Ga naar de inhoud

Deprimerende stemmen

Verkiezingstijd is steevast de meest deprimerende tijd die er is. Dat geblaat van die mannetjes, die plotseling overal opduiken om leukig te doen en ingestudeerde grapjes te vertellen. Getverdemme. Het parlementaire systeem is debet aan zo’n beetje alle problemen en brengt het laagste in de mensen naar boven. Of dacht je dat het toeval was dat zo’n Trump ineens achter het stuur zit? Ik schreef bij de vorige verkiezingen – vier jaar geleden alweer! – al een column met adviezen voor hervormingen waar helaas niet op gereageerd is door de partijen die nu weer zo graag onze aandacht willen.

5 min leestijd
stemhier3

Maar deze verkiezingen gaan daar qua deprimerendheid nog een schep bovenop doen. Als de partij van de schijtmeeuwen niet de grootste wordt, wordt de VNO-NCW van Mark Rutte het wel, vervolgens komen er een hele hoop partijen van het neoliberale centrum en als we pech hebben komen er ook nog wat van die Nederlandse alt.right engerds in het pluche, die door de telegraafhipsters van geenstijl met hun roedel ongewervelde reaguurders gepusht worden.

Het meest deprimerende is nog wel dat je min of meer gedwongen wordt om mee te doen. In een wanhopige poging om nog wat invloed te hebben nu er geen sociale basisbewegingen meer bestaan. Vorige keer hadden we nog de smoes dat we wat beters te doen hadden. Als ik mezelf dus op zo’n ongetwijfeld regenachtige woensdag naar het stemhok weet te zeulen weet ik gelukkig wel een goeie kandidaat: Fatima Faid van Artikel 1 krijgt dan natuurlijk mijn stem. Alleen al omdat ik die nog wel eens tegenkom op een bijeenkomst, en dan niet om stemmen te halen. Het zou een giller zijn als ze in de kamer komt; dat overleven die haatzaaiers van geenstijl en De Dagelijkse Stumpert niet, die ontploffen ter plekke als wat zij zien als een goedgebekte Marokkaanse vrouw gekozen wordt. In werkelijkheid is Fatima zo Haags als het maar zijn kan, maar weten zij veel.

Of het toeval is weet ik niet, maar ik ging de laatste tijd weer helemaal loos in de boeken van de Italiaan Primo Levi. U kent hem vast wel, van het boek over zijn (over)leven in Auschwitz, “Is dit een mens”. Hij heeft veel over fascisme geschreven en vooral over het fenomeen concentratiekamp. Hij is mede beroemd geworden omdat hij daar zo scherp en analytisch over kon schrijven, en dat vanuit eigen ervaring. Zijn koele, zuivere, ingehouden stijl is bepaald indrukwekkend. Maar hij heeft ook boeken over andere onderwerpen geschreven, en romans en poëzie en zo. Stuk voor stuk de moeite waard. Het laatste boek dat hij uitbracht, voor hij in 1987 om het leven kwam doordat hij van een steiger bij zijn huis viel – of stapte, dat weten we niet – was “De verdronkenen en de geredden”. Over, alweer, Auschwitz. En alweer indrukwekkend koel en analytisch. Een van de vragen in dat boek is of er wat gedaan had kunnen worden – door de slachtoffers – om “de dreiging te verijdelen”. Levi beschrijft stuk voor stuk de factoren die er voor zorgden dat zoveel mensen in die waanzinnige gehaktmolen verdwenen.

Een van de zaken in dat boek die me danig van mijn stuk brachten is zijn haast terloopse schets van de propaganda van de fascisten en hoe effectief die was. Een enorm deel van de bevolking in Duitsland en Italië – en deels ook elders – wisten ze zo mee te slepen in hun waan. Een van de redenen waarom ontsnappen uit de kampen bijna onmogelijk was, was dat de bevolking daarbuiten grotendeels vijandig was. “De antisemitische propaganda van Goebbels en Streicher had zijn werk gedaan: het merendeel van de Duitsers, en vooral de jongeren, haatten en verachtten de joden en beschouwden hen als vijanden van het volk; de anderen, met zeer weinig heldhaftige uitzonderingen, onthielden zich van elke vorm van hulp uit angst voor de Gestapo. “ Vooral de jongeren…! Dat biedt dan weinig hoop als we de huidige generatie facebook er bij halen…

Om niet weg te zinken in de loodzware thematiek, pakte ik voor het slapen gaan Nescio er maar weer eens bij. De misschien wel beste stilist van de Nederlandse literatuur, met zijn melancholieke verhaaltjes die nooit echt ergens over gaan, behalve over de romantische gevoelens van zijn jongens, dacht ik. Tot ik achterin een bundel met zijn bekendste werk in het korte verhaal Vae Victis belandde. De titel is Latijn voor ‘Wee de overwonnenen’ (ik moest het ook opzoeken). Het verhaaltje werd tijdens de 1e Wereldoorlog geschreven is maar anderhalve bladzij groot en begint met de geheimzinnige zin: “Jaar in, jaar uit vloeiden de onzichtbare rivieren naar het ondergrondsche meer van den haat.” Om vervolgens het onbezorgde leven daarboven te schetsen, waar gezinnen op het gras zitten met de kinderen en “in de schaduw van den grooten beukenboom” thee drinken en tennis spelen. Maar langzaam kruipt de dreiging het verhaal in, want “aan de Keulsche vaart bij Amsterdam stonden de kalkovens” en een paar zinnen verder komen we langs een doodskistenmaker op de Brouwersgracht en een onwelriekende man die de doodskisten op een kar de IJ-pont op trekt en bruine stralen tabak uitspuugt. Om te besluiten met de achteloze alinea: “Weldra zouden de fonteinen van den haat alom hoog opspuiten uit zwarte, brokkelige gaten in ons gelijkgeschoren, glanzige gras. Maar nog dronken wij thee en tennisten en reden in auto’s en werden onderdanig gegroet.” Jeezis, je wordt bedankt, Nescio. Gauw maar weer wat poezenfilmpjes op youtube gaan kijken.