Ga naar de inhoud

De EU, GATS en de liberalisering en privatisering van diensten

De Europese Unie hecht grote waarde aan het uitbreiden van het GATS-akkoord. De EU schermt graag met de kansen die GATS ontwikkelingslanden zou bieden door het opheffen van handelsbeperkingen in de dienstensfeer. De EU baseert zich daarbij op cijfers van de Wereldbank, die stelt dat de liberalisering van diensten in ontwikkelingslanden in 2015 voor 6 biljoen dollar aan extra inkomen kan zorgen: vier maal zoveel als wat liberalisering van de handel in goederen zou opleveren.

11 min leestijd
Placeholder image

dit stuk is afkomstig uit de nieuwste wto.zip

Maar het veroveren van de lucratieve internationale markt in diensten voor het Europese bedrijfsleven is daarbij een niet te onderschatten drijfveer. De EU ziet GATS “in de eerste plaats als een instrument ten behoeve van het zakenleven”. De dienstensector is de belangrijkste economische activiteit in de EU. Diensten nemen tweederde van het BNP en werkgelegenheid voor hun rekening. De EU is met 23,9% van de wereldhandel de belangrijkste exporteur van diensten wereldwijd en ziet zichzelf als “the natural leader of the drive to liberalise trade in services.” De EU is vooral geïnteresseerd in winstgevende sectoren zoals banken en verzekeringen, maar is ook uit op uitbreiding van GATS naar nieuwe dienstensectoren – waaronder infrastructurele diensten die tot nog toe exclusief door overheden werden geleverd, zoals bijvoorbeeld watervoorziening en postverwerking.

Eenzijdige inzet en gebrek aan democratische controle

De EU overlegt op regelmatige basis over de GATS-inzet met de Europese dienstenlobby, verenigd in het European Services Forum. Maatschappelijke organisaties en vakbonden zijn nooit op vergelijkbare wijze gehoord. Bovendien schiet de democratische controle op de GATS-agenda en de verplichtingen die in dat verband worden aangegaan ernstig te kort. En niet alleen omdat de GATS-onderhandelingen goeddeels achter gesloten deuren plaatsvinden en democratische controle pas achteraf kan plaatsvinden. Nationale regeringen hebben veel bevoegdheden op het gebied van internationale (handels)politiek overgedragen aan ‘Europa’. Dat betekent dat de ministers van Europese landen alleen aan het begin van de onderhandelingen het Europese standpunt vastleggen en dan langs de zijlijn staan wanneer de Europese Commissie voor hen onderhandelt. Enige bijsturing door ministeries en nationale parlementen is mogelijk maar door gebrek aan informatie aan parlementen worden die nagenoeg uitgeschakeld. En dat terwijl het Europees Parlement formeel geen enkele bevoegdheid heeft over het aansturen van de handelspolitiek! Het Europees Parlement mag op het gebied van buitenlandse politiek alleen adviseren. Instemming van het Europees Parlement met WTO-verdragen is weliswaar vereist, maar het Parlement mag dan alleen ja of nee zeggen. Het kan verder geen invloed uitoefenen op de inhoud.

GATS beperkt de democratische controle en de beleidsruimte van overheden ook nog op een andere manier. In een democratie kunnen nieuw gekozen regeringen normaal gesproken controversiële maatregelen van hun voorgangers terugdraaien. De onomkeerbaarheid van GATS-afspraken ondermijnt dit politieke proces. Als een regering eenmaal heeft gekozen voor een marktgerichte benadering op een bepaald terrein en die afspraken in GATS heeft vastgelegd, kunnen volgende regeringen die verplichtingen nauwelijks nog ongedaan maken, hoe graag ze dat misschien ook zouden willen.

Handelsgerelateerde hulp

Het eigen belang van het rijke Westen in de liberalisering van de handel in diensten – hoe fraai ook ingekleed als aanjager van ontwikkeling in de derde wereld – is evident. Ook in de ontwikkelingshulp speelt eigenbelang een steeds grotere rol. Ontwikkelingshulp neemt in de EU steeds meer de vorm aan van handelsgerelateerde hulp. De Europese Commissaris voor Handel, Pascal Lamy, spreekt van “de noodzaak voor het versterken van de relatie tussen de Doha-ontwikkelingsronde en ontwikkelingshulp of het verstrekken van financiële middelen” [vertaling GATS-platform].

Europese richtlijn diensten

Diensten zijn het belangrijkste onderdeel van de Europese economie en betreffen onder andere: supermarkten, toerisme, vervoer, banken en verzekeringen, onderwijs en gezondheidszorg. De dienstensector in Europa is goed voor ongeveer 50% van alle economische activiteiten en circa 70% van het Europese BNP en werkgelegenheid. De dienstenmarkt heeft een grote potentie om verder te groeien en meer werkgelegenheid te creëren. De richtlijn diensten is een stukje Europese regelgeving bedoeld om de dienstenindustrie een impuls te geven door het creëren van een interne vrije markt.
Een heel scala aan diensten valt onder de werking van de richtlijn, van uitzendbureaus tot gereglementeerde beroepen en van toerisme tot vastgoedmakelaars. Ook basisvoorzieningen als gezondheidszorg moeten onder deze richtlijn gaan vallen.

De richtlijn diensten en GATS

Waar het GATS-akkoord door verdergaande liberalisering en marktwerking wereldwijd de publieke voorzieningen, arbeidsvoorwaarden, sociale rechten en milieubescherming uitholt, dreigt de richtlijn diensten dat binnen Europa te gaan doen. De richtlijn past naadloos in de trend van lastenverlichting en terugdringing van de overheid om de economie concurrerender te maken. Zo dreigt privatisering van de publieke sector nu op Europees niveau in een stroomversnelling te raken. Gezondheidszorg en andere publieke voorzieningen dreigen een commercieel product te worden, waarbij de toegankelijkheid afhankelijk is van iemands inkomen.
Het is de Europese Commissie die namens de EU-lidstaten in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) de onderhandelingen voert. De Europese Commissie kan strategische verbanden leggen tussen liberalisering van diensten binnen de EU en met de onderhandelingsinzet van de EU bij het ontwikkelen van het GATS-verdrag zonder dat de lidstaten hier voldoende zicht op hebben. Het is dus van groot belang om goed in de gaten te houden wat er op Europees niveau op dit front gebeurt.

Invoeren richtlijn diensten hoog op de agenda

De nieuwe dienstenrichtlijn werd op 11 maart 2004 op initiatief van Europees commissaris voor concurrentiebeleid Frits Bolkestein gepresenteerd op de Raad voor Concurrentievermogen. De richtlijn zou van groot belang zijn voor de economische groei in Europa. Hij maakt onderdeel uit van de Lissabon-agenda, die van Europa de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie ter wereld moet maken. De voorzitter van de Raad voor Concurrentievermogen stelde bij de presentatie van de richtlijn dat het zonder de wil om belemmeringen in het dienstenverkeer weg te nemen, onmogelijk zou zijn om de Lissabon-doelstellingen te halen. De behandeling van de richtlijn diensten zal dan ook de hoogste prioriteit krijgen bij het Nederlandse EU-voorzitterschap. De interne markt voor diensten moet worden voltooid en het bedrijfsleven moet daarbij alle ruimte krijgen.

De richtlijn in het kort

Belangrijkste doel van de richtlijn diensten is het bevorderen van de vrijheid van vestiging van dienstverlenende bedrijven en het vrije verkeer van diensten. De administratieve lasten voor dienstverlenende bedrijven moeten worden vereenvoudigd. En de richtlijn wil paal en perk stellen aan overbodig restrictieve wetgeving, bijvoorbeeld op het gebied van kwaliteits-, vergunnings- en vestigingseisen. Daarbij wordt het ‘oorsprongslandbeginsel’ gehanteerd: dienstverleners hoeven zich alleen nog maar te houden aan de wetten en voorschriften van het land waar hun hoofdkantoor gevestigd is. De landen waar ze opereren, zouden nauwelijks nog eigen randvoorwaarden mogen stellen.

Kern van de kritiek

De richtlijn diensten maakt het lidstaten zo goed als onmogelijk om voorwaarden te stellen aan bedrijven en bedrijfsactiviteiten, of het nu gaat om maatregelen in het algemeen belang, het bewaken van de kwaliteit van samenleving en milieu of het garanderen van grondrechten.
Bedrijven moeten overal in de EU hun diensten kunnen verrichten op basis van het land van oorsprong van de dienstverlener. Hen mag geen strobreed in de weg worden gelegd bij het uitoefenen van hun activiteiten: nationale overheden moeten elke belemmerende wetgeving ontmantelen. Overheden worden zo ernstig beperkt in hun mogelijkheden regels te stellen op het gebied van publieke dienstverlening, sociale zekerheid, arbeidsrecht, controle op kwaliteit en beroepskwalificaties, en ga zo maar door.

Oorsprongslandbeginsel

Het meest omstreden is het oorsprongslandbeginsel dat in de richtlijn wordt gehanteerd. Dat heeft zowel binnen als buiten het Europees Parlement voor een storm aan protest gezorgd.
De Europese Vakbeweging (EVV) en andere maatschappelijke organisaties stellen dat dit principe in de hand zal werken dat bedrijven zich vooral zullen gaan vestigen in landen waar de belastingdruk laag is en waar sociale voorzieningen en milieuvoorschriften ontbreken. Zij vrezen dat door deze richtlijn lonen en arbeidsvoorwaarden in landen met relatief hoge beschermingsniveaus ernstig zullen worden aangetast, met alle maatschappelijke gevolgen van dien.

De EVV vreest bovendien dat diensten van algemeen belang, zoals de gezondheidszorg, in gevaar komen en eist een moratorium op verdere liberalisering tot de EU met een uitgewerkt voorstel komt om essentiële publieke voorzieningen veilig te stellen.
De EVV zet daarnaast grote vraagtekens bij het groeipotentieel en het creëren van werkgelegenheid waar de richtlijn van uitgaat. Volgens de EVV blijkt uit vakbondsonderzoek dat eerdere liberaliseringsoperaties nooit het beloofde effect hebben gehad. Zij hebben juist geleid tot de vernietiging van bestaande banen en de erosie van de sociale cohesie. De EVV vreest dat deze richtlijn zal leiden tot uitholling van collectieve arbeidsovereenkomsten, deregulering en sociale onzekerheid, allemaal in naam van de hypothetische groei van de werkgelegenheid. De EVV eist dan ook meer garanties voor werknemers op sociaal gebied en garanties omtrent de kwaliteit van diensten van algemeen belang.

Kritiek in het Europees Parlement

Ook binnen het Europees Parlement is forse kritiek geuit op de richtlijn. De Commissie Werkgelegenheid en Sociale Zaken van het Europees Parlement heeft haar bezorgdheid uitgesproken over de effecten op de gezondheidszorg. Veel lidstaten hanteren nu kwaliteits-, vergunnings- en vestigingseisen om de kwaliteit van de gezondheidszorg en de sociale voorzieningen te bewaken. Ook wordt er nu gewerkt met tariefafspraken en voorwaarden om de gezondheidszorg betaalbaar te houden voor iedereen. Als de richtlijn diensten wordt aangenomen, mag dat straks niet meer. De gezondheidszorg dreigt dan onbetaalbaar en ontoegankelijk te worden voor mensen met een smalle beurs. Men vreest dat de richtlijn diensten zo zal leiden tot een “race to bottom” van onze gezondheidsstelsels en pleit daarom voor de uitsluiting van de gezondheidszorg uit deze richtlijn.

Men deelt de zorg van het EVV dat het oorsprongslandbeginsel het arbeidsrecht in de lidstaten zal uithollen. Ook waarschuwt men voor de effecten van de richtlijn “op diensten van algemeen belang, de onderwijssector, de sociale economie, de cultuursector, waar deze sectoren zich op een grensgebied tussen economische en sociale activiteit bewegen.” De EP-commissie brengt deze ontwikkelingen rechtstreeks in verband met “de ontwikkelingen van de dienstensector op wereldvlak o.a. in het kader van de GATS” en wil dat diensten van algemeen belang van de richtlijn worden uitgezonderd.
Daarnaast zou er een ‘social assessment’ moeten komen om te bepalen wat de gevolgen van de richtlijn zullen zijn voor “de sociale en arbeidssituatie van de inwoners in elke lidstaat, op de sociale zekerheidsstelsels in de lidstaten voornamelijk de gezondheidsstelsels, maar ook voor sociale economie, op de bescherming van de consument, op de bescherming van het leefmilieu, op de kwaliteit van de dienstverlening en op de diensten van algemeen belang.”

Hoe zal de richtlijn in de praktijk uitpakken? Een paar voorbeelden.

Ieke van den Burg, europarlementariër voor de PvdA, wijst op de mogelijk desastreuze effecten voor de Nederlandse gezondheidszorg. Het kabinet Balkenende wil in het nieuwe Nederlandse zorgstelsel ziektekostenverzekeringen laten uitvoeren door commerciële verzekeraars. Daarbij wordt er altijd gezegd dat de burger zich geen zorgen hoeft te maken dat de toegankelijkheid van de zorg in gevaar komt. De overheid zal immers randvoorwaarden stellen: chronisch zieken mogen niet geweigerd worden en mensen met een hoger gezondheidsrisico hoeven geen hogere premie te betalen. Maar “het Nederlandse kabinet houdt er te weinig rekening mee dat Nederland gebonden is aan de afspraken over één interne markt in Europa. Als straks de verzekeringsmaatschappijen zich teveel door de overheid aan banden gelegd voelen, kunnen ze naar de Europese rechter stappen en zich op de Europese regels beroepen,” zo stelt Van den Burg. De zwakste groepen betalen dan de rekening.

De Europese bouwwerkgeversorganisatie FIEC en de Europese Federatie van Bouw- en Houtbonden (EFBH) vrezen voor sociale dumping. Straks kan, zeggen zij, een Nederlands detacheringsbedrijf een postbusadres in Polen hebben en Poolse arbeiders op Poolse arbeidsvoorwaarden naar Nederland halen. De richtlijn diensten verlegt de controle op dit soort bedrijven en hun werknemers naar het land van vestiging. Het land waar wordt gewerkt, kan daardoor nauwelijks maatregelen nemen tegen dienstverleners die onwettig bezig zijn of wanneer werknemers onwettig aan het werk worden gezet.
Dit betekent dat preventieve maatregelen op het gebied van veiligheid en gezondheid, de technische en financiële capaciteiten van de onderneming, de betaling van fiscale en sociale lasten niet van toepassing zijn op buitenlandse dienstverleners, terwijl lokale bouwondernemingen daar wel aan moeten voldoen.

De richtlijn diensten zet daarmee de deur wijd open voor oneerlijke concurrentie en verdringing van reguliere arbeidskrachten door goedkope buitenlandse, stellen de FIEC en de EFBH.

Noten:
[1] Roeline is werkzaam op het secretariaat van het GATS-platform. Dez een andere teksten over GATS zijn te vinden op http://www.gats.nl/
[2] Voor de Europese Richtlijn Diensten, zie:
http://europa.eu.int/eur-lex/pri/nl/lip/latest/doc/2004/com2004_0002nl02.doc
[3] “Werkdocument betreffende het Voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (COM(2004) 2 def”, Commissie Werkgelegenheid en Sociale Zaken van het Europees Parlement. Http://www.epsu.org/spip/IMG/pdf/it_62_DU_WD_on_proposal_Directive_of_EP_Council_on_Serv_IM.pdf
[4] Voor de verklaring van de Europese Vakbeweging, zie:
http://www.etuc.org/en/index.cfm?target=/EN/Decisions/ecenglish/sgi/Services_approuvé_DEF_EN.cfm
[5] zie: http://www.ivandenburg.nl/onderhoud/templates/bericht.php?id=81
[6] zie: http://www.cobouw.nl/paginas/rubrieknews.asp?RID=2&ID=21743

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Roeline Knottnerus.)