Ga naar de inhoud

WTO.ZIP nr 74-3: ‘Global Europe’ en EPA’s

Tijdens de Europese top in Lissabon, maart 2000, stelden de Europese Commissie en de Ministerraad zich als doel om de EU in 2010 tot de "most competitive and dynamic knowledge-based economy in the world" te maken. De EU ontwierp voor dit doel de ‘Global Europe: Competing in the
World’-strategie die uitgaat van drastische hervorming van Europese wetgeving en een agressieve concurrentiestrategie in het buitenland. Op deze pagina staan diverse relevante teksten uit WTO.ZIP nieuwsbrief nr 74 (deel3).

46 min leestijd
Placeholder image

REDACTIONEEL
(WTO.ZIP nieuwsbrief nr 74, deel 3, 25 maart 2008)
Opgenomen zijn de volgende artikelen:

* Europees vrijhandelsbeleid internationaal onder vuur
Agenda van activiteiten rondom Global Europe met aftrap van een campagne (7 tm 12 april)

* "Tegen het Europa van het kapitaal – Vóór mondiale rechtvaardigheid!"
Verklaring van het Seattle to Brussels Network tegen ‘Global Europe’ (25 januari 2008)

* Verdere afbraak van publieke diensten door de EU ondanks toenemende economische crisis
Over "nieuw" Europees grondwettelijk Verdrag van Lissabon en sociale afbraak

* EPA’s: aggressieve handelspolitiek van de Europese Commmissie
Over nieuwe vorm van Europees mercantiel kolonialisme in Afrika, Caribisch Gebied en Pacifische Oceaan, over tweede Afrikaanse onafhankelijkheidstrijd en over verzetspotentiaal van ‘Stop EPA’-beweging.

* EPA’s: neokoloniale vrijhandel in Afrika
Over de historische en economische context van de EPA-onderhandelingenEn volgende keer meer over WTO.

Rob Bleijerveld

 

WTO—zzzzzzzzzzzzzzzziiiiiiiiiiiiiiiiiiiiipppppppppppppppppppppp


Europees vrijhandelsbeleid internationaal onder vuur

Handelsactivisten uit ontwikkelingslanden geven informatie over de gevolgen van aangescherpt vrijhandelsbeleid van Nederland en de EU.

In de week van 7-12 april komen zo’n veertig vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die zich met internationale handel bezighouden uit verschillende zuidelijke landen naar Nederland om informatie te geven over de gevolgen van het vrijhandelsbeleid. Zij zullen eerst twee dagen in Brussel bij de EU verschillende programma’s verzorgen. Daar zal onder meer een openbare hoorzitting gehouden worden in het Europees Parlement op 9 april.

Vervolgens zal er op donderdag 10 april een ‘expertmeeting’ zijn in Den Haag waaraan ook politici deelnemen. Op vrijdag 11 april zal er een publieks informatie-avond zijn in Amsterdam, in de Hortus van 20-22.30 uur. Op die avond zal tevens het startschot gegeven worden voor een campagne rond ‘Global Europe’ in Nederland. Op zaterdag 12 april ten slotte zal het onderwerp deel uitmaken van het programma van de Dag van Alternatieven in Utrecht.
Onder de sprekers bevinden zich prominente vertegenwoordigers van basisbewegingen en maatschappelijke organisaties uit Afrika, Azië en Latijns-Amerika als Dot Keet, Joseph Peruggunan en Carlos Aguillar.

Zij komen naar Europa omdat het internationale handelsbeleid van de EU steeds harder wordt. Met name de Global Europe strategie, die sinds november 2006 door de Europese Commissie ingezet wordt, betekent een ongekende keuze voor de belangen van het Europese bedrijfsleven. Beleid op het gebied van ontwikkeling en milieu wordt daar ondergeschikt aan gemaakt. Dit heeft vergaande gevolgen, ook voor omstandigheden op sociaal en ecologisch gebied binnen de EU.

Aan de bijeenkomsten zullen naast de Zuidelijke gasten ook Nederlandse handelsactivisten deelnemen.
De activiteiten worden georganiseerd door – onder anderen – Transnational Institute, Both ENDS, Ander Europa en XminY Solidariteitsfonds

*Woensdag 9 april (09.00-13.00, Europees Parlement, registratie nodig via pietje.vervest@tni.org).

*Donderdag 10 april (Expertmeeting, gegevens volgen nog).

*Vrijdag 11 april (20-22.30 uur, Café van de Hortus Botanicus, Plantage Middenlaan 2a Amsterdam
(toegang gratis)

*Zaterdag 12 april 2008, Dag van Alternatieven (10.00 tot 17.00 uur)
Christelijk Gymnasium Utrecht, Koningsbergerstraat 2 Utrecht
(15,- aanmelding vereist) www.globalternatives.nl/dva2008

Bron: http://globaleurope.wordpress.com/

WTO—zzzzzzzzzzzzzzzziiiiiiiiiiiiiiiiiiiiipppppppppppppppppppppp


"Tegen het Europa van het kapitaal – Vóór mondiale rechtvaardigheid!"

Verklaring van het Seattle to Brussels Network Europe
25 January 2008

(vertaling/bewerking Kees, Rob)


De coalitie Seattle to Brussels Network (S2B) bracht een heldere verklaring uit tegen de nieuwste beleidsplannen van de EU op het gebied van buitenlandse handel en investeringen. De Europese Commissie ziet de buitenwereld in toenemende mate als een afzetmarkt en grondstofleverancier voor Europese bedrijven. Daar moet verzet tegen georganiseerd worden.


De verklaring:

Als leden van het Seattle to Brussels Network (S2B) roepen we op om de krachten te bundelen voor het terugdringen van de ‘Global Europe: Competing in the World’-strategie van de Europese Unie, van de onrechtvaardige bilaterale handelsakkoorden van de EU en van de ondernemersmacht. Wij verklaren ons ook tegen de valse oplossing van onrechtvaardig multilateralisme en de EU-voorstellen bij de Wereldhandelsorganisatie WTO, en tegen een heropleving van de Doha Ronde van de WTO in de exclusieve burelen van het World Economic Forum in Davos.

Wij, activisten uit de maatschappij die betrokken zijn bij een breed scala aan bewegingen en organisaties in Europa, verklaren onze tegenstand en verzet tegen het neoliberale beleid op het gebied van handel en investeringen dat de EU-regeringen en de Europese Commissie in onze landen en wereldwijd uitvoert. Tegelijkertijd werken wij aan het opbouwen van alternatieven.


Global Europe: dienstverlening aan Europese bedrijven

In 2006 onthulde de Europese Commissie een nieuwe beleidsmededeling van de EU met als titel ‘Global Europe: Competing in the World’. Deze zet uiteen hoe de EU zich moet opstellen bij het onderhandelen over bilaterale handelsakkoorden met grote opkomende economieën om de bedrijven uit de Unie te verzekeren van nieuwe en winstgevende markten. Terwijl er aan de ene kant druk wordt uitgeoefend om binnen de Europese Unie wetten te hervormen zodat ze nog meer op de hand van het bedrijfsleven zijn, kiest de EU nu ook voor een agressieve zogenaamde ‘externe mededingings-strategie’. Zoals de Europese Commissaris voor Handel het stelt: "Wat bedoelen we met ‘externe aspecten van concurrentie? Wij willen er zeker van zijn dat concurrerende Europese bedrijven, ondersteund door de juiste interne maatregelen, in staat gesteld worden om toegang te krijgen tot, en veilig te opereren in, markten op de wereld. Dat is onze agenda."

De kernelementen van deze strategie zijn:
*) Toegang tot grondstoffen (van landbouwproducten tot energie)
*) Betere toegang of nieuwe toegang tot markten voor Europese producten
*) Afspraken en wetten die Europese investeringen en intellectueel eigendomsrecht waarborgen.

Aanvullend op de lopende multilaterale onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie WTO, wil de Europese Commissie deze doelen bereiken door het aangaan van bilaterale vrijhandelsakkoorden met de zogenaamde ‘opkomende economieën’ India, Zuid-Korea, de ASEAN-staten en ook met Midden-Amerika en de Andes-regio. Rusland, de MERCOSUR-landen en de Gulf Cooperation Council staan ook hoog op het prioriteitenlijstje van de Commissie. Een van de doelen van deze bilaterale of bi-regionale vrijhandelsakkoorden is het openen en dereguleren van de markten van ontwikkelingslanden voor Europese bedrijven. Een ander doel is het verschaffen van betere toegang voor die bedrijven tot natuurlijke hulpbronnen, met name energievoorraden. Daarnaast wordt hun winst zeker gesteld door het opleggen van intellectuele eigendomsrechten en andere handelsbeschermingsmechanismes.

Deze strategie ondermijnt niet alleen de regelgeving in de beoogde landen; aan deze agenda wordt ook duidelijk de deregulering in de EU zelf gekoppeld. Er wordt bijvoorbeeld gesteld dat toekomstige maatregelen op het gebied van maatschappelijke thema’s, arbeid of milieu niet ‘het wereldwijde concurrentievermogen’ van Europese bedrijven mogen aantasten. Op deze manier vormt Global Europe een ernstige bedreiging voor sociale rechtvaardigheid, gendergelijkheid en duurzame ontwikkeling, niet alleen buiten de EU maar ook daarbinnen. Daarnaast zijn de aantasting van de rechten van arbeiders, de achteruitgang van de kwaliteit van banen binnen de EU en de vernietiging van het op duurzame wijze bedrijven van landbouw onlosmakelijk verbonden met de externe handelsagenda van de EU. Het is een handjevol bedrijven dat baat heeft bij deze voorgenomen handelsliberalisering in alle sectoren – landbouw, industrie en diensten – terwijl miljoenen mensen hun baan er door zullen verliezen.


Stop EPA-campagne is dringender dan ooit

Van 7-9 december 2007 kwamen wij in Lissabon bijeen om uitdrukking te geven aan ons verzet tegen het ‘Afrika-EU Strategic Partnership’ en de zogenaamde ‘Economic Partnership Agreements’ (EPAs). Deze onrechtvaardige handelsakkoorden zijn gebaseerd op een ultra-liberale visie en bedreigen de bestaanszekerheid van miljoenen boeren en arbeiders in zowel Afrika, Caribisch gebied en de Pacific (ACP) als ook in de Europese landen. Wij stonden stil bij de historische en de huidige rol van Europese regeringen en bedrijven in Afrika en benadrukten dat Europa een directe bron van bedreigingen en druk op de bewoners en het milieu van Afrika vormt. De door de EU voorgestelde EPA-verdragen confronteerden de ACP-landen de afgelopen jaren met een beleid dat in toenemende mate uitgaat van handelsliberalisering, de bevordering van een op de export gerichte economie, de liberalisering van kapitaalsmarkten, de bevordering van buitenlandse investeringen en de privatisering van publieke diensten. Deze akkoorden worden ook gemotiveerd door het streven van de EU om geopolitieke en economische invloed in haar voormalige koloniën te behouden – of terug te winnen.

Gedurende de laatste paar maanden misbruikten de EU en de Europese Commissie (EC) de vervaldatum van het Verdrag van Cotonou (een soort voorkeursbehandeling voor ex-koloniën, vert.) om de ACP-landen onder druk te zetten. Twintig landen werden er toe aangezet om ‘"tussentijdse akkoorden" te ondertekenen die voor hen erg onvoordelig zijn. Op 13 december 2007 verklaarden de ACP-ministers in Brussel dat "de belangen van ontwikkeling en regionale integratie van de ACP ondergeschikt zijn gemaakt aan de mercantilistische belangen van de EU". Deze tussentijdse akkoorden over liberalisering van de handel in goederen zijn er snel doorgedrukt tijdens de afgelopen weken op basis van tekstvoorstellen van de EC die onderhandelaars van de ACP niet goed hebben kunnen bekijken of veranderen. Het resultaat zijn verschrikkelijke akkoorden, met ingrijpende verplichtingen voor de ACP-landen en – ondermeer – onvoldoende bescherming wat betreft voedselsoevereiniteit en opkomende industrieën. Het is duidelijk dat de EC bewust de tussentijdse akkoorden heeft verminkt als hefboom om de ACP-landen volgend jaar te dwingen onderhandelingen te aanvaarden over de beruchte liberalisering van diensten en de ‘Singapore issues’. De Stop EPA-campagne moet doorgaan en deze interim-akkoorden ongedaan maken en verdere schadelijke eisen van de EU afwentelen.


De nieuwe externe handelsstrategie van de EU vernietigt onze banen, rechten en het milieu

EU-beleid dat gebaseerd is op zogenaamd ‘concurrentievermogen’ en op markten die in toenemende mate worden geopend en gedereguleerd, leverde geen goede resultaten op voor duurzame ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid. Steeds hardere concurrentie en handelsliberalisering leidden daarentegen tot meer onzekerheid, precariteit, slechtere loons- en arbeidsverhoudingen en vergroting van de ongelijkheid tussen landen, regio’s en tussen mannen en vrouwen. Deze strategie bedreigt ook de regelgeving voor milieu en gezondheid.

Voor arme landen betekent het openen van de markt de ineenstorting van de inheemse landbouw en industrie door de oneerlijke concurrentie van Europese bedrijven. Dat bedreigt de bestaanszekerheid van miljoenen mensen. Rurale gemeenschappen, die vaak nog een meerderheid van de bevolking vormen in de landen die het doelwit zijn, zullen met name worden benadeeld omdat goedkope, bewerkte en gesubsidieerde landbouwproducten de markten van de ontwikkelingslanden zullen overspoelen. Boeren, en met name kleinschalige boerinnen, die gewoon niet op kunnen tegen de machtige Europese agribusiness, zullen van hun land worden gedreven.
 
Handelsleiders uit de EU en de VS waarschuwden onlangs dat het aanpakken van klimaatverandering geen excuus mag zijn om nieuwe barriéres op te werpen voor buitenlandse handel. Handelsministers, wiens besluiten een voortzetting betekenen van onduurzame manieren van productie, consumptie en handel, zijn direct verantwoordelijk voor klimaatverandering. De opwarming van de aarde toont het falen van een ontwikkelingsmodel aan dat is gebaseerd op ongebreidelde economische groei, de irrationele ontginning van fossiele brandstoffen, overproductie, overconsumptie en handelsliberalisering.

Terwijl de maatschappij zich meer dan ooit bewust is van de sociale en ecologische crisis van de planeet, zit de politieke klasse nog steeds ‘ontwikkeling-as-usual’ te bevorderen. Wat ècht nodig is, is een verschuiving van paradigma’s.

Wij eisen Klimaatrechtvaardigheid Nu, met oplossingen als:
*) Vermindering van de consumptie in de EU;
*) Grote financiële overdrachten van de EU naar het Zuiden, gebaseerd op historische verantwoordelijkheid en ecologische schuld, om te helpen met het betalen van kosten voor aanpassing en verzachtende maatregelen;
*) Financiering verschaffen door vernieuwende belastingsystemen, schuldenkwijtschelding en het gebruik van geld uit militaire begrotingen;
*) Het in de grond laten zitten van fossiele brandstoffen;
*) Investeringen in doordacht, efficiënt energiegebruik en veilige, schone, kleinschalige hernieuwbare energieproductie;
*) Op rechten gebaseerde bescherming van hulpbronnen die is gericht op landrecht voor inheemse bewoners en de soevereiniteit van bewoners over energie, bos, land en water bevordert;
*) Duurzame gezinslandbouw en voedselsoevereiniteit.


Het Verdrag van Lissabon: de verkeerde oplossing voor een ondemocratisch onsociaal Europa

Wij verwerpen het zogenaamde Hervormings Verdrag van de Europese Unie (Verdrag van Lissabon), dat de macht van de Europese Commissie op het gebied van handel en ontwikkeling vergroot en het vermogen van burgers om het beleid democratisch te beïnvloeden verder verkleint. Het nieuwe verdrag versterkt het neoliberale beleid en het democratisch tekort van de EU, bestendigt de macht van transnationale bedrijven en dient de belangen van Europees kapitaal, vergroot de militarisering van Europa, versterkt ‘Fort Europa’ en levert geen werkelijke bescherming voor Europese burgers tegen de afkalvende sociale en milieustandaards.

De kern van het antisociale karakter van de ‘grondwet’ die werd verworpen in Frankrijk en Nederland, blijft bestaan. Het nieuwe Verdrag zal ongetwijfeld de legitimiteitscrisis verergeren. Het Europa dat nu wordt gevormd is een Europa van het kapitaal, dat probeert wereldwijd de belangen te verdedigen van zijn belangrijkste economische en financiële spelers (daarbij zowel samenwerking als spanningen met de VS producerend), en dat dezelfde belangen behartigt in Unie zelf, ten koste van de belangen van zijn burgers en het milieu. Om dat te kunnen heeft Europa een groeiende interne autoritaire structuur nodig die zal optreden als een ‘fort’ ten opzichte van migranten, gevestigd en gecoördineerd door zijn versterkte natiestaten, en een ‘verenigde’ en gestructureerde militaire macht om zijn economische en monetair-financiële macht wereldwijd uit te kunnen oefenen.

Wij verwerpen Eruopese beleid van het naar buiten verleggen van de grenzen, het beleid van detentie, uitwijzing en deportatie en de terugkeerverdragen, en het Frontex-programma dat een grote investering in de militarisering van de buitengrenzen betekent en de basis schept voor directe interventies in Afrikaanse landen en een onvervalste oorlogsverklaring tegen migranten is.


Een andere visie voor Europa: vrede, duurzaamheid, solidariteit

Ons doel is om te werken aan een wereld die is gebaseerd op vrede, participatieve democratie, sociale rechtvaardigheid, mensenrechten, duurzaamheid, voedselsoevereiniteit en het recht van bewoners op zelfbeschikking.

Wij beogen ruimte te creëren voor het verbinden van alle huidige strijd, opkomende basis-verzetsbewegingen en alternatieve visies, opkomende sociale bewegingen, NGO’s, vrouwenorganisaties, vakbonden, mensenrechtenorganisaties, boeren, ecologische en inheemse bewegingen, organisaties van migranten en vluchtelingen voor gemeenschappelijke actie en reflectie.

Wij roepen op voor gemeenschappelijke strategieën om de huidige onderhandelingen te stoppen die gericht zijn op het invoeren van "Vrij"HandelsAkkoorden (Free Trade Agreements, FTA’s) tussen Europa en de rest van de wereld; voor het consolideren van de strijd tegen Europese transnationale bedrijven, voor het versterken van het proces van de vorming van alternatieven en voor het terugveroveren van het recht op voedsel, onderwijs, gezondheid en andere basisvoorzieningen.

Wij verplichten ons hierbij tot het versterken van interregionale solidariteit en samenwerking tussen onze sociale bewegingen en organisaties uit de hele wereld tegen de macht van het bedrijfsleven en alle onrechtvaardige bilaterale verdragen over handel en investeringen. Wij verplichten onszelf om ons te voegen bij verzet tegen neoliberaal beleid en op mensen gebaseerde alternatieven op te bouwen.

Wij zullen met name samen campagne voeren om:
*) De Economic Partnership Agreements (EPA’s) te stoppen;
*) De Global Europe Strategie tegen te houden;
*) Alle bilaterale handelsverdragen te stoppen;
*) De WTO-onderhandelingen op te schorten en het gehele multilaterale handelssysteem te herzien;
*) Een moratorium te ondersteunen voor agrobrandstof, evenals de strijd tegen aardopwarming en de energiecrisis;
*) Vrijheid van beweging te bereiken voor alle mensen.

Om de macht van transnationale bedrijven af te breken, beogen wij:
*) Het verzet te versterken tegen operaties van bedrijven die mensenrechten schenden en een sleutelrol spelen in de vorming van een mondiaal neoliberaal systeem;
*) Bloot te leggen welke juridisch-politieke systemen en dominante instellingen de belangen van transnationale bedrijven dienen en beschermen, waaronder de vrijhandelsakkoorden en bilaterale investeringsverdragen (BIT’s) die het transnationale bedrijven mogelijk maken om straffeloos te opereren;
*) Het eisen van uitvoering van bestaande regels, de opheffing van onrechtvaardige wetten en vooruitgang op het gebied van internationale regelgeving die de rechten van mensen en het milieu respecteren en waaraan bedrijven en overheden zich geacht worden te houden;
*) Gereedschap te verschaffen voor het ondersteunen van de strategieën van gemeenschappen, sociale bewegingen en organisaties die zich verzetten tegen bedrijven en alternatieven ontwikkelen om de TNCs te ontmantelen en hun misdaden te beoordelen.

Wij zullen beleid ondersteunen dat voorstander is van solidariteit, vrede, de ontplooiing van alle mensenrechten en de harmonie tussen de mensen en de planeet.

In de komende maanden zullen we de momenten op de politieke kalender benutten om verbindingen te leggen met de wereldwijde beweging voor rechtvaardigheid:
*) De wereldwijde actiedag van het World Social Forum op 26 januari 2008;
*) De 12e UNCTAD-vergadering in Accra, Ghana (april 2008);
*) De Actieweek over Global Europe en de vrijhandelsakkoorden van de EU in Brussel en verschillende Europese landen (april 2008);
*) De ’top van de bevolking’ "Enlanzando Alternativas 3" en de Permant Peoples Tribunal Session tijdens de EU-LAC-top waar ook de voorgestelde vrijhandelszone op de agenda staat (Lima, Peru, 15-18 mei 2008);
*) Het WSF over migratie in Madrid (11-13 september 2008);
*) Het 5e Europees Sociaal Forum in Malmø (17-21 september 2008);
*) De campagnes die oproepen voor referenda over (of tegen) het Verdrag van Lissabon.


Seattle to Brussels Network

De verklaring, alsmede de organisaties die deel uitmaken van het netwerk, is te vinden op:
www.s2bnetwork.org/

WTO—zzzzzzzzzzzzzzzziiiiiiiiiiiiiiiiiiiiipppppppppppppppppppppp


Verdere afbraak van publieke diensten door de EU ondanks toenemende economische crisis

(door Henry van Maasakker)


Na de recente aanvaarding door de Europese regeringsleiders en het Europees Parlement van het "nieuwe" grondwettelijke verdrag, het Verdrag van Lissabon, hebben de Europese Commissie en het Europees Hof van Justitie hun aanval op de publieke diensten geïntensiveerd [1]. Dit leidt niet alleen tot een grotere aantasting van de sociale rechten, maar ook tot meer stagnatie van de Europese economie. Meer dan ooit is de sociale strijd, en in het bijzonder de vakbondstrijd, noodzakelijk tegen deze neoliberale afbraakplannen.

Nieuw Europees grondwettelijk Verdrag van Lissabon

Op 13 december 2007  zetten de regeringsleiders van de EU gezamenlijk hun handtekening onder een "nieuw" Europese grondwettelijke verdrag, ook wel het Verdrag van Lissabon genoemd. Dit verdrag heeft dezelfde neoliberale grondslag als de eerder bij referendum in Frankrijk en Nederland afgewezen "Europese grondwet" [2].  Het is de bedoeling van de bestuurders om onder het huidige (Sloveense) voorzitterschap van de Europese Unie zo snel mogelijk – en zonder het houden van nationale referenda – de goedkeuring te verkrijgen van de diverse parlementen. Op 20 februari werd het verdrag al goedgekeurd door het Europese parlement en het moet nog worden voorgelegd voor ratificatie aan de parlementen van diverse Europese lidstaten [3].

Dit ratificatieproces verloopt echter veel minder gemakkelijk dan gedacht. In Duitsland uitte het hoogste rechtscollege ernstige twijfels over de veronderstelling dat de nationale parlementen meer bevoegdheden hebben gekregen [4]. In Denemarken wil men eerst de garantie van de Europese Commissie dat het "Noord-Europese sociale model" gehandhaafd blijft [5] anders wordt er geen goedkeuring verleend. Om het algemeen Europese goedkeuringsproces te bespoedigen, heeft de Commissie de verdere liberalisering van de Europese gezondheidsdiensten tijdelijk opgeschort  omdat anders de kans bestaat dat bepaalde nationale parlementen alsnog geen goedkeuring geven aan het Verdrag van Lissabon [6].

Het Verdrag van Lissabon fungeert als het beleidskader voor de verdergaande deregulering, privatisering en flexibilisering van de publieke diensten (ondermeer van postwezen, onderwijs, gezondheidszorg, nutsbedrijven, sociale zaken en werkgelegenheid). In het verdrag zijn de uitgangspunten opgenomen voor de overheidsfinanciën van de afzonderlijke lidstaten, zoals het Groei- en Stabiliteit Pact (GSP), die dwingen tot afbouw van de publieke sector bij overschrijdingen van het overheidsbudget en het oplopen van de staatsschuld [7].

Het opnemen van dergelijke uitgangspunten is funest in deze tijd van toenemende economische crisis – zoals de ook in Europa (Spanje, Engeland en Polen) hard toeslaande huizen- en kredietcrisis – omdat de nationale overheden op deze wijze het macro-economische instrumentarium wordt ontnomen [8] om een anticyclisch begrotingsbeleid te voeren. Een dergelijk beleid zou de groei van overheidtekorten [9] en staatsschuld kunnen combineren met de groei van overheidsinvesteringen in de publieke sector, vooral in de publieke dienstverlening. Dit zou dan als bodem kunnen fungeren voor de neerwaartse golf of stagnatiefase [10] in de Europese economie, en als buffer om de groeiende huizen- en kredietcrisis met haar neerwaartse spiraal op te vangen én het zou een nieuwe lange golf [11], gebaseerd op publieke kapitaalvorming, mogelijk maken.


Flexibilisering van de arbeidsmarkt

De voortgaande aanval op de publieke diensten wordt ondersteund door de "flexicurity agenda" [12] die onderdeel is van de vernieuwde Lissabon-strategie, waarbij de voorgenomen verslechtering van het ontslagrecht een cruciale rol speelt. Op 27 november 2007 nam het Europese parlement deze agenda met grote meerderheid aan. Het is nog goed even de doelstellingen van de vernieuwde Lissabon strategie [13] in herinnering te roepen:
(…) Het doel van deze strategie is om van Europa een grootmacht te maken die kan wedijveren met de VS, India en China. Dit betekent flexibeler (‘slimmer’) en vooral goedkoper werken. In dat kader moeten de kosten voor arbeid verder omlaag, de productiviteit omhoog en de overheidsuitgaven verminderd. Daarbij moet zoveel mogelijk aan de werking van de markt worden overgelaten. Zo veel mogelijk onderdelen van de sociale wetgeving, de gezondheidszorg, het onderwijs en andere publieke voorzieningen moeten daarom worden geprivatiseerd.(..) [14].

Publieke diensten hebben in veel gevallen nog een gedeeltelijk overheidskarakter; de werkers in deze sectoren zijn dan ambtenaren of semi-ambtenaren met een relatief sterke rechtspositie en dito beloning. Een verslechtering van het ontslagrecht (flexibilisering) maakt van hen loonarbeiders met een slechte, private rechtspositie en slechte beloning. Er ontstaat op deze wijze een soort structurele arbeidsreserve waardoor  voortdurend druk op de lonen van de publieke diensten kan worden uitgeoefend. Ook qua werkgelegenheid worden deze diensten dan steeds meer afhankelijk van het algemene conjunctuurverloop.

Deze ontwikkelingen is binnenkort aan de orde omdat de flexicurity agenda niet alleen door het Europese parlement is aangenomen maar ook al door de Europese Raad (december 2007). De raad zal vervolgens op korte termijn de Werkgelegenheidsrichtlijnen voor Werk en Groei vaststellen waarvan "flexicurity" het hoofdbestanddeel vormt. Nederland zal op basis hiervan gevraagd worden een nationale Hervormingsagenda vast te stellen.

De aanval op de publieke diensten vond ook plaats op andere wijze, namelijk via de uitspraken van het Europese Hof van Justitie in twee geruchtmakende zaken met betrekking tot de diensten- en de detacheringrichtlijnen].

Vikingzaak:

In de zogenaamde Vikingzaak wilde een Finse maatschappij van ferryboten onder Estse vlag varen om zo  goedkopere Estse arbeidskrachten in te kunnen huren. De zeeliedenvakbond belette door stakingen het inhuren van deze mensen en ook de vestiging van het ferrybedrijf in Estland. De ferrymaatschappij noemde dit een schending van artikel 43 EG (hoofdstuk 2, Oprichtingsverdrag van de Europese Gemeenschap), dat de vrijheid van vestiging waarborgt. Volgens het arrest van het Europese Hof van Justitie verwoordt artikel 43 een fundamenteel beginsel. Hoewel het Hof het stakingsrecht erkent, meent het toch dat stakingen enkel de vrijheid van vestiging mogen belemmeren wanneer dit gerechtvaardigd wordt door dwingende redenen van algemeen belang en dan alleen indien een staking een geschikt en niet meer dan noodzakelijk middel is om het nagestreefde doel te verwezenlijken. Met andere woorden: de vrijheid van vestiging is het hoofdbeginsel en men moet goede argumenten hebben om hierop met een staking een "uitzondering" te kunnen maken.


Lavalzaak:

In de zogenaamde Lavalzaak wilde een Letse onderneming Letten in Zweden via uitzendarbeid een school laten bouwen tegen Letse lonen. Ook hier voerden de vakbonden met succes actie tegen. De bouwwerf werd geblokkeerd en afgesneden van elektriciteit (het ging dus om andere vormen van vakbondsactie dan een staking). Daarop klaagde het bedrijf bij de Europese rechter over blokkade van het vrije verkeer van diensten (artikel 49, hoofdstuk 3, Oprichtingsverdrag van de Europese Gemeenschap) en de werking van de Europese Richtlijn 96/71 over uitzendarbeid. De uitzend- of detacheringrichtlijn garandeert minimale arbeidsvoorwaarden aan uitzendkrachten uit een andere lidstaat, op voorwaarde dat de ontvangende lidstaat deze vastlegt volgens welomschreven procedures. In Scandinavië zorgt de uitzendrichtlijn voor moeilijkheden, omdat veel zaken – en met name kwesties over arbeidsloon – worden geregeld door CAO’s (vooral bedrijfstak-CAO’s).
In de zaak Laval wilden de Zweedse vakbonden rechten voor de Letse uitzendkrachten afdwingen boven de minimale wettelijke Zweedse normen zoals die in de CAO zijn geregeld. Wat betreft de lonen wilden zij Laval dwingen aan te sluiten bij de bouw-CAO, zodat Laval verplicht zou zijn per werf met de Zweedse vakbonden te onderhandelen zoals dat voor de Zweedse bouwondernemingen het geval is.
De uitzendrichtlijn bood hier volgens het Hof – dat zich hield aan een strikte interpretatie – geen soelaas. Ofwel de vakbonden eisten volgens het Hof meer dan het minimale loonniveau dat wordt gegarandeerd door deze richtlijn, ofwel er bestaan geen minimale CAO- lonen in Zweden. Dit betekent dat de vakbondsactie getoetst moet worden aan de algemene regels van het "vrije en ongestoorde verkeer" op de interne markt. Was de vakbondsactie strijdig met het vrije verkeer van diensten, omdat het een feitelijke hinderpaal opwierp? Het Hof bevestigt dit zonder veel argumentatie in zijn oordeel: het vrije verkeer van diensten mag niet gehinderd worden door dit soort vakbondsacties, want de procedure om eerst aan te sluiten bij de bouw-CAO en dan te gaan onderhandelen over lonen, is veel te moeilijk of onwettig. Zweden had maar gebruik moeten maken van de mogelijkheden die de uitzendrichtlijn biedt.


Reactie van de Europese vakbondscentrale EVV (ETUC)

Beide richtlijnen – de diensten- en de detacheringrichtlijnen – worden gebruikt om de sociale rechten van werknemers zoals goede beloning, werkgelegenheid, arbeidsomstandigheden, en recht op staking te ondermijnen. Dit leidde meteen tot een reactie van John Monks van het Europees Vakverbond ETUC [15] die hierin een groot gevaar ziet: "Alles wat wij in Europa aan sociale rechten hebben opgebouwd, wordt nu afgebroken door rechtbanken voor wie de vrijheid van het bedrijfsleven veel belangrijker is dan rechten van werknemers".

Deze controverse kan ook gevolgen hebben voor de ratificatie van de Europese grondwet. Monks pleitte al voor de opname van een sociale clausule ter bescherming van arbeidsrechten in het Verdrag van Lissabon. In Denemarken zijn vakbonden al een campagne begonnen tegen de verdere aantasting van het stakingsrecht en de neerwaartse spiraal van lonen en arbeidsomstandigheden. In tijden van economische recessie is een dergelijke neerwaartse spiraal catastrofaal.

Europees verzet en maatschappelijke acties

In Groot-Britannië vragen veel parlementsleden van Labour, de Liberaal Democraten en de Conservatieven om een referendum over het Verdrag van Lissabon. Dit verzoek is onlangs door het Britse Lagerhuis afgewezen, zodat men zich nu concentreert op het parlementaire goedkeuringsproces zelf. In Ierland wordt over dit Verdrag een referendum gehouden. Het goedkeuringsproces door het Deense parlement stagneert zolang er geen garanties komen dat het "Deense sociale model" gehandhaafd blijft.

De Britse vakbondscentrale  TUC vraagt om aanscherping van het Sociale Handvest, men wil af van de zogenaamde opt-out positie van Groot-Britannië waar het de sociale wetgeving betreft. John Monks, hoofd van de ETUC, eist nu een extra sociale clausule in het Verdrag van Lissabon waarin het Europese stakingsrecht expliciet is geregeld. De campagne van de ETUC voor een Europese raamwetgeving tot behoud van publieke diensten gaat ondertussen gewoon door [16] en handtekeningen zijn nog steeds zeer welkom.

In Duitsland, dat in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland geen stelsel van wettelijke minimumlonen kent dat dat sociale dumping kan tegengaan, is het minimumloon ingevoerd in de postsector. De Europese Commissie volgt naar verluidt het Duitse dossier op de voet, om na te gaan of dit minimumloon in de postsector niet strijdig is met de regels van de interne markt. TNT heeft onlangs een juridische procedure tegen het Duitse minimumloon gewonnen, maar de Duitse vakbond Verdi, gaat tegen dit vonnis in hoger beroep.

In Nederland maakt de vakbeweging FNV zich door vakbondsacties tegen marktwerking sterk voor behoud van publieke diensten. Er is een FNV-handtekeningenactie [17] waarin de eis van het ETUC voor raamwetgeving wordt gesteund. Tegelijkertijd wordt de Tweede Kamer verzocht een hoorzitting te houden over privatisering en om een tijdelijke stop (moratorium) op privatisering in te stellen.

In de aanloop naar de Europese Parlementsverkiezingen van 2009 formuleren linkse politieke partijen, vakbonden en NGO’s in Nederland en daarbuiten hun ideeën over een ‘Sociaal Europa’. Een bescheiden bijdrage aan deze discussies en debatten zou er als volgt uit kunnen zien [18]:
* Verbeteren van de positie van de Europese vakbonden bij de CAO-onderhandelingen zodat die de werknemers efficiënt kunnen vertegenwoordigen en hun rechten kunnen versterken.
* Instellen van economische en financiële maatregelen ter verlaging van de werkloosheid.
* Versterken van de beschermende bepalingen in het arbeidsrecht met respect voor de fundamentele rechten en uitbreiden van hun toepassingsgebied naar alle vormen van flexibele arbeid, met inbegrip van de zelfstandigen die in werkelijkheid afhankelijk zijn van hun contractant, zowel op economisch, juridisch als persoonlijk vlak.
* Prioriteit geven aan flexibiliteitsmaatregelen die in het belang zijn van de werknemers en ontwikkeling van  sociale alternatieven voor de neoliberale afbraakplannen.
* Stopzetten van het beleid dat tot doel heeft de sociale bescherming te beperken en de winstmarges van de bedrijven te verhogen.
* Vaststellen van een Europese minimum standaard voor sociale zekerheid met betrekking tot werkloosheid, arbeidsongeschiktheid etc.
* Vaststellen van een Europese minimum standaard voor pensionering.


Noten:

[1] Publieke diensten worden hier beschouwd als "maatschappelijke loon". In het kader van de hernieuwde Lissabon strategie streeft men niet alleen naar het verlagen van het nettoloon, maar vooral ook van het brutoloon-aandeel in het Nationaal Inkomen waarvan het "maatschappelijke loon" een belangrijke component vormen. Het idee is dat daarmee het winstaandeel in het Nationaal Inkomen kan stijgen.
[2] Zie bijvoorbeeld "EU treaty is a constitution, says Giscard d’Estaing," door Ben Russelll, 30 oktober 2007 (link) .
[3] De parlementen van Frankrijk, Hungarije, Malta, Roemenië en Slovenië keurden het verdrag al vóór 20 februari goed.
[4] Zie: "Top German judge questions democratic innovations to EU treaty," door  Honor Mahony, EU Observer , 27 februari 2008 en "German constitutional court to decide on EU treaty complaint," door Honor Mahony, EU Observer, 10 maart 2008
[5] Zie: "Copenhagen asked to check workers’ rights before EU treaty ratified," door  Lisbeth Kirk, EU Observer, 11 februari 2008 .
[6] Zie: "EC bang voor reacties op liberalisering gezondheidszorg," SP, 14 januari 2008.
[7] Hierin weerspiegelt zich vooral de angst voor geldontwaarding bij de grote Europese bank- en verzekeringsconglomeraten. Die zijn bang dat geldschepping door de nationale overheden de waarde van de Euro ondermijnt. Volgens het Verdrag van Lissabon moet de Europese Centrale Bank een neoliberaal anti-inflatiebeleid voeren op basis van een hoge rentestand, stabiele munt en stabiele wisselkoersen (maar geen anticyclisch macro-economisch beleid zoals de Federale Reserve in de VS). Bij stijging van het algemene prijspeil (inflatierisiko) en toename van de economische crisis moeten de aanpassingen verlopen via verlaging van de lonen of van het brutoloonaandeel in het Nationaal Inkomen van de lidstaten.
[8]  In hun boek "De prijs van de Euro; de gevaren van de Europese Monetaire Unie" (Ed. Van Gennep, 1998) spreken Geert Reuten, Kees Vendrik en Robert Went over het ontbreken van automatische stabilisatoren op Europees niveau op het moment dat een ernstige economische crisis uitbreekt.
[9]  De meeste overheden streven naar een begrotingsoverschot. Economische groei of overwinsten zijn nu afhankelijk geworden van de zeer instabiele, via de beurs gefinancierde consumptiegolven (huizen, auto’s, vliegvakanties) of speculatiezeepbellen. Er is een zeer grillig algemeen conjunctuurpatroon ontstaan waarbij internationale beurscrises of financiële crises zich meteen ontwikkelen tot afzetcrises met dalende bedrijfsrendementen voor de reële economie.
[10]  Voor een uitgebreide analyse van deze stagnatiefase, zie: "Globalisering: de nieuwe functioneringswijze van het kapitalisme" door Robert Went (2004) (link, pdf).  
[11] De lange opgaande economische golf van de Europese economie van 1945 tot 1975 is voor een groot deel te danken aan autonome overheidsinvesteringen, voor de lange termijn, in publieke kapitaalvorming als onderwijs, gezondheidszorg, sociale huisvesting enzovoorts, zie: "The Global Economy, hoofdstuk 3 Growth and Cycles," door Stuart Holland (London, 1987).
[12] Flexicurity is een samentrekking van flexibility en (job)security.
[13] Het verlagen van het brutoloonaandeel in het Nationaal Inkomen leidt tot onderconsumptie en onderinvestering, en tot chronische stagnatie van de Europese economie. Om toch nog economische groei te genereren, wordt een Europese export-strategie ontwikkeld om via handelsverdragen op multilateraal (Doha Ronde, WTO) en bi-regionaal niveau (Economische Partnerschap Akkoorden) afzetmogelijkheden te creëeren voor Europese bedrijven (landbouwproducten, industriële goederen en commerciële diensten) en meer dan normale overwinsten voor de nationale overheden.

[14] "Het Europees parlement helpt Donner het ontslagrecht opnieuw op de agenda te krijgen," door Niek Stam, 5 december 2007 .
[15] John Monks, de Algemeen Secretaris van de European Trade Union Confederation, maakte duidelijk dat deze recente uitspraken het gehele goedkeuringproces van het Verdrag van Lissabon bedreigen. De nationale vakbonden beschouwen deze uitspraken namelijk als bom onder hun nationale systemen van arbeidsverhoudingen. Zie: "ETUC presents its postition on the Laval and Viking cases at the hearing of the European Parliament," ETUC, 26 februari 2008 .
[16] Campagne voor publieke diensten van hoge kwalitateit die voor iedereen toegankelijk zijn. Zie: link
[17] Petitie "Marktwerking? Time-out!" (link)
[18] Voor een uitgebreid en samenhangend geheel van sociale en economische beleidsvoorstellen voor een sociaal Europa, zie: "Unsocial Europe; the future of the European model in the face of globalisation," door Anne Gray (London South Bank University), juni 2005 (link, pdf).

WTO—zzzzzzzzzzzzzzzziiiiiiiiiiiiiiiiiiiiipppppppppppppppppppppp


EPA’s: aggressieve handelspolitiek van de Europese Commmissie

(door Rob Bleijerveld)


Eind 2007 dreigden de onderhandelingen tussen Europese Unie en 78 ACP-landen [1] over de zogenaamde Economische Partnerschaps Akkoorden (EPA’s) op niets uit te lopen. De ACP-landen wezen de Europese voorstellen af en kwamen met eigen alternatieven. Ook vroegen ze om uitstel van de sluitdatum van 31 december 2007. De Commissie dreigde vervolgens met drastische verhoging van de exporttarieven voor ACP-producten zodat 15 Caribische landen (Cariforum) en 20 afzonderlijke landen in Afrika en het Pacifische Gebied zich gedwongen voelden om op de valreep interim-akkoorden te paraferen. Ook na 2007 gaat de EU verder met het opdringen van EPA’s. Het doel is de formele ondertekening van "WTO Plus"-vrijhandelsakkoorden met alle zes ACP-regio’s. Een nieuwe vorm van mercantiel kolonialisme! Wat zijn de mogelijkheden van verzet?

Het Cotonou Verdrag voor handelsbetrekkingen en samenwerking tussen de Europese Unie en de ACP Groep liep per 31 december 2007 af en aansluitend zouden een 6-tal regionale en WTO-conforme vrijhandelsakkoorden inwerking worden gesteld. Dat was een van de voorwaarden op basis waarvan de WTO-leden tijdens de ministerstop van 2001 instemden met een ‘waiver’ (uitzonderingsvoorziening) voor de in dit verdrag opgenomen voorkeursbehandeling van deze groep ontwikkelingslanden [2]. Tijdens de 5 jaar durende EPA-onderhandelingen – en vooral in de laatste maanden – groeide de afkeer van vele ACP-landen voor de Europese opstelling en de voorstellen van Unie. De EU stelde overmatige eisen (zoals de opname van "WTO Plus"-bepalingen [3]), nam alternatieve voorstellen niet serieus, oefende oneigenlijke druk uit op de ACP-partners en speelde hen onderling uit [4].


Veranderde EU-taktiek

Toen duidelijk was dat er voor 31 december 2007 geen volledige vrijhandelsakoorden zouden worden getekend, veranderde de Europese Commissie haar taktiek en voerde de druk op de ACP-landen op door te dreigen met verhoging van de exporttarieven van ACP-producten voor de Europese markten. Het tussentijdse doel was om de landen op enigerlei wijze te binden aan het EPA-proces door de ACP-landen te dwingen tenminste een paraaf te zetten onder interim-akkoorden die onder de voorwaarden van de EU later kunnen worden omgezet naar meer omvattende (en qua inhoud controversiële) vrijhandelsakkoorden. De EU wil dat laatste binnen 1 tot 3 jaar bereiken.

De meeste van de ACP-landen die geen beroep kunnen doen op de voorkeursregelingen onder het ‘Everything But Arms’-verdrag [5] maar in grote mate afhankelijk zijn van die export, zagen zich gedwongen een interim-overeenkomst te tekenen om hun markttoegang te verzekeren. Alles moest vlug gebeuren, over allerlei bijkomende voorwaarden kon niet meer onderhandeld worden [6]. De ACP-landen moesten het doen met de bewering van de Commissie dat de interimakkoorden flexibel zijn en niet bindend. In werkelijkheid bevatten wel degelijk bindende verplichtingen [7]  en bindende sluitdata. Ook maken de akkoorden een aantal hervormingen (van binnenlandse wet- en regelgeving) in de ACP-landen noodzakelijk en daar niet aan voldoen, leidt zeker tot sancties…
Uiteindelijk was toch slechts 1 regio – de 15 Caribische landen van het CARIFORUM [8]- bereid een interim-EPA met de EU te sluiten en kwamen niet meer dan 20 andere landen beperkte bilaterale interim-handelsverdragen met de Unie overeen. Met name in twee regio’s is de tegenstand groot: West-Afrika en de Pacific. De Europese Unie is echter vastbesloten om ook die landen die de EPA’s afwezen alsnog "aan boord te krijgen".

De aggressieve politiek van de EU waardoor sommige landen in een regio wel en andere niet parafeerden, doorkruiste de coordinatie-plannen van bepaalde regio’s. Zo wilde men in de West-Afrikaanse regio pas na 2009 EPA-onderhandelingen beginnen met de EU. Eerst wilden ze de verschillende tariefsystemen en andere regelingen onderling afstemmen opdat er geen onbedoelde negatieve optreden en wilden ze bepalen hoe zo’n EPA er voor hen zou moeten uitzien. De verdragen die de EU opdrong aan Ghana en Ivoorkust haalden echter een streep door deze opzet. De enige manier om dit nog tegen te gaan, is het openbreken van de akkoorden. Maar dat zal zeer moeilijk zijn, want de Unie kan de overige regioleden namelijk dwingen aan te sluiten bij het interim-akkoord vanwege in die verdragen ingebouwde "accessie"-clausules. Ook zijn er bepalingen in opgenomen die uitgaan van het opstarten van onderhandelingen over diensten en de "Singapore onderwerpen" [9]. Dat geeft volgens Marc Maes van 11.11.11 aan dat de Commissie zich aggressief zal opstellen en zal proberen te voorkomen dat de akkoorden die nu zijn geparafeerd, niet worden opengebroken [10].


Politieke ‘Spin’

In een opiniestuk in het Belgische blad Mo* [11] geeft onderzoeker Etienne De Belder een aantal strategische lijnen aan waarlangs de EPA-onderhandelingen, alsook het verzet daartegen, (kunnen) lopen.

Volgens hem is de Europese Handelscommissaris Mandelson de ‘spin-doctor’ bij de EPA-onderhandelingen. Hij verpakte een harde kern ("Het niet ondertekenen van EPA’s veroorzaakt enorm grote economische, sociale en politieke problemen in de ACP-landen zelf die de huidige machthebbers daar fataal kunnen worden. Het is een binnenlands probleem") met moderne PR-technieken en paste "snelkookpantaktieken" toe. De Belder: "EPA’s zijn één van de logische eindpunten van een verschuiving in de politieke agenda tussen Noord en Zuid van het ‘ontwikkelingsparadigma’ naar het ‘inperkingsimperatief’ waarbij de nadelige gevolgen van Westers internationaal beleid in Afrika ver weg van de Noordelijke grenzen moet gehouden worden (ofwel: ‘containment policy’ met betrekking tot migratie, epidemieën, onveiligheid en terrorisme)."

De mooie woorden en vage beloften kunnen de harde waarheid uiteindelijk niet verbergen: de EPA-akkoorden leveren de armste landen op de middellange termijn massale binnenlandse faillissementen en toegenomen plaatselijke werkloosheid door het openstellen van hun markten voor de Europese multinationals. Daarbij leidt het verlies aan douanerechten tot vermindering van de overheidsinkomsten ter grootte van het bedrag dat nodig is om in dezelfde periode te investeren in basisdiensten zoals gezondheid en onderwijs. De sociale gevolgen van de vrijhandel kunnen dus niet meer worden opvangen met inkomsten uit diezelfde handel. Dat leidt op zijn beurt tot meer verarming en sociale spanningen onder de meest kwetsbare groepen in de samenleving. "Een gevaarlijke politieke cocktail is bereid, het drukketel-effect kan beginnen," aldus De Belder.
Daarbij maakt de Commissie behendig gebruik van elementen om deze taktiek te laten slagen, zoals: scheldtirades achter gesloten deuren, oproepen van misverstanden via desinformatie en geruchtenmolens, uithollen van kernbegrippen van de tegenstander door zijn terminologie over te nemen en het voortdurend tegen elkaar uitspelen van de tegenstanders.


Verzet(smogelijkheden)

De Belder geeft aan dat de mondiale ‘Stop EPA’-beweging in staat is om de Europese Commissie op het verkeerde been te zetten. De overbelaste Europese bureaucratie kan van slag raken zodra verschillende strategische dimensies [12] elkaar kruisen en kan dan nog slechts dreigen om haar zin te krijgen (zoals nu in het EPA-proces gebeurt). Een conflict met de Europese Ministerraad en het Parlement behoort dan tot de mogelijkheden. De Stop EPA-platforms moeten echter wel een duurzame campagne kunnen opzetten (en dus over voldoende geld kunnen beschikken) en de EU-stellingen op meerdere fronten aanvallen.

Afrikaanse staatshoofden hebben zich altijd kritisch uitgelaten over de EPA’s. Ondanks het feit dat 36 regeringen op het laatst toch eieren voor hun geld kochten, is er nog steeds een meerderheid die de EPA’s niet wil tekenen. Daarmee is het volgens hem mogelijk een patstelling te bewerkstelligen in de inmiddels weer opgestartte EPA-onderhandelingen. Een andere insteek voor de Afrikaanse regeringen kan zijn om – vergelijkbaar met de structurele aanpassingsprogramma’s van Wereldbank en IMF in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw – de EPA’s gewoonweg niet uit te voeren, zelfs na hun eventuele betekening.

De ratificatie van de EPA’s in de Europese parlementen en die van de ACP-landen is het echte politiek strijdtoneel. Voor de Afrikanen is de globale handelsstrategie van de Commissie een nieuwe vorm van mercantiel kolonialisme dat ondanks de moderne verschijningsvorm hetzelfde structurele geweld in zich draagt. Dit lokt een tweede Afrikaanse onafhankelijkheidstrijd uit.
Het is natuurlijk de vraag of de ‘STOP EPA’-beweging in voldoende mate en op tijd de publieke opinie en de poltici in Europa kan mobiliseren. In elk geval is de potentiële samenwerking van emancipatiebewegingen in Zuid én Noord van enorm strategisch belang om de huidige kolonisatiegolf in te dammen.



Hieronder een paar links voor recente berichtgeving over vormen van protest tegen de EPA’s:

** Afrika:
"Africa: International Call for Action Against EPAs," door Miriam Mannak, 25 februari 2008   
(link)
; "African Civil society groups urge a stop to EPAs," door Kanaga Raja (TWN), SUNS #6425, 29 februari 2008 (link) ; "Namibia: Civil Society Rises Up Against EPAs," door Catherine Sasman, 7 maart 2008 (link) ; "Nigeria: EPAs – Groups Decry Perceived EU Imposition," door Abimbola Akosile, 18 maart 2008 (link ).
** Brussel:
"Epa’s: Afrika komt op straat in Brussel," door Elena Dikomitis (Mo*), 15 januari 2008.
** Europarlementariërs en protestaktie tegen Commissielid Michel:
"Economic partnerships remain contested at ACP-EU talks," 18 maart 2008; "Protest at EU-ACP Joint Parliamentary Assembly in Slovenia," 18 maart 2008.


Noten:

[1] Het ACP-land Cuba tekende niet het Cotonou Verdrag en doet daarom niet mee in de EPA-onderhandelingen.
[2] Zie bijvoorbeeld: "EC-ACP Cotonou Waiver Finally Granted," ICTSD, 15 november 2001, in Bridges Trade News Digest vol 5 nr 39.
[3] De EU streeft naar de opname in EPA’s van vergaande liberaliseringsafspraken over landbouw- en industriegoederenen, (alle) dienstensectoren, handelsbevordering en in WTO-verband in 2001 afgewezen "handelsgerelateerde" onderwerpen als investeringen, concurrentieregels en overheidsaanbesteding. Daarnaast wil de EU clausules opnemen die de ACP-landen verplicht aan Europa een voorrangspositie te verlenen en die de opmars van China in Afrika remt (zie "Africa: EPAs Born of EU’s Concern With China on Continent," door Miriam Mannak, IPS 26 februari 2008 .
[4] Dat was mogelijk omdat de ACP-landen economisch gezien zeer afhankelijk zijn van de export van een beperkt aantal landbouw- en industrieproducten naar de EU. De meeste van hen zijn daarom niet in staat zich goed te verweren tegen de aggressieve houding van de EU.
[5] Na afloop van het Cotonou Verdrag eind 2007 kan een deel van de ACP-landen – de zogenaamde Minst Ontwikkelde Landen (MOL’s) – zich nog beroepen op bepaalde handelsvoordelen uit het ‘Everything But Arms’-verdrag. De landen zonder MOL-status die dsondanks niet tekenden zijn: Nigeria, Congo-Brazzaville, Gabon, Zuid-Afrika en zeven eilanden in de Stille Zuidzee.
De handelsvoordelen van de MOL’s zijn van tijdelijke aard omdat ze afhankelijk zijn van de uitkomst van WTO-onderhandelingen over "gevoelige producten". Met de tijd zullen ze minder worden of zelfs verdwijnen (zie: "Tariff Preferences, WTO Negotiations and the LDCs: The Case of the ‘Everything But Arms’ Initiative," door Wusheng Yu en Trine Vig Jensen (samenvatting), Blackwell Publishing, maart 2005 (link).
[6] Zie: "Interim EPA’s, een risico voor ontwikkeling," Oxfam-Sol, 2 januari 2008 .
[7] Zoals de ‘Most Favoured Nation’-clausule die eerder geen thema was bij de onderhandelingen. Het verplicht de EPA-partners tot het verlenen van dezelfde handelsvoordelen aan zowel de eigen bedrijven als aan bedrijven uit de EU. Hierdoor kunnen derde landen – die met het ACP-land in kwestie een vrijhandelsverdrag willen sluiten – tegen hun wil een speelbal worden van de liberaliseringsplannen van de EU. En dat kan ongunstig uitpakken voor middelgrote ontwikkelingslanden, aldus Brazilië (zie: "Brazil: EPA clause could deter trade between developing countries," 14 maart 2008.
[8] Het akkoord kan pas inwerkingtreden na de geplande ondertekening van de "voorlopige voorziening" door de ministers op 15 april 2008 en de parlementaire goedkeuring daarna.
[9] Het betreft hier "investeringen", "concurrentiebeleid" en "overheidsaanbestedingen" (3 van 4 onderwerpen die van de WTO-agenda zijn verwijderd).
[10] Maes geeft aan dat ‘ontwikkeling’ en ‘oorsprongsregels voor goederen’ twee zaken zijn waarmee de EU ACP-landen weer naar de onderhandelingstafel kan lokken. Relevante bepalingen in de interim-akkoorden zijn bewust vaag en onuitgewerkt…
[11] "De tweede onafhankelijkheidsstrijd van Afrika – De politieke toekomst van EPA’s na 31/12/07" van 18 februari 2008.
[12] Zoals kritiek door academici van naam, sociaal engagement door bekende kunstenaars, rechtsprocedures aanspannen met goede juridische ondersteuning, en politiek lobbywerk vanuit de civiele samenleving richting Europese Ministerraad en Europarlement.


Bronnen:

– "Several ACP countries sign EPAs with Brussels, as group continues to splinter," in Bridges Weekly Trade Digest vol 11 nr 41, 2 8 november 2007

– Caribbean Group, Cameroon, Ghana sign EPAs with EU," in Bridges Weekly Trade Digest vol 11 nr 44, 19 december 2007 (link)

– "EPA with EU a done deal," door Sir Ronald Sanders, 24 december 2007, BBC

– "EPA Damages Regional Cooperation in Southern Africa," door  Brigitte Weidlich, 15 februari 2008, IPS


– "De tweede onafhankelijkheidsstrijd van Afrika – De politieke toekomst van EPA’s na 31/12/07" van 18 februari 2008


– "Analysis part 1: Africa: EU Aims to Rope in States Resisting EPAs," door Aileen Kwa, 26 februari 2008, IPS


– "Analysis part2: Africa: EU Still Pushing Offensive Interests in EPA Talks," door Aileen Kwa, 26 februari 2008, IPS 


– "Er is nog leven na 40 jaar handelsvoordelen (Mauritius), door Nasseem Ackbarally, IPS, 15 maart 2008




WTO—zzzzzzzzzzzzzzzziiiiiiiiiiiiiiiiiiiiipppppppppppppppppppppp


EPA’s: neokoloniale vrijhandel in Afrika

(door Henry van Maasakker)


Het heeft er alle schijn van dat de jarenlange patstelling binnen de WTO tussen het Noorden en het Zuiden doorbroken wordt door de Europese Unie door optimaal gebruik te maken van de toenemende asymmetrie of machtsongelijkheid tussen de EU en de ACP-landen. De EU wil alsnog bilaterale "WTO Plus"- akkoorden afsluiten die de in economische problemen verkerende, Europese economie ten goede moeten komen.

Halverwege de vorige eeuw, in tijden van economische voorspoed, leken de rijke landen in Europa zich de luxe van ontwikkelingshulp en economische samenwerking met de voormalige koloniën in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Zuidzee – de groep van de 77 zogenaamde ACP landen [1] – te kunnen veroorloven.

De lang aanhoudende stagnatie [2] van de Europese economie en de toenemende wereldwijde concurrentie vanaf 1975 zorgde echter voor een omslag: het voertuig van hulp en samenwerking – de preferentiële handelsregelingen van Lomé en Cotonou [3] – werd onder druk van de WTO, overboord gezet en ingeruild voor een harde, neoliberale Europese exportstrategie, die van de Economische Partnerschap Akkoorden (EPA’s).
Deze omslag, onder condities van chronische economische stagnatie, vertoont opvallende parallellen met de periode in de Europese geschiedenis van 1870 tot en met WW-I, die bekend staat als de Lange Depressie. Tijdens deze periode gingen met elkaar concurrerende Europese naties, onder leiding van Engeland, in Afrika [4] op zoek naar afzetgebieden voor hun industrieproducten, investeringsgebieden voor hun overtollig kapitaal en grondstoffen voor hun industrieën, en op deze wijze ontstond er een specifiek koloniaal vrijhandelssysteem dat vooral de Europese economieën ten goede kwam.

Na de Afrikaanse onafhankelijkheidstrijd van de jaren ’40 en ’50 van de vorige eeuw, in tijden van economische voorspoed of stijgende economische groei, sloten de Europese naties en hun voormalige koloniën verschillende generaties van handelsovereenkomsten waarin ruimte was voor ‘ontwikkeling’ van de voormalige Europese koloniën, nu ACP-landen genoemd.
In 1957 werd het "Regime of Association" opgezet dat vanaf 1963 twee Yaoundé Conventions opleverde. Tussen 1975 en 1995 werden de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en de ACP-landen bepaald door vier successievelijke Lomé-overeenkomsten waarin een aantal nieuwe bepalingen waren opgenomen. Deze Lomé-overeenkomsten waren belangrijk voor de ACP-landen omdat ze uitgingen van de zogenaamde niet-wederkerige handelsvoorkeuren. Op grond hiervan konden de ACP-landen, tarief- en quotavrij, allerlei landbouw- en industrieproducten naar de EU exporteren, en de akkoorden omvatten ook bepalingen over financiële en technische ondersteuning bij toenemende handels- en betalingsbalanstekorten.

In juni 2000 tekenden de EU en 78 ACP landen [5] het Verdrag van Cotonou waarbij de ACP landen hun positie enigszins konden verbeteren. Dat was in ruil voor de toezegging van deelname aan onderhandelingen gericht op de geleidelijke vervanging van de niet-wederkerige handelsvoorkeuren door regionale vrijhandelszones die in overeenstemming waren met de WTO-regels voor vrije handel.
In dit akkoord was vastgelegd dat er van september 2002 tot eind 2007 onderhandeld zou worden over Economische Partnerschap Akkoorden tussen de EU en verschillende regionale groepen van ACP-landen. Dat zou moeten leiden tot "nieuwe met WTO verenigbare handelsovereenkomsten, die handelsbarrières tussen de EU en de ACP op een progressieve manier verwijderen" en zou tegelijkertijd voortborduren op "de initiatieven voor regionale integratie van ACP-landen [6]". De geleidelijke invoering van deze EPA’s was voorzien voor de periode 2008-2020.


WTO Plus


De praktijk is echter een andere: de EPA’s zullen niet alleen een eind maken aan de unilaterale handelspreferenties van de ACP-landen, maar zijn in feite bedoeld om een vrijhandelsregime te vestigen dat in twee opzichten verder gaat dan de bepalingen in de huidige WTO-akkoorden.

Ten eerste gebruikt de EU in haar EPA-voorstellen een voor de ACP-landen ongunstige interpretatie van de term "substantially all the trade" ("in wezen alle handel") die voorkomt in de WTO-definitie voor ‘regionale vrijhandelsovereenkomsten’ (neergelegd in artikel XXIV (8b) van de GATT). Volgens de GATT/WTO regels heeft ‘regionale vrijhandel’ betrekking op de verwijdering van accijnzen en andere restrictieve handelsreguleringen op "substantially all the trade" (SAT) in producten binnen een periode van 10 jaar.
De EU stelt nu dat SAT betrekking heeft, op tenminste, 90 procent liberalisering van de markten van beide regiopartners (de EU en de verschillende ACP regiogroepen). Een liberalisering volgens een SAT-percentage van 80 (100% liberalisering van de EU-markt en 60% van de ACP markten) zou veel gunstiger uitpakken voor de ACP-landen [7]; de EU wil juist een SAT 90%. Als de EU haar zin krijgt, moeten de ACP-landen hun markten in een heel korte tijd bijna volledig moeten openen voor importen (landbouw- en industrieproducten, financiële diensten) uit de Europese Unie.

Ten tweede wil de Unie ook onderhandelingen over de volledige liberalisering van dienstenmarkten en de liberalisering op basis van de zogenaamde handelsgerelateerde onderwerpen ("investeringen", "concurrentiebeleid", "overheidsaanbestedingen", "handelsbevordering" en "informatiebescherming") onderbrengen in de EPA’s. Veel ontwikkelingslanden, waaronder de ACP-landen, verzetten zich echter al geruime tijd binnen de WTO tegen het beginnen van onderhandelingen over "investeringen", "concurrentiebeleid" en "overheidsaanbestedingen", 3 van de 4 zogenaamde Singapore onderwerpen.
Het Cotonou Verdrag (Art. 34 tot 38) voorziet in dat verband overigens alleen in het sluiten van een overeenkomst voor de bescherming van investeringen en voor samenwerking op het gebied van concurrentiebeleid. De EU wil niet alleen verder gaan dan de consensus binnen de WTO ten aanzien van deze onderwerpen, maar gaat hiermee ook verder dan het kader dat het verdrag van Cotonou biedt. Dit laatste geldt ook voor handel in diverse (publieke) diensten, waar de EU pleit voor snelle en ambitieuze onderhandelingen.

Toenemende onderontwikkeling als nadelig gevolg

Handelsverdragen zoals de Economische Partnerschap Akkoorden, zullen de structurele ontwikkeling- problematiek van Afrika niet oplossen, maar juist vergroten [8]. Ze verschaffen namelijk geen enkele vorm van importbescherming meer tegen hoogwaardige Europese producten en diensten en de Afrikaanse producenten en fabrikanten zijn niet in staat om hiertegen te concurreren. De ACP-landen zullen daardoor, nog meer dan nu, terugvallen op de export van primaire producten en grondstoffen, met toenemende ongelijkheid of asymmetrie van hun handels- en betalingsbalans en een toenemende schuldenlast bij internationale financiële instellingen (IMF, WB) tot gevolg.

Niet alleen op de handels- en betalingsbalans nemen de ongelijkheden of asymmetrie toe, dit geldt ook voor de verhoudingen tussen private sector en publieke sector en tussen buitenlandse of internationale sector en de binnenlandse of landbouwsector.
De overheidssector van publieke diensten (gezondheidszorg, onderwijs, enzovoorts) die in deze landen in grote mate wordt gefinancierd door tariefinkomsten op de Europese importen, zal bij de afschaffing van dit belastingsysteem, zeer zwaar worden getroffen. Er zal eerder sprake zijn van krimp dan door publieke investeringen gegenereerde economische groei.
De binnenlandse, Afrikaanse landbouwsector, en daarmee de voedselvoorziening, krijgt eveneens grote klappen te verduren. Niet alleen verliest ze haar positie op de Europese markten en daarmee haar exportinkomsten, ze dreigt ook volledig te bezwijken onder de last van de groeiende import van zwaar gesubsidieerde Europese landbouwproducten. Daarmee, dreigt ze haar positie op de binnenlandse markten voorgoed te verliezen met grote gevolgen voor de voedselvoorziening.

Politieke partijen, vakbonden en maatschappelijke organisaties in het Zuiden als ook in Europa, zullen zich ook in 2008 moeten blijven inspannen om deze vrijhandelsakkoorden oftewel deze "WTO Plus"-akkoorden met hun catastrofale gevolgen voor de ACP- staten te stoppen [9].


Noten:

[1] De ACP-groep omvat inmiddels 79 staten waaronder de 40 armste en minst ontwikkelde staten van de wereld. Zie: wikipedia


[2] Voor een voortreffelijke analyse van deze stagnatie in het Europese ‘monopoly capitalism’ met haar neoliberale  deflatiepolitiek, zie: "Monopoly Capitalism in Crisis, part II: The era of stagnation and crisis: 1975-2000, Hoofdstuk 6 The Onset of ‘Eurosclerosis," van Bill Lucarelli, London, 2004 (link).
[3] Voor een omschrijving van de Verdragen van Lomé en Cotonou (handelspreferenties en financiële ondersteuning), zie: wikipedia en  acpsec.org


[4] De Britse Afrikanist Basil Davidson omschrijft deze periode in zijn "African civilization revisited" (1991) als The Scramble for Africa. Het is vooral Engeland dat in deze stagnatieperiode met toenemende, wereldwijde concurrentie wordt geconfronteerd. Engeland zette voor haar verouderde industrieën met groeiende overcapaciteit, met dalende rendementen en braakliggend financieel kapitaal in Afrika een zeer winstgevend koloniaal handelsysteem op, het zgn. Nieuwe Imperialisme, waarbij kapitaal en industrieproducten tegen grondstoffen en landbouwproducten worden geruild. Dit systeem leverde Engeland grote overschotten op haar handels- en betalingsbalans op; haar koloniën kregen echter te maken met structurele tekorten. Sindsdien – zelfs na de Afrikaanse onafhankelijkheidstrijd – worden de Afrikaanse landen met structurele handels en betalingsbalanstekorten geconfronteerd. Er is in Afrika sprake van voortdurende economische krimp, een groeiende schuldenberg, achteruitgang en crises. Zie, "The Looting of Africa. The economics of exploitation, hoofdstukken 3 en 4," door Patrick Bond (Zed books, London, 2006).
[5] Cuba tekende als enige ACP land niet.
[6] De opzet van de EU is om via de EPA onderhandelingen vrijhandelszones in te stellen met West-Afrika, Centraal Afrika, Oost- en Zuidelijk Afrika, het Caribische Gebied en het Stille Zuidzee gebied. Deze onderhandelingen zijn in feite mislukt hoewel er wel interim-akkoorden zijn gesloten met 36 ACP-landen, waarbij de Caribische regio als een handelsblok optreedt.
Zie: "De tweede onafhankelijkheidstrijd van Afrika," door Etienne De Belder (onderzoeker Oxfam-Solidariteit), in Uitpers nr 95, webzine Internationale Politiek, maart 2008.
[7] Zie voor een uitgebreide vergelijking en opmerkelijke overeenkomsten tussen de WTO-onderhandelingen waarbij de EU betrokken is en de EPA-onderhandelingen tussen de EU en de ACP- landen, de Duitse studie en brochure "Factsheet 209- EPAs und Freihandel, Irrweg gegenseitige Güterliberalisierung", ATTAC, augustus 2007 (pdf)
. Zie ook: "Renegotiating GATT Article XXIV – a priority for African countries engaged in North-South trade agreements", door Rémi Lang (UNECA), februari 2006.
[8] De gevolgen van de EPA’s voor de ACP-staten zijn opgesomd door een onderzoekscommissie uit het Franse parlement. Voor een korte samenvatting van het rapport van deze commissie, zie: link


[9] Zie voor de Stop EPA campagne: website en  website