Ga naar de inhoud

WTO . ZIP NUMMER 56

Nummer 56 van het vermaarde magazine over wereldhandel en degenen die daar stinkend rijk van worden….

28 min leestijd
Placeholder image

WTO . ZIP NUMMER 56
19 juli 2005

INHOUD:

A) Van de G8 naar Hong Kong: hulp voor handel

Het meest in het oog springende agendapunt van de G8-top was het uitbannen van armoede, speciaal in Afrika. Het meest besproken middel daartoe: schuldverlichting en handelsbevordering binnen de zogenaamde Doha Ontwikkelingsronde. Onder het motto ‘hulp voor handel’ mogen daarvoor zelfs de ontwikkelingshulpbudgetten worden ingezet. Maar wiens ontwikkeling is daar dan eigenlijk mee gediend?

B) Verslagen van de G8-protesten

Ondanks de afschuwelijke taferelen in Londen, kunnen de actievoerders rond Gleneagles redelijk tevreden zijn met wat ze bereikt hebben. Een verwijzing.

C) Klimaat en G8

In een artikel op de spinwatch-website geeft David Miller aan dat de Make Poverty History campaign (MPH) niet het optimisme deelt van Bono/Geldof en de media over het nakomen van beloften over hulp, schuldsanering en handel door de G8. Volgens hem is er evenmin een NGO die volhoudt dat er vooruitgang is geboekt op klimaatgebied.

D) “Afschaffing van de WTO!” blijft een legitieme eis

De politieke eis van afschaffing van de WTO of andere internationale economische instanties lijkt vandaag de dag volstrekt zinloos of achterhaalde linkse praat. Ulrich Brand vraagt zich af waarvoor de WTO, Wereldbank en IMF staan, waarom wordt hun hervorming geëist, wie eisen dit en hoe? Een aanzet tot ontwikkeling van een progressieve visie.

E) Liberalisering van de handel werkt averechts

Veel ontwikkelingslanden zoeken extra financiële hulp en een regeling voor hun buitenlandse schulden. De internationale financiële instellingen en de donorlanden reageren steeds positiever op hun verzoeken, maar de voorwaarden zijn een verdere handelsliberalisering door de hulpvragende landen. Nieuw onderzoek toont aan dat die liberalisering averechts werkt.

F) De rol van supermarktketens bij het ondergraven van duurzame landbouw

Onderzoek naar de groeiende macht van supermarktketens in de verkoop van voedsel toont een belangrijke herstrukturering van de voedselvoorziening in de wereld, en een verslechterende positie van boeren en ontwikkelingslanden. Verdere liberalisering en het uitfaseren van subsidies kan zelfs leiden tot het vrijelijk afschuimen van de wereld naar zo goedkoop mogelijke producten door de dominante agro-bedrijven en supermarkten.

G) Afrikaanse landen vragen om lonende grondstofprijzen

Een groep Afrikaanse landen pleit in een discussiebijdrage aan het Committee for Trade and Development van de WTO voor stabiele, lonende grondstoffenprijzen. De Afrikaanse landen die afhankelijk zijn van export van grondstoffen, zijn het slachtoffer van de voortdurende dalende en sterk wisselende grondstoffenprijzen.

H) Een einde aan de misverstanden in het EU-landbouwdebat

De G8-top, het voorstel voor hervormingen van het Europese suikerbeleid, en Blair’s plannen om flink te snoeien in het EU-landbouwbudget hebben geleid tot een hernieuwd debat over het EU-landbouwbeleid in de Nederlandse media. In het debat domineren de dogmatische voorstanders van een vrije markt-theorie. Guus Geurts betoogt dat protectiemaatregelen goed zijn voor zowel de Afrikaanse als de Europese boeren, en rekent af met enkele hardnekkige misverstanden.

I) Gevaarlijke remedies voor de gezondheid van de armsten

Wemos en haar partnerorganisaties in ontwikkelingslanden maken zich zorgen over de manier waarop Global Public Private Initiatives de gezondheidsproblemen benaderen, over uitvoewring van programmas en over de rol die de private sector speelt. Over het Wemos-rapport “Risky Remedies for the Health of the Poor”.

Redactioneel

Van 27 tot en met 29 juli zal de Algemene Raad van de WTO bijeen komen ter voorbereiding van de ministerstop in Hong Kong. Directeur-generaal van de WTO, Supachai Panitchpakdi, gaf op 8 juli zijn traditionele waarschuwing af aan het adres van de lidstaten: een crisis dreigt, onderhandelingen versnellen, politieke daadkracht…
Voorzitter van de Algemene Raad, Amina Mohammed, zei niet te verwachten dat er kant en klare teksten geproduceerd zullen worden. Handelsdeskundigen verwachten niet dat er veel ministers zullen opdagen op 27 juli; volgens hen zal de bijeenkomst een evaluerend karakter krijgen.

Zijn de sociale bewegingen en NGO’s dan voor niets bang geweest en zullen de kernbeslissingen voor de rest van de Doha Ronde niet eind volgende week al vallen? Waren recente inschattingen dat de EU en VS succesvol waren in hun strategie (weinig toezeggingen op landbouwgebied; maximale ruimte bij diensten en industriële goederen) niet terecht? Hebben de G8 de grootste G20-staten nu nog meer ‘in hun zak’ dan voorheen? Hoe sterk is de ’tegenwerking’, bijvoorbeeld van een nieuw NAMA-voorstel dat daadwerkelijk rekening wil houden met de belangen van arme staten? En hoe reëel zijn media-berichten over tegenvallende resulaten op de Dalian-minitop van 12 en 13 juli?Het zal pas duidelijk zijn na de 29e juli… En de activisten en lobbyisten zullen het allemaal van dichtbij volgen: de campagne van de Geneva Peoples’ Alliance van 26 tot en met 29 juli gaat gewoon door (programma hier te vinden).

veel leesplezier, Rob Bleijerveld

A) Van de G8 naar Hong Kong: hulp voor handel
(door Roeline Knottnerus en Tuur Elzinga [1])

Van 6 tot en met 8 juli waren in het Schotse Gleneagles de leiders van de G8 bijeen. Meest in het oog springende agendapunt van deze top: het uitbannen van armoede, speciaal in Afrika. Het meest besproken middel daartoe is naast schuldverlichting het bevorderen van handel binnen de zogenaamde Doha Ontwikkelingsronde van de Wereldhandelsorganisatie. Daarmee zouden miljoenen mensen zich aan de armoede kunnen ontworstelen. Dus mogen daar onder het motto ‘Aid for Trade’, oftewel ‘hulp voor handel’ zelfs de ontwikkelingshulpbudgetten voor worden ingezet. Ook het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken propageert dit. Maar als we door de PR heen kijken, wiens ontwikkeling is daar dan eigenlijk mee gediend?

Op papier klinkt het allemaal heel mooi: de schulden van achttien van de armste landen worden kwijtgescholden, vanaf 2010 wordt de hulp aan Afrika verdubbeld, op termijn gaan ook de ontwikkelingsbudgetten van de G8-landen omhoog en er komt meer uitzicht op eerlijke handel. Dit wordt alom geprezen als een eerste, maar belangrijke stap voorwaarts, zij het met enige kanttekeningen. De internationale norm van 0,7% van het BNP voor ontwikkelingshulp wordt ook na deze verdubbeling door de meeste G8-landen bij lange na nog niet gehaald. Er zijn geen concrete afspraken gemaakt voor het afbouwen van de Westerse landbouwsubsidies die de landbouw in ontwikkelingslanden zoveel schade toebrengen. En daarnaast is er de kritiek dat niet de schulden van álle 38 arme landen zijn kwijtgescholden, terwijl deze aan renteaflossingen in de loop der jaren al veel meer hebben terugbetaald dan ze ooit hadden geleend.

Maar er zijn veel meer reserves op hun plaats. De G8 komt met schijnoplossingen, die niets veranderen aan de scheve machtsverhoudingen in de wereld. Zo is er nog niets veranderd aan het feit dat de kwijtschelding van schulden nog altijd wordt gekoppeld aan economische condities die nationale armoedebestrijdingsprogrammas ondermijnen. Ontwikkelingslanden krijgen nog altijd geen rechtstreekse zeggenschap over hun eigen economische ontwikkeling. Alle mooie woorden ten spijt, lijkt het beleid van de G8 er voornamelijk op gericht mondiaal de spelregels te dicteren om de eigen economische groei veilig te stellen. Dat blijkt ook uit de verklaring van de G8 over de wereldeconomie. Daarin wordt
onomwonden gesteld dat de “verantwoordelijkheid om de groei van onze eigen economieën te bewaken en te bevorderen” voorop staat.

Markten ‘ontwikkelen’

De hernieuwde belangstelling voor ontwikkelingslanden houdt daarmee nauw verband. De ontwikkelde landen zijn er vooral op uit de markten van die landen te ontwikkelen ten behoeve van hun eigen transnationaal opererende bedrijfsleven. Een van de beste bewijzen daarvoor is dat landen die in aanmerking willen komen voor het kwijtschelden van schulden nog altijd eerst het zogenaamde HIPC-programma moeten doorlopen, waarbij zij moeten voldoen aan door ontwikkelde landen en de internationale financiële instellingen opgelegde voorwaarden voor een meer open en geliberaliseerde economie met een stabiel investeringsklimaat voor buitenlandse investeerders. ‘Good governance’ – goed bestuur – is daarbij het nieuwe sleutelwoord. Naar buiten toe, wordt daarbij de nadruk gelegd op het bestrijden van corruptie. Dat doet het immers goed in de publieke opinie. Maar dit verhult dat ‘goed bestuur’ vooral wordt ingevuld met deregulering, liberalisering en privatisering. Het structurele aanpassingsbeleid van het IMF, met zijn dictaat van terugdringing van de overheid, meer markt en meer investeringszekerheid voor Westerse multinationals blijft onverminderd van kracht voor wie voor schuldverlichting in aanmerking wil komen.

Voor de goede verstaander is het pijnlijk duidelijk dat het niet de ontwikkeling van Afrika/de armste landen is die voor de G8 voorop staat. Zo staat in een van de verklaringen van de G8 letterlijk te lezen dat, omwille van de mondiale economische stabiliteit, de krapte op de oliemarkt bestreden moet worden. Het middel: “Olieproducerende landen dienen te zorgen voor open markten met transparant zakelijk klimaat en stabiele regelgeving voor investeringen in de oliesector, waaronder betere mogelijkheden voor buitenlandse investeerders.” Met andere woorden: de olieproducerende landen moeten het transnationale bedrijfsleven betere mogelijkheden bieden om hun greep op de oliemarkten te versterken. Wiens belangen daarmee zijn gediend, behoeft geen nadere uitleg. Dat geldt ook voor het inzetten van ontwikkelingshulpgelden voor het bevorderen van handel. Handel is, volgens oud vertrouwd neoliberaal recept, nog altijd vrijhandel, ongehinderd door belemmerende regelgeving. Het neoliberale model schrijft voor dat de sturende rol van de overheid in de economie wordt beperkt. Tegelijkertijd vermindert het inzetten van ontwikkelingsbudgetten voor het versterken van de economische infrastructuur in het belang van het (inter)nationale bedrijfsleven/buitenlandse investeerders, zoals nu ook in Nederland wordt bepleit, de middelen die beschikbaar zijn voor het versterken van cruciale sociale voorzieningen als onderwijs, schoon drinkwater en een goede en toegankelijke gezondheidszorg in ontwikkelingslanden.

De ontwikkelingslanden in Afrika en elders zijn het meest gediend met onvoorwaardelijke schuldkwijtschelding. Dat zou hen de zo noodzakelijke vrijheid en de flexibiliteit verschaffen om eigen oplossingen te zoeken. De G8 gunt hen ook nu weer die vrijheid niet. “Wij zullen onze hulp richten op de landen met de laagste inkomens, die zich inzetten voor het bevorderen van groei en het terugdringen van armoede, voor democratisch, verantwoordelijk en transparant bestuur, en een gezond beheer van de publieke middelen,” zo staat te lezen in hun slotverklaring. De IMF-criteria zijn en blijven ook hier de maatstaf en welbegrepen eigenbelang de drijvende kracht.

Vrijhandel: eerlijke handel?

De G8 heeft op succesvolle wijze de leus voor ‘eerlijke handel’ naar hun hand gezet. Door co-optatie van een groot deel van de ‘protestbeweging’, kan zij nu vrijelijk de ontwikkeling van handel propageren als dé oplossing voor de problemen van arme landen. Zo is het haar zelfs gelukt om vijf van de toonaangevende ontwikkelingslanden die in Cancún nog met succes een blok wisten te vormen om de vrijhandelsambities van de ontwikkelde landen een halt toe te roepen, voor dat karretje te spannen. Brazilië, Zuid-Afrika, Mexico, India en China hebben zich in Gleneagles gecommitteerd aan een nieuwe politieke impuls voor de zogenaamde Doha- ontwikkelingsronde. In Hong Kong, waar de Wereldhandelsorganisatie in december bijeen komt, moeten de contouren van een overeenkomst duidelijk zijn. De Britse minister-president Blair verklaarde na afloop van de G8: “Wij waren het er in Gleneagles allemaal over eens dat het voor mondiale groei en het bestrijden van armoede van cruciaal belang is dat er echte vooruitgang wordt geboekt op het forceren van een doorbraak in de Doha-onderhandelingen. Ik ben van mening dat we de handelsbesprekingen nu met hernieuwd politiek elan kunnen voortzetten.”

Dat vrijhandel de arme landen in feite juist verder van huis helpt, mocht uit eerder onderzoek al duidelijk zijn. Twee recente onderzoeken van Egor Kraev en de Britse NGO Christian Aid [2] tonen op basis van cijfers van Wereldbank en IMF de schade van handelsliberalisering aan voor respectievelijk 32 van deze armste landen, en voor alle Afrikaanse landen beneden de Sahara over de laatste kwart eeuw. Christian Aid tekent daarbij aan dat zonder liberalisering de betreffende landen al hun externe schulden hadden kunnen afbetalen, en dat er dan nog voldoende geld was overgebleven om alle kinderen te vaccineren en naar school te laten gaan!

In feite heeft de G8 in fraaie volzinnen en met lippendienst aan armoedebestrijding en eerlijke handel slechts de uitgangspunten van het neoliberale model herbevestigd. De ontwikkelde landen hebben met succes gehamerd op handel als aanjager voor ontwikkeling. Dat heeft het uitdragen van commerciële belangen en het nastreven van de eigen economische ontwikkeling als groeimotor voor de derde wereld weer meer salonfähig gemaakt.
In de zogenaamde WTO mini-ministerials, waarvan de meest recente plaats vond in China, zullen de rijke landen zich er ongetwijfeld weer zonder enig terughoudendheid voor in gaan zetten om de markten van ontwikkelingslanden verder open te breken voor het transnationale bedrijfsleven. De EU heeft al aangegeven in de WTO-onderhandelingen over de handel in diensten zogenaamde benchmarks te willen invoeren om de mate van marktopening die ontwikkelingslanden de (westerse) dienstenindustrie te bieden hebben te meten en onderling te vergelijken en daarmee de druk om verder te liberaliseren op te voeren. Aandacht voor echte ontwikkelingsdoelen – die meestal in het geheel niet stroken met de commerciële belangen van het internationale zakenleven – is voorlopig weer even met succes naar de achtergrond gedrongen.

Noten:
[1] Roeline Knottnerus werkt voor het GATS-platform en Tuur Elzinga voor XminY Solidariteitsfonds. In het GATS-platform participeren: ABVA-KABO, Attac-Nederland, Corporate Europe Observatory (CEO), Landelijke Studentenvakbond (LSVb), Milieudefensie, Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO), Transnational Institute (TNI), Wemos Health for All, World Information Service on
Energy (WISE) en XminY Solidariteitsfonds.
[2] “Estimating GDP effects of trade liberalisation for developing countries,” door Egor Kraev, juni 2005 (http://www.christianaid.co.uk/indepth/506liberalisation/FinalPaper4.pdf) en “The economics of failure – The real cost of ‘free’ trade for countries,” door Christian Aid, juni 2005 (http://www.christian-aid.org.uk/indepth/506liberalisation/Economics of failure.pdf).
Voor een uitgebreider commentaar op deze rapporten, zie
“Liberalisering van de handel werkt averechts” (elders in deze
nieuwsbrief).

B) Verslagen van de G8-protesten
(door Kees Hudig)

Een week vol enerverende gebeurtenissen rond de G8-top in het Schotse Gleneagles eindigde in een reuzesisser toen terroristen in Londen toesloegen in de ochtend van de tweede G8-topdag en alle aandacht zich daarnaar verplaatste. Ondanks de afschuwelijke taferelen in Londen, kunnen de actievoerders rond Gleneagles redelijk tevreden zijn met wat ze bereikt hebben. Nog nooit eerder hebben de G8-leiders dermate onder vuur gelegen.

Op www.globalinfo.nl zijn dagelijkse verslagen van de gebeurtenissen rond de G8-top verschenen. Een uitgebreid artikel met de titel ‘Make G8 History’maakt de balans op: vind het stuk hier.

C) Klimaat en G8
(door Rob Bleijerveld)

In het artikel “Was the G8 Gr8?” op de spinwatch-website geeft David Miller [1] aan dat de Make Poverty History campaign (MPH) niet het optimisme deelt van Bono/Geldof en de media over het nakomen van beloften over hulp, schuldsanering en handel door de G8. Volgens hem is er evenmin een NGO die volhoudt dat er vooruitgang is geboekt op klimaatgebied.

In de aanloop naar de top lekte tot twee keer toe een concept-communiqué van de G8 uit [2]. Het eerste was verstoken van enige effectieve aktie met betrekking tot het klimaat, hetgeen betekent dat dat overgelaten wordt aan de (grote) bedrijven. Vaak wordt gezegd dat de VS het probleem zijn omdat ze niet het Kyoto-verdrag willen tekenen, maar in feite wil geen enkele G8-staat iets steunen anders dan marktgerichte ‘oplossingen’. Een ervan is de handel in CO2. Dit maakt het voor een bedrijf als BP mogelijk door te gaan met vervuiling in de UK, terwijl het in Brazilië ‘carbon credits’ opkoopt via Eucalyptus-aanplant hetgeen op zijn beurt leidt tot verdere milieuschade en armoede (vernieling oerbos en verjaging indianen). De andere ‘oplossing’ is kernenergie…

In het tweede gelekte concept (juni) was volgens de Financial Times bijna alles dat nog enigszins met aktief beleid van doen had tussen vierkante haken gezet. Ofwel: zelfs over die punten werd geen overeenstemming bereikt in de voorbereidingsfase. Alsof dat nog niet genoeg was, werd in het officiële slotdocument met betrekking tot klimaatverandering het woord “bedreiging” vervangen door “uitdaging”, een term die de voorkeur van Bush heeft. Zelfs de zorgvuldig uitgekozen leiders uit de ontwikkelingswereld, die aanwezig waren om het geheel te voorzien van enige legitimiteit, waren er niet blij mee. Volgens de Indiase premier hadden de genodigden een erg beperkte rol op de bijeenkomst en liet de G8 de mogelijkheid voorbij gaan om daadwerkelijk iets te doen met de “uitdaging van de klimaatverandering.”

Andere reacties op resultaat G8-top met betrekking tot
klimaatverandering:
– “G8 summit agrees more talk, no action,” persbericht van Friends of the Earth UK, van 8 juli 2005 (http://www.foe.org.uk/resource/press_releases/g8_summit_agrees_more_talk_08072005.html)
– “G8 moves a bit on aid and debt, but fails on trade and climate,” door Martin Khor (Third World Network), van 11 juli 2005 (http://www.twnside.org.sg/title2/twninfo238.htm).
– “G8 condemn Africa to miss Millennium Development Goals,” persbericht van World Development Movement, van 8 juli 2005 (http://www.wdm.org.uk/news/presrel/current/g82005final.htm).

Noten:
[1] 10 juli 2005 (http://spinwatch.server101.com/modules.php?name=Content&pa=showpage&pid=385)
[2] Zie onder meer de “G8 document leak prepares Greens for summit failure – Blair’s credibility on climate change in tatters, says Green MEP” (http://cca.movingpages.org/documentleak.htm). Op deze website ook meer over de klimaatakties tijdens de G8.

D)”Afschaffing van de WTO!” blijft een legitieme eis
(vertaling door Renate Ebner [1])

Dit stuk staat als apart artikel op Globalinfo, en wel hier.

E) Liberalisering van de handel werkt averechts
(door Lou Keune)

Dit stuk staat als apart artikel op Globalinfo, en wel hier.

F) De rol van supermarktketens bij het ondergraven van duurzame
landbouw
(vertaald en bewerkt door Kees Hudig)

Dit stuk staat als apart artikel op Globalinfo, en wel hier.

G) Afrikaanse landen vragen om lonende grondstofprijzen
(door Chris Peeters)

Een groep Afrikaanse landen [1] pleit in een discussiebijdrage [2] aan het Committee for Trade and Development van de WTO voor stabiele, lonende grondstoffenprijzen. De Afrikaanse landen die afhankelijk zijn van export van grondstoffen, zijn het slachtoffer van de voortdurende dalende en sterk wisselende grondstoffenprijzen.

De groep Afrikaanse landen wil dat de WTO-onderhandelingsgroepen over landbouw en NAMA [3] hun voorstellen in behandeling nemen [4]. Ze stellen voor om de problemen op het terrein van grondstoffen stuk voor stuk aan te pakken, in plaats van te streven naar een standaardafspraak over tariefvermindering. De landen pleiten voor een ruimhartige benadering van verzoeken gericht op lagere importtarieven door ontwikkelde landen, versnelde afbraak van exportsubsidies en andere handelsverstorende subsidies en financiële compensaties zolang die subsidies niet zijn afgebouwd.

Aanbodmanagement

De meestal aangedragen oplossingen voor het verminderen van de afhankelijkheid van traditionele grondstoffen [5] blijken maar zeer beperkt succesvol. Dat maakt lonende grondstofprijzen nog belangrijker. De bijdrage pleit daarom voor aanbodmanagement om de systematische overproductie van grondstoffen aan te pakken. Het aanbod van grondstoffen wordt immers moeizaam aangepast aan prijs- en vraagontwikkelingen en de markt biedt daarvoor geen goede methode. De producerende landen moeten onderling daarover afspraken maken, maar de WTO moet voldoende flexibiliteit in overeenkomsten inbouwen om zulke afspraken mogelijk te maken [6].

De notitie vraagt aandacht voor de enorme overmacht van een paar grote multinationale ondernemingen, waardoor die er in slagen een steeds groter deel van de winstmarges in de grondstoffenhandel in handen te krijgen; de producenten krijgen een steeds kleiner deel van de uiteindelijke verkoopsprijs. Een regelmatig overleg in WTO-verband per grondstof, waarbij ook de private partijen betrokken zijn, is daarom wenselijk.

Een recent rapport van OECD en FAO [7] geeft aan hoe urgent het probleem is. De schrijvers verwachten dat de prijzen van de meeste agrarische grondstoffen de komende jaren nog zullen dalen, door een scherpere concurrentie tussen de producenten, omdat de ontwikkelingslanden meer exporteren. Vooral giganten als Brazilië en Argentinië zullen profiteren, terwijl Afrika verder achterop dreigt te raken. De Afrikaanse voedselimport zal enorm stijgen, waardoor de voedselafhankelijkheid nog groter wordt, vooral onder de minst ontwikkelde landen.

Het rapport schetst echter geen hoopvol vooruitzicht voor Afrika. In de NRC van 2 juli geeft ontwikkelingsdeskundige van Buitenlandse Zaken Ferdinand van Dam aan wat er zou moeten gebeuren [8]: zet een hoge (tarief-)muur rond Afrika. Bouw daarbinnen de onderlinge tariefmuren af, waardoor een grote Afrikaanse markt kan ontstaan. En – voeg ik daar aan toe – ken Afrikaanse landen exportquota toe tegen lonende prijzen, zodat ze de noodzakelijke importen kunnen betalen.Maar dan zou niet handel, maar ontwikkeling centraal moeten staan binnen de WTO. En dat is waarschijnlijk te veel gevraagd.

Noten:
[1] Ivoorkust, Kenia, Rwanda, Tanzania, Uganda en Zimbabwe.
[2] Zie: http://www.tradeobservatory.org/library.cfm?refid=73146
[3] NAMA= non-agrarian market access; de NAMA-werkgroep bespreekt in het kader van de lopende WTO-onderhandelingsronde de formule voor het bepalen van de af te spreken vermindering van importtarieven voor industriële goederen.
[4] In de WTO-afspraken van juli 2004 is opgenomen dat “de specifieke handels- en ontwikkelingsbehoeften en belangen van ontwikkelingslanden speciale aandacht zullen krijgen, onder andere met betrekking tot grondstoffen, gericht op stabiele, rechtvaardige en lonende prijzen.”
[5] Horizontale en verticale diversificatie (dat wil zeggen het overschakelen op meer lonende grondstoffen en de verdere bewerking ervan) en meer nadruk op dienstenexport.
[6) Aanbodregulering kan immers als een belemmering van de vrije markt worden gezien. Een goed recent overzicht van de grondstoffenproblematiek en de benaderingen gericht op aanbodregulering daarbinnen is “Conspiracy of silence: old and new directions on commodities”, door Duncan Green (Oxfam 2005). Zie: http://www.oxfam.org.uk/what_we_do/issues/trade/downloads/conspiracy_of_silence_conference_paper.pdf
7. “Agricultural Outlook 2005-2014”, zie: http://www.oecd.org/dataoecd/32/51/35018726.pdf
[8] “Vrijhandel berokkent Afrika alleen maar schade,” door Ferdinand van Dam, in NRC van 2 juli 2005.

H) Een einde aan de misverstanden in het EU-landbouwdebat
(door Guus Geurts [1])

De G8-top, de voorgestelde hervormingen van het Europese suikerbeleid, en Blair’s plannen om flink te snoeien in het EU-landbouwbudget hebben geleid tot een hernieuwd debat over het EU-landbouwbeleid in de Nederlandse media. In het debat domineren de dogmatische voorstanders van een vrije markt-theorie; slechts een enkeling weet geluiden uit de weerbarstige praktijk te laten doorklinken. De lachende derden zijn de zwijgende multinationals. Hun werk is immers al gedaan door hun duizenden lobbyisten in Brussel en Washington, en ze horen de meeste politici [2] en deskundigen precies dat zeggen wat in hun straatje past.
Gelukkig komen er ook geluiden uit het Zuiden, zoals van West-Afrikaanse (kleine) boerenorganisaties – verenigd in het ROPPA-netwerk – die vooral bescherming van hun eigen markt willen in plaats van concurrentie op een geliberaliseerde wereldmarkt [3]. Ik wil in dit artikel betogen dat protectiemaatregelen goed zijn voor zowel de Afrikaanse als de Europese boeren, en dat zulke maatregelen de afschaffing van de meeste landbouwsubsidies mogelijk maakt. Maar dan moeten we eerst afrekenen met enkele hardnekkige misverstanden die het debat kenmerken.

Subsidies en overproductie

Het eerste misverstand is dat kleine en middelgrote Europese boeren zouden profiteren van subsidies. In de kostendekkende prijzen die Europese boeren – vóór de eerste landbouwhervormingen van 1992 – kregen voor hun grondgebonden producten [4] werd voorzien door importheffingen die gekoppeld zijn aan garantieprijzen. Het voorkwam dat de boeren gedwongen waren te overleven op basis van de volstrekt ontoereikende wereldmarktprijzen. Ook de meeste boeren in ontwikkelingslanden kunnen overigens niet voor deze prijzen produceren. De importheffingen en garantieprijzen zijn echter geen subsidies omdat het hier niet om betalingen door de Europese Unie aan een bedrijf gaat. Toch worden ze vaak – en onterecht – meegeteld als subsidie. Ter vergelijking: het verschil in loon tussen dat van een Europese en een Afrikaanse arbeider wordt ook niet als subsidie gerekend.

In tegenstelling tot wat algemeen gedacht wordt, ontvingen Europese boeren onder het ‘oude’ (nu nog van kracht zijnde) suikerbeleid nog nooit een dubbeltje subsidie vanuit Brussel! De exportsubsidies die nu in het geding zijn, leidden echter wel tot dumping van overschotten op de wereldmarkt. Voor zover het in de Europa geteelde suiker betrof, werden deze exportsubsidies middels heffingen opgebracht door de telers en de industrie zelf. Voor zover het door Europa geïmporteerde, onverwerkte suiker uit ACP-landen (de voormalige koloniën) betrof, was er sprake van Europese subsidies. Het probleem is dus overproductie, niet een hoge garantieprijs. De recente hervormingsvoorstellen voor suiker voorzien echter in een prijsverlaging met 39 procent. Ter compensatie krijgen boeren inkomenssubsidies, ter waarde van 60 procent van deze prijsdaling. Dus in plaats van géén subsidies krijgen de boeren nu wél subsidies.

Dezelfde truc haalde de EU al uit bij prijsverlagingen voor graan, rundvlees en melk, en de daaraan gekoppelde omzetting van exportsubsidies in inkomenssubsidies. Overeenkomstig de belangen van de machtige handelsblokken VS en EU, wordt in de onderhandelingen bij de Wereldhandelsorganisatie WTO aangestuurd op eenzelfde omzetting. De overproductie in de EU en de VS wordt overigens niet aangepakt: de dumping op markten in ontwikkelingslanden gaat dus gewoon door. Dit betekent dat het overgrote deel van deze boeren dat voor de eigen markt produceert, van die markt gedrukt wordt.

Omdat de prijsdaling slechts gedeeltelijk gecompenseerd wordt, gaan ook de boereninkomens in Europa drastisch achteruit. De kleinste familiebedrijven vallen als eerste af, maar de gehele akkerbouwsector staat onder druk omdat suiker het laatste product was waarvoor men nog een kostendekkende prijs kon ontvangen. Dit noemt men noodzakelijke hervormingen die ten goede zouden komen aan arme boeren in ontwikkelingslanden. Om de burger te misleiden, wordt nu door de EU en minister Veerman verteld dat de subsidies ontkoppeld zijn van de (over)productie, en goed zijn voor milieu, natuur en platteland. Maar hoe kunnen boeren meer rekening gaan houden met milieu, natuur en platteland, terwijl hun inkomens dalen? Dit zal juist leiden tot meer schaalvergroting en nadelen op genoemde gebieden.

De consument in Europa profiteert overigens vrijwel niet van deze prijsdaling, zoals bleek uit de eerdere hervormingen op gebied van graan- en rundvlees-productie. Maar wie dan wel? Het is de geconcentreerde marktmacht die zich bevindt tussen boer en consument: namelijk de multinationals in (detail-)handel, verwerkings-, en voedingsmiddelenindustrie. Hun doel is het zo goedkoop mogelijk inkopen van grondstoffen over de hele wereld, en het openbreken van lokale en nationale markten die eerder door lokale boeren voorzien werden. Op deze manier worden boeren in een Noord en Zuid in een concurrentiepositie gedwongen, ten bate van de winst van deze multinationals.

Handelsliberalisering vs. marktbescherming

Een tweede misverstand is dat handelsliberalisering voor alle boeren gunstig uitpakt mits iedereen exporteert op een geliberaliseerde wereldmarkt. Een miskenning van het feit dat het overgrote deel van de kleine en middelgrote boeren in Noord en Zuid nu produceert voor de eigen lokale, nationale markt of EU-markt en de concurrentie op de wereldmarkt niet aan kan. Ze hebben vooral baat bij de bescherming van hun eigen lokale, nationale en regionale markten (maximaal ter grote van de EU). Tevens moet het productieniveau op deze markten in het algemeen worden beheerst en afgestemd op de consumptie. Alleen dan kunnen de boeren een kostendekkende prijs ontvangen voor een product dat aan alle sociale- en milieueisen voldoet.

De veronderstelling dat handelsliberalisering boeren in ontwikkelingslanden bovendien uit de armoede kan helpen, gaat evenmin op. Bescherming van de ‘eigen’ markten is voor hen zelfs de enige oplossing, omdat hun regeringen geen geld hebben om hen financieel te steunen. En juist deze marktbescherming wordt door maatregelen van WTO, Wereldbank en IMF in toenemende mate afgebroken. Deze drie supranationale organisaties preken het mantra van de markttoegang tot het Noorden en richten zich daarmee op nog meer inzet van schaarse hulpbronnen in ontwikkelingslanden ten behoeve van onze (luxe)consumptie. Ze ‘vergeten’ echter voor het gemak dat slechts de meest efficiënte bedrijven, zoals suikerplantages in Brazilië, tegen wereldmarktprijzen kunnen produceren. Dit gaat vaak gepaard met slavernijachtige toestanden en voortgaande vernietiging van de laatste oerbossen. Onder dezelfde omstandigheden wordt ons veevoer geproduceerd, mogelijk gemaakt door tariefvrije import in de Europese Unie. Onderwijl worden kleine boeren in Brazilië die hun eigen voedsel willen produceren van hun grondgebied verjaagd door de gewapende milities van de plantagehouders. Mensen als Dr. Kol (econoom aan de Erasmus-universiteit) betogen dat de WTO of de VN met deze wantoestanden zullen afrekenen [5]. Een misvatting! Het zijn juist de zwakke milieu- en sociale verdragen van de VN die het afleggen tegen de vrijhandelsverdragen van de WTO. Alleen deze laatste heeft namelijk de mogelijkheid om landen sancties op te leggen.

Landbouw tóch anders

De derde misvatting die ik hier wil rechtzetten is dat landbouw te vergelijken is met elke andere economische sector. Kol, Kuijpers en Visser [6] betogen dan ook dat liberalisering van de landbouw alleen maar tot voordelen leidt voor consument en belastingbetaler, en dat het economische groei en werkgelegenheid oplevert. Landbouw is wel degelijk een aparte economische sector en kan daardoor niet aan de vrije markt worden overgelaten. Door de sector wordt namelijk een basisbehoefte geproduceerd, voedsel, die de overheid een verantwoordelijkheid op gebied van voedselzekerheid en -veiligheid geeft. Ook gaat landbouw vaak gepaard met de zorg voor natuur en landschap, hetgeen een ander maatschappelijk belang vertegenwoordigt. En, met name in ontwikkelingslanden, is bescherming van de landbouw van groot belang voor de werkgelegenheid zolang er geen alternatieven in andere economische sectoren zijn [7]. Verder zijn er vaak culturele en religieuze aspecten aan de productie en bereiding van voedsel verbonden. Tenslotte zullen boeren zowel bij lage als hoge prijzen doorgaan met hun productie om in ieder geval hun investeringen te kunnen terugverdienen. Dus een inherente geneigdheid tot overproductie, ook al omdat de vraag inelastisch is: op een gegeven moment is de buik vol.

Behalve dat de vrije markt-theorie dus niet zomaar kan worden toegepast op de landbouw, vergeten vrije markt-dogmatici ook bepaalde delen van deze theorie op te nemen in hun pleidooien. Zo zouden alle kosten in de kostprijs moeten worden verwerkt, dus inclusief milieukosten. Het door hen gepropageerde industriële landbouwmodel, gericht op export, houdt echter geen rekening met de uitputting van natuurlijke hulpbronnen (zoet water en mineralen), de grote bijdrage aan het broeikaseffect dat gepaard gaat met al het transport, vervuiling met chemicaliën, en vernietiging van biodiversiteit. De kosten hiervoor worden afgewenteld op de maatschappij en op toekomstige generaties.

Alternatief

De lopende WTO-onderhandelingen op gebied van landbouw zouden moeten leiden tot de mogelijkheid voor landen om hun voedsellandbouw te beschermen. Voor ontwikkelingslanden biedt de WTO hiervoor in principe de mogelijkheid via de zogenaamde ‘Special Products’. Op vergelijkbare wijze zouden ontwikkelde landen hun grondgebonden landbouwproducten moeten kunnen beschermen via de zogenaamde ‘Sensitive Products’ onder voorwaarde dat ze hun productie beheersen op eigen consumptieniveau. Ook dienen alle handelsverstorende export- en inkomenssubsidies te worden afgeschaft (dit gaat veel verder dan het huidige EU-aanbod dat spreekt over afschaffing van alleen exportsubsidies in 2013).

Daarnaast zouden grondstoffenovereenkomsten (buiten de WTO om) weer op de agenda geplaatst moeten worden voor producten als koffie, cacao, thee en rubber. De volledig geliberaliseerde markt voor koffie liet namelijk zien dat niet het gebrek aan markttoegang tot een crisis onder koffieboeren leidde, maar het gebrek aan productiebeheersing, waardoor de koffieprijs in 2003 het historisch laagste niveau bereikte.Op de gereguleerde EU-suikermarkt is de situatie juist andersom: de suikerboeren uit ACP-landen krijgen op basis van een quotumregeling de hoge EU-prijs voor hun export naar de EU uitbetaald. Hier ligt dan ook de oplossing: een verdere uitbreiding van deze exportquota naar andere Minst Ontwikkelde landen met voldoende productiecapaciteit. Dit gaat weliswaar ten koste van de quota van Europese boeren, maar door het in stand houden van het hoge prijsniveau kan de akkerbouw zowel in Europa als in de armste landen behouden blijven.

Tenslotte bereiken we dan een win-win situatie; het landbouwbudget van de EU kan drastisch ingekrompen worden. Er is alleen nog geld nodig voor boeren die daadwerkelijk extra inspanningen plegen op gebied van natuur, landschap en milieu. Dit noemen we geen subsidies meer, maar betaling voor ‘groene dienstverlening’, zoals dit past binnen de vrije-markt-theorie.

Noten:
[1] Guus Geurts is milieukundige en namens XminY Solidariteitsfonds betrokken bij het Platform Aarde Boer Consument en de Coalitie voor Eerlijke Handel (een samenwerkingsverband van ontwikkelings-, milieu-, boeren- en consumentenorganisaties die zich bezighouden met de WTO). Contact: guusgeurts@yahoo.com; http://www.guusgeurts.nl
[2] Bijvoorbeeld in “Aanpassen landbouwbeleid kan niet meer wachten,” door Douma en Samson, in de Volkskrant van 13 juli 2005.
[3] Roppa staat voor Réseau des Organisations Paysannes et des Producteurs Agricoles de lAfrique de lOuest. Voor een (in het Engels vertaald) artikel van de organisatie over het internationale handelsbeleid met betrekking tot landbouw, armoedebestrijding en G8, zie: https://www.globalinfo.nl/article/view/648.
[4] Akkerbouw, melk- en rundveehouderij.
[5] In de KRO-radiouitzending “1 op de middag” van 28 juni 2005 (http://www.radio1.nl); en in “Stop bescherming EU-suikersector,” door Kol en Kuijpers, in de NRC van 5 juli 2005.
[6] “Stop bescherming EU-suikersector,” door Kol en Kuijpers, in de NRC van 5 juli 2005; en “Behandel suiker als een gewoon product,” door Visser, in de NRC van 5 juli 2005.
[7] Daarbij worden mogelijkheden voor werkgelegenheid in andere economische sectoren, zoals de industrie verder onmogelijk gemaakt door het NAMA-verdrag. De huidige voorstellen binnen dit Non Agricultural Market Access-verdrag van de WTO, dwingen ontwikkelingslanden tot desastreuze vermindering van importheffingen op industrieproducten. Volgens Martin Khor van Third World Network zullen deze leiden tot deïndustrialisatie.

I) Gevaarlijke remedies voor de gezondheid van de armsten

Een nieuwe trend is om armoedeziekten zoals malaria aan te pakken in een partnership met overheden, bedrijven, instellingen van de Verenigde Naties en maatschappelijke organisaties, de zogenaamde Global Public Private Initiatives (GPPIs). Wemos en haar partnerorganisaties in ontwikkelingslanden maken zich zorgen over de manier waarop deze GPPIs gezondheidsproblemen benaderen, over de manier waarop programmas worden geïmplementeerd en over de rol die de private sector speelt. In Risky Remedies for the Health of the Poor wordt de implementatie van vier GPPIs in vijf Afrikaanse landen en drie Indiase staten nader bekeken. Daarna doet Stichting Wemos aanbevelingen aan de verschillende partijen om de GPPIs beter te laten functioneren.

U kunt het rapport gratis bestellen via www.wemos.nl (publicaties) of

(Stichting Wemos werkt sinds 1981 aan het verbeteren van de gezondheid van mensen in ontwikkelingslanden middels beïnvloeding van de internationale politiek)

Colofon WTO-Zip
Nieuwsbrief over ontwikkelingen rondom Wereld Handels Organisatie WTO en de Europese Unie. Het is een initiatief van de Werkgroep Globalisering Delft-Den Haag. Aan dit bulletin hebben meegewerkt:Nienke Nuyens, Guus Geurts, Lou Keune, Rob Bleijerveld, Roelien Knottnerus, Tuur Elzinga, Renate Ebner, Chris Peeters en Kees Hudig. Stuur mededelingen, copy of reacties naar:
Nieuwsbrief WTO.ZIP (en meer over globalisering) is te vinden op https://www.globalinfo.nl, op http://www.indymedia.nl en op http://www.stelling.nl/trouble Voor een gratis email-abonnement, mail naar

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door WTO.Zip redactie.)