben op de (economieën van) ontwikkelingsstaten, uitzonderingen daargelaten. (\\\\\”No boost for development in World Trade Negotiatitons,\\\\\” CEPR).
[7] Dat zijn principes, basisgrafieken voor verlaging van tarieflijnen, etc. ook wel samengevat als \\\\\’modaliteiten\\\\\’. Lori Wallach van Global Trade Watch is skeptisch over dit akkoord. Volgens haar is er zeker geen sprake van een \\\\\’doorbraak\\\\\’ zoals veelal beweerd wordt. \\\\\”Uit dit raamwerkdocument moeten nog modaliteiten gesmeed (…) en overeengekomen worden alvorens de eigenlijke onderhandelingen over specifieke producten en sectoren kunnen beginnen.\\\\\” (\\\\\”Public Citizen condemns process, outcome of Geneva WTO framework talks,\\\\\” persbericht Public Citizen, van 2 augustus 2004.
[8] Exportkredieten, exportkredietgaranties en verzekeringsprogramma\\\\\’s met een looptijd van minder dan 180 dagen zullen slechts worden beperkt (\\\\\”disciplined\\\\\”). Andere beperkingen zijn er ondermeer ten aanzien van \\\\\’State Trading Enterprises\\\\\’ en bepaalde typen van voedselhulp.
[9] De \\\\\’Blue Box\\\\\’ heeft betrekking op gedeeltelijk ontkoppelde betalingen onder productie-beperkende programma\\\\\’s. De aangepaste Blue Box-regeling wordt gezien als extra bescherming voor de Farm Bill-subsidies van de VS, en zelfs als omweg (\\\\\’loophole\\\\\’) om het uiteindelijke niveau aan \\\\\’domestic\\\\\’ subsidies te handhaven of zelfs te verhogen (zoals ook na de Uruguay Round gebeurde)! Een dreigende impasse in de juli-onderhandelingen werd voorkomen door een vage toevoeging dat er nog over nieuwe criteria voor direkte betalingen (aan producenten) onderhandeld zal worden… Daarnaast is het afgesproken plafond van 5% voor VS en EU geen probleem.
[10] De EU nam eerder al maatregelen om het grootste deel van de Blue Box-subsidies veilig te stellen door ze over te hevelen naar de \\\\\’Green Box\\\\\’. Ook de VS heeft daar het grootste deel van haar subsidies nu geparkeerd. Hoewel deze \\\\\’Box\\\\\’ te boek staat als niet (of slechts minimaal) handelsverstorend wordt in toenemende mate erkend dat de betreffende subsidies wel degelijk verstorend werken. Het stelt boerenbedrijven die in normale omstandigheden te weinig inkomsten krijgen namelijk in staat voort te bestaan. De raamovereenkomst van Genève stelt geen maximum vast zodat verhoging van domestic subsidies niet uitgesloten is! Daarbij is de referentie aan een evaluatie van de optredende verstoringen niet voorzien van harde afspraken over uitvoering en timing.
[11] Dit de-industrialisatie proces vond al plaats in Africa, Latijnsamerika en de Carriben door de liberaliseringsmaatregelen onder de structurele aanpassingsprogramma\\\\\’s het IMF.
[12] \\\\\”WTO deal threatens environment, development: Europe and US demand high price for empty concessions,\\\\\” door Friends of the Earth International, 30 juli 2004.
[13] Meer hierover in: \\\\\”Why NAMA threatens development and environment\\\\\” op http://www.foei.org/publications/pdfs/NAMAenvironmentFINAL.pdf
[14] Meer over de sectoren en modes op http://www.gatswatch.org
[15] \\\\\”OMC: Coup de force des pays riches,\\\\\” door Raoul Marc Jennar van OXFAM/URFIG.
[16] De formulering in de raamwerktekst houdt de mogelijkheid open voor diskussies (niet: onderhandelingen) in nieuw aan te sturen studiegroepen vqan de WTO. Ook – en dat is zeker niet denkbeeldig – kunnen ze na afsluiting van de Doha Ronde weer als onderhandelingsobject op de agenda van de WTO verschijnen.
[17] Dat laatste is over het algemeen te wijten aan het niet-nakomen door rijke staten van veel eerder gedane beloften om arme staten te ontzien bij handel en handelsmaatregelen. \\\\\’Implementatei\\\\\’ en SDT waren belangrijke thema\\\\\’s tijdens de ministersconferenties van Seattle en Doha, maar hun belang is door beleid van voornamelijk EU en VS gemarginaliseerd.
[18] Meer over de SDT- en Implementatie-uitkomsten, zie: \\\\\”Work on development sees limited progress at WTO\\\\\” door ICTSD, in Bridges Weekly Trade News Digest vol. 8 nr. 27, van 3 augustus 2004.

( https://www.globalinfo.nl/article/articleview/408/1/1/ Terug naar WTO . ZIP nr. 47…)

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Rob Bleijerveld.)