Ga naar de inhoud

Europa, berg op die januskop! Onze samenlevingen doorgronden onvoldoende de globalisering

Globalisering zet de schone samenleving die de Europeanen hebben opgebouwd na 1945 onder druk. Het wordt tijd dat haarfijn wordt uitgelegd wat er precies bezig is. Alleen zo kan de maatschappelijke discussie en het draagvlak ontstaan voor diepgaander antwoorden.
Door: John Vandaele & Dirk Barrez (1)

6 min leestijd
Placeholder image

Europa koos na eeuwen onrust en spanningen voor een samenlevingsmodel met heel wat solidariteit en inkomensherverdeling. De huidige globalisering zet dat model onder druk. We stellen vast dat de EU dat model maar halfslachtig verdedigt op de fora waar de regels van de globalisering tot stand komen, zoals bijvoorbeeld de Wereldhandelsorganisatie. Vlaanderen lijkt er in zijn toekomstplan Vlaanderen in actie amper aandacht voor te hebben. Nochtans schept globalisering de voorwaarden voor sommige van onze meest prangende problemen.

De voorbije vijf jaar gingen de Belgische ondernemingen met het leeuwendeel van de welvaartstoename lopen, zeggen de ondenemingen zelf bij monde van het Verbond van Belgische Ondernemingen. Echt verbazend is dat niet. Tegenwoordig kan je in The Economist (2) of The Financial Times, niet echt extreemlinkse bladen, geregeld lezen dat dit wellicht de komende dertig jaar het geval zal zijn .

Wat is hun verklaring hiervoor? Globalisering. Door de globalisering werden China, India en de vroegere Sovjetstaten opgenomen in het wereldkapitalisme en is het aantal werkers in de wereldeconomie verdubbeld van anderhalf naar drie miljard. Omdat die nieuwelingen relatief weinig kapitaal meebrachten, is de verhouding tussen arbeid en kapitaal veranderd. Tweemaal zoveel mensen zijn nu in competitie met elkaar voor ongeveer evenveel investeringen. Vooral laaggeschoolde mensen zijn er nu in overvloed. Als je dus gewoon de wet van vraag en aanbod laat spelen – en steeds meer mensen vragen naar een vrijere arbeidsmarkt – zal er druk ontstaan op de inkomens van laaggeschoolde werkers, zeker in de rijke landen. Het relatief schaarsere kapitaal zal daarentegen beter worden vergoed met aardige winsten en dividenden. Dat is nu al zichtbaar. Ook de arbeidsinkomens van de beperkte groep mensen met schaarse vaardigheden stijgen door de globalisering. Als je erg goed kan tennissen, kan je naam dankzij globalisering wereldwijd gebruikt worden om producten mee aan de man te brengen, en dat brengt veel meer op dan als je naam enkel kon gebruikt worden om nationale markten te bewerken. Ook de arbeidsmarkt voor managers is nu een globale markt en vermits in de VS hoge prijzen worden geboden, zuigt dat ook de vergoeding van managers in onze contreien naar omhoog.

Globalisering leidt dus tot meer inkomensongelijkheid in samenlevingen. Ze bedreigt op die manier het sociaal contract van een aantal West-Europese samenlevingen die om allerlei historische en ethische redenen belang hechten aan een zekere inkomensgelijkheid en het dus niet oké vinden dat de ene mens 1000 maal meer verdient dan de andere.

Het probleem ligt nog iets scherper. Op de keper beschouwd ligt globalisering mee aan de basis van sommige van onze meest prangende sociale problemen: laaggeschoolde mensen aan een treffelijk betaalde baan helpen, is moeilijker geworden bij ons omdat dit soort werk elders zoveel goedkoper kan. Vermits een groot deel van die laaggeschoolden allochtonen zijn, kan zich makkelijk een racistische verklaring enten op hun werkloosheid (en bijhorende coping strategie van criminaliteit). Migratie, een andere onvermijdelijke telg van de globalisering, vuurt die spanningen alleen maar verder aan. Het succes van extreemrechtse partijen is dus ten dele een kindje van de globalisering.

Hoe reageren samenlevingen op deze uitdagingen? Tot nu toe probeert elk land op zich de problemen op te lossen door zich aan te passen. De VS probeert het met een vrijere arbeidsmarkt: laat de lonen zakken tot iedereen werk heeft, ook al schept dat miljoenen werkende armen. West-Europese samenlevingen proberen het door mensen op te leiden, gesubsidieerde banen (onze dienstencheques zijn een voorbeeld), en een stevig werklozenvangnet, maar blijven kampen met hogere werkloosheid.

Het probleem van de groeiende inkomensongelijkheid wordt amper aangepakt omdat het probleem niet eens duidelijk wordt gesteld en amper in verband wordt gebracht met de loden krachten van de mondialisering. Daardoor beseft men ook niet dat dit slechts het begin van een evolutie is. Veel landen hebben overigens de voorbije 15 jaar de hoogste belastingschalen die juist die superhoge inkomens zouden treffen verlaagd alsook de vennootschapsbelasting, en zo eigenlijk de tendens naar meer ongelijkheid nog aangescherpt.

Een tweede manier van reageren, is de aard van de globalisering veranderen of bijsturen. Globalisering is immers mensenwerk omdat de regels die de globalisering sturen, het resultaat zijn van politieke beslissingen. Daarbij valt op dat de handelsregels veel dwingender zijn dan de sociale en milieuregels. Alle leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) moeten alle WTO-regels naleven, en worden bij overtreding gestraft. De arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), de mensenrechtenverdragen en de milieuverdragen kunnen landen à la carte bekrachtigen en bovendien zijn er geen sancties bij niet-naleving. Dat betekent heel concreet dat landen die hun werknemers amper rechten geven en hun milieu toetakelen, door deze globalisering beloond worden als de efficiëntste en dus goedkoopste. Betere leerlingen zoals de Europese landen worden veeleer bestraft. Wie heeft deze onevenwichtige globalisering tot stand gebracht? We stellen vast dat de Europese Unie daarin door zijn onsamenhangende opstelling alvast een centrale rol heeft gespeeld (3). Zeker, de Europeanen trekken aan de kar van de arbeidsnormen en de mondiale milieuverdragen (MMVs) maar ze trekken evenzeer aan de kar van de Wereldhandelsorganisatie en het hyperliberale Internationaal Monetair Fonds (IMF) die soms juist het ongekeerde nastreven van de IAO of de MMVs. In die zin heeft de EU net als de spreekwoordelijke januskop twee gezichten. Het verklaart ook waarom de Lissabonstrategie met naast een economisch ook een sociaal en ecologisch luik, gereduceerd wordt tot rethoriek. Goeie wil is immers niet opgewassen tegen de loden krachten van een globalisering zonder sociale of milieuregels, en dus wordt Lissabon stilaan gereduceerd tot zn economische dimensie van competitiviteit.

Vraag is of de Europese bevolking het met die januskop eens zou zijn. Het antwoord op die vraag kennen we niet want de Europese standpunten in de instellingen met hardere macht (WTO en IMF) staan immers ver van de mensen – zijn feitelijk geheim – en maken daarom amper voorwerp uit van maatschappelijk debat. Zelfs de parlementen die we verkiezen, kunnen amper volgen wat daar gebeurt, en welke rol Europa er speelt (4). Nochtans gaat het om cruciale vragen. Willen de Europeanen eigenlijk wel dat de EU nog wereldhandelsakkoorden tot stand brengt zonder zelfs de meest elementaire sociale of milieuregels? Zouden de Europeanen niet gewild hebben dat hun politici toen China lid werd van de WTO (2001), en dus de facto van de wereldeconomie, van dat land eisten dat het de vrijheid van vereniging, en dus ook vakbondsvrijheid, zou respecteren? Goede vragen maar het antwoord kennen we niet want de discussie is nooit gevoerd.

Globalisering zet de schone samenleving die de Europeanen hebben opgebouwd na 1945 onder druk. Het wordt tijd dat haarfijn wordt uitgelegd wat er precies bezig is. Alleen zo kan de maatschappelijke discussie en het draagvlak ontstaan voor diepgaander antwoorden.

Noten:
1. Namens de Ekstermolengroep (http://www.ekstermolen.be). Op 20 augustus 2006 gepubliceerd op: http://www.yabasta.be/spip.php?article402
2. The Economist, 1/4/2006, pg 13, Bill Emmot, A long goodbye (valedictory)
3. Het recht van de rijkste, John Vandaele, Houtekiet.
4. Idem

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door zie bericht.)