Ga naar de inhoud

Digitale aanval van Big Tech via de Wereldhandelsorganisatie

WTO-expert Deborah James schreef een analyse over het onderwerp ´e-commerce´ dat in december op de agenda staat van de ministeriële top van de WTO in Buenos Aires. Een belangrijk onderwerp volgens haar omdat de uitwerking daarvan binnen de WTO vérgaande gevolgen heeft. Het verschaft aan transnationale bedrijven het recht om onze persoonsgegevens te verzamelen, te verwerken en te verkopen.

9 min leestijd

(Door Taco van Dommels, foto Ann Althouse flickr/cc Apple store in 2005)

Het maakt databescherming en privacy ondergeschikt aan de handel in persoonsgegevens. En de meeste ontwikkelingslanden schieten niets mee op met deze vorm van ´e-commerce´. James is directeur Internationale Programma´s van het Center for Economic and Policy Research (www.cepr.net) en coördinator van het Our World Is Not for Sale-netwerk (OWINFS.org). Hieronder mijn vertaling van haar analyse.

¨In 1995 werd de Wereldhandelsorganisatie WTO opgericht op basis van handelsakkoorden op gebied van landbouw, diensten, geneesmiddelen en fabricage. Deze akkoorden garandeerden transnationale bedrijven dat ze onder gunstige omstandigheden in de verschillende markten konden blijven opereren terwijl de mogelijkheden van regeringen om de eigen economie te reguleren en te ontwikkelen werden ingeperkt. De onderwerpen van die eerste WTO-akkoorden kwamen dan ook overeen met de agenda van de transnationals van die tijd.

Op dit moment proberen de grootste ondernemingen van de wereld weer de verworven rechten vast te leggen in handelsverdragen zoals bij de WTO. Het gaat om akkoorden die meteen ook de regulering ten behoeve van het algemene belang aan banden legt. Het grote verschil met toen is dat de vijf allergrootsten onder die bedrijven allemaal actief zijn in de technologische sector en dat ze gevestigd zijn in de VS. Met de steun van andere grote bedrijven en van de regeringen van Japan, Canada, EU en enkele ontwikkelingslanden, zijn deze vijf – Google, Apple, Facebook, Amazon en Microsoft – van plan om de regels te herschrijven van de digitale economie van de toekomst (bron). Ze willen daartoe binnen de WTO een mandaat te verwerven voor onderhandelingen over bindende regels onder het mom van ´e-commerce´ (bron).

Maar de regels die ze nastreven gaan veel verder dan wat de meesten van ons verstaan onder ´e-commerce´. Bovenaan de agenda van de vijf staat het garanderen van vrije toegang (uiteraard alleen voor hen) tot de meest waardevolle grondstof van deze tijd, de nieuwe olie – ofwel data. Ze willen het recht om de miljarden gegevenspunten te verzamelen die wij als digitaal verbonden mensen dagelijks produceren. En om die gegevens vervolgens door te sturen naar elke willekeurige locatie en ze op te slaan op servers waar die ook staan (de meesten staan overigens in de VS). Dit soort regels zijn een bedreiging voor onze privacy en voor de databescherming wereldwijd, gegeven het gebrek aan wettelijke bescherming in de VS.

Die data kunnen ze dan omzetten in informatie en inzichten, die op hun beurt in de vorm van pakketten met grote winst doorverkocht kunnen worden aan derden, hetgeen min of meer neer komt op een monopolie. Ook op gebied van kunstmatige intelligentie wordt massaal data verzameld om die te gebruiken bij het ´trainen ´van algoritmes ten behoeve van besluitvorming. In de toekomstige economie is de eigenaar van gegevens degene die de markt domineert. Hoewel er al van vele kanten kritiek is geuit op de bedrijven vanwege hun monopolistische en oligopolistische gedrag, willen ze dit nu juist vastleggen in nieuwe WTO-regels.

Denk maar aan Google die de meeste reclameopbrengsten opstrijkt door het vermogen om onze gegevens te analiseren en te verpakken. En denk aan Uber, ´s werelds grootste transportonderneming, dat geen enkele auto bezit en geen enkele chauffeur in dienst heeft. Het belangrijkste bedrijfsmiddel van Uber is de enorme hoeveelheid gegevens over hoe mensen zich in steden bewegen. Vanwege hun voorloperpositie, met een heel leger aan advokaten en de enorme schaalgrootte zijn ze in staat beter hun concurrenten voor te blijven of om die eenvoudigweg op te kopen. De ontregeling die Uber in de transportsector heeft veroorzaakt zal zich binnen afzienbare tijd ook voordoen in alle andere sectoren. Het zal niet moeilijk zijn om in te schatten wat dit betekent voor banen en werknemers.

Een belangrijke regel die wordt nagestreefd is dat het digitale dienstverleners wordt toegestaan om actief te zijn en winsten te behalen in landen zonder de verplichting om daar enige fysieke vestiging te openen of een wettelijke vertegenwoordiging te hebben. Als een financiële dienstverlener dan bankroet gaat, hoe kunnen de schuldeisers vervolgens aanspraak op een vergoeding maken? En kunnen werknemers of onderaannemers van wie de rechten worden geschonden, of consumenten die worden bedrogen dan nog hun recht halen? Kan een bedrijf dat geen aanwezigheid heeft in een land wel op de juiste wijze worden aangeslagen voor belasting zodat er een gelijk speelveld is met binnenlandse bedrijven? Voor dit soort redenen eisen de meeste landen dat buitenlandse dienstverleners een commerciële, fysieke aanwezigheid in het land onderhouden. Maar de Big Tech ziet dit juist als een hindernis voor hun handel (en intransparante winsten). Het publieke belang wordt hierdoor ernstig ondermijnd.

Toch is dat nog niet alles. Big Tech wil evenmin verplicht worden om de plaatselijke economieën waar zij hun winsten behalen te bevoordelen. De meeste landen treffen allerlei beleidsmaatregelen om te verzekeren dat de plaatselijke economie voordeel behaalt uit de aanwezigheid van transnationals. Het gaat bijvoorbeeld om maatregelen voor de overdracht van technologie ten behoeve van kansen van de eigen startups, voor inputs ten behoeve van plaatselijke bedrijven en voor het verschaffen van banen aan de plaatselijke bevolking ten behoeve van meer werkgelegenheid. En hoewel alle ontwikkelde landen zelf dit soort strategieën hebben toegepast om te kunnen ontwikkelen, proberen ze nu ¨de ladder weg te schoppen¨ zodat ontwikkelingslanden niet hetzelfde kunnen doen, waardoor de ongelijkheid tussen landen alleen maar toeneemt.

Het businessmodel van veel van de ontwikkelde landen is gebaseerd op drie strategieën met zeer negatieve sociale gevolgen: deregulering, het toenemend precair maken van arbeid; en belastingoptimalisering (die door velen wordt opgevat als belastingontwijking). Al deze neerwaartse trends worden versterkt en vastgelegd wanneer de voorgestelde regels over ´e-commerce´ worden goedgekeurd in de WTO.

De voorstanders van regels over ´e-commerce´ in de WTO hebben vorig jaar hun voorstellen ingediend. Daarna hebben ze geprobeerd om het mandaat voor een ´discussie´ over ´e-commerce´ te veranderen in een mandaat om te ´onderhandelen over bindende regels´. De aangevoerde rechtvaardiging voor hun voorstellen is dat ´e-commerce´ de ontwikkeling en opbrengst van micro, kleine en middelgrote bedrijven zal bevorderen. Alsof e-commerce en het laten opstellen van bindende regels door transnationals hetzelfde zijn. En ontwikkelingslanden binnen de WTO focussen zich juist op hun behoeften aan meer infrastructuur, toegang tot financiering, het slechten van de ´digital divide´ (verkrijgen van betaalbare toegang), toenemende regelgevende capaciteit en andere belangrijke punten. Maar nieuwe WTO-regels over ´e-commerce´ gaan hier niet over. Een groep van 90 landen doet al vele jaren voorstellen in de WTO die hen meer ruimte zou moeten geven om nationaal beleid in te voeren dat ontwikkeling bevordert, maar hun voorstellen worden over het algemeen genegeerd tijdens de onderhandelingen.

Op dit moment nemen micro, kleine en middelgrote bedrijven (MSMEs) al deel aan e-commerce. Maar de schaalvoordelen, enorme subsidiestromen, door overheden gesponsorde infrastructuur, strategieën voor belastingontwijking en een systeem van handelsregels dat is ontworpen dóór de advocaten van transnationals vóór die transnationals zal de MSMEs waarschijnlijk niets opleveren zodra de voorgestelde ´e-commerce´-regels worden aangenomen door de WTO. Wat de MSMEs wèl nodig hebben, is beleid gebaseerd op een strategie voor digitale industrialisering. Het beleid dat door de voorstanders van ´e-commece´ wordt nagestreefd resulteert echter zeer waarschijnlijk in een nieuw ´digitaal kolonialisme´.

De voorstanders van de ´e-commerce´-voorstellen hebben hun ambitie inmiddels enigszins verlaagd door de enorme weerstand van landen uit Afrika, Azië en Latijnsamerika. Nu stellen ze ogenschijnlijk technische zaken als e-betalingen, e-handtekeningen en spam voor. Maar die onderwerpen horen in feite thuis in andere fora, zoals de VN Conferentie voor Internationale Handelswetten (UNCITRAL) of de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU) waar juridische en technische deskundigen al langere tijd helpen bij het opstellen van betere regelgeving en niet vanuit commerciële belangen.

Wellicht bedoeld als een Plan B beweren de voorstanders nu dat ´technologische neutraliteit´ al bestaat binnen de WTO. Dit zou betekenen dat als een land binnen de WTO heeft aangegeven dat de eigen nationale regelgeving minder beperkingen zal opleggen aan (buitenlandse) financiële dienstverlening dat dat dan meteen ook betekent dat dat land instemt met het niet beperken van grensoverschrijdend online bankverkeer, ondanks het risico van potentiële bedreigingen van de cyberveiligheid door ´hacking´ of van instabiele financiële stromen die lokale banksystemen kunnen ontwrichten. Maar dit is werkelijk een belachelijk idee. En hierover is geen instemming binnen de WTO ondanks de pogingen van sommige landen om dit te framen als een geaccepteerd principe.

De voorstanders van ´e-commerce´ oefenen ook druk uit om een regeling te vernieuwen die tarieven voor electronisch afgeleverde producten ´wegwuift´ (een waiver). Maar het is economisch gezien onlogisch om digitaal verhandelde producten niet bij te laten dragen aan de nationale belastingopbrengst terwijl dat over het algemeen wel geldt voor traditioneel verhandelde producten. Toch is er een kans dat Big Tech deze beoogde waiver zal verkrijgen, want die is al meermaals ´verhandeld´ in ruil voor een waiver ter stabilisering van de generische farmaceutische markt in ontwikkelingslanden die miljoenen mensen de toegang tot levensreddende medicijnen garandeert.

De uitkomst van de ministeriële top in Buenos Aires zal afhangen van hoe krachtig de weerstand is van de ontwikkelingslanden tegen deze nieuwe transnationale Big Tech agenda. Ze zouden moeten worden gesteund door een sterke inzet van maatschappelijke organisaties tegen het opleggen van nog meer ondernemingsgezinde regels die inbreuk maken op ons dagelijkse leven.

————-

Bronartikel: ¨E-commerce and the World Trade Organization¨, Deborah James.

Zie ook ¨Twelve Reasons to Oppose Rules on Digital Commerce in the WTO¨, Deborah James,

en ¨Fading Memories, Privacy and Data Ownership in the Digital Age¨ (pdf), conferentie in het Goethe Institut Rotterdam op  24 november 2017.