Ga naar de inhoud

Participerende economie: een theoretisch alternatief voor het kapitalisme

Een uitvoerige bespreking van een aantal boeken over participerende economie

26 min leestijd
Placeholder image

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het kwartaalblad The New Formulation

Vertaling: Mirjam Bonné

Thinking Forward: Learing to Conceptualize Economic Vision, Michael Albert.
Winnipeg: Arbeiter Ring, 1997
Moving Forward: Program for Participatory Economy, Michael Albert.
Oakland: AK Press, 2001.
Parecon: Life after Capitalism, Michael Albert.
New York: Verso, 2003.

(Wij streven naar) een maatschappij waarin rijk noch arm bestaat, meester noch dienaar, arbeidsschuw noch overwerkt, overspannen werklieden noch ontmoedigde handarbeiders, in een wereld waarin iedereen een gelijke positie inneemt en zijn zaken zonder verspilling beheert, en zich ten volle realiseert dat de schade die één individu wordt berokkend, iedereen wordt berokkend – eindelijk de verwezenlijking van de betekenis van het woord ‘commonwealth’: gezamelijke rijkdom. – William Morris (1)

Het anarchisme is een welomschreven intellectuele stroming binnen het maatschappelijk denken waarvan de aanhangers de afschaffing van economische monopolies bepleiten evenals de afschaffing van alle dwingende politieke en sociale instituties binnen de maatschappij. In plaats van de kapitalistische economische orde zouden anarchisten graag een vrije associatie van alle productieve krachten zien, gebaseerd op collectieve arbeid, met als enige doel het voorzien in de noodzakelijke behoeften van ieder lid van de maatschappij. – Rudolf Rocker (2)

Binnen het anarchisme is in denken en doen altijd kritiek geuit op het kapitalisme als sociaal en economisch systeem. Wat men minder ontwikkeld heeft, is een idee over dat waarmee we het kapitalisme willen vervangen: een anarchistische visie. Michael Albert en Robin Hahnel hebben een goed uitgewerkt theoretisch systeem ontworpen – de participerende economie – dat een alternatief voor het kapitalisme is en ook verenigbaar is met de anarchistische en links-communistische traditie.

De anti-globaliseringsbeweging bij voorbeeld heeft vele malen forse kritiek geuit op de Wereldhandelsorganisatie en het wereldkapitalisme in het algemeen, maar men heeft beperkt nagedacht over hoe zaken anders gestructureerd zouden kunnen worden. Hoe zal het leven eruitzien na het kapitalisme? Hoe kunnen we een fabriek collectief laten draaien? Hoe beslissen we collectief wie wat krijgt? Sommige activisten verwijzen naar coöperaties – bij voorbeeld plaatselijke levensmiddelencoöperaties zoals de Mondragón Corporación Cooperativa (3) in het Baskenland of de Seikatsu Club (4) in Japan – als voorbeelden van de nieuwe wereld in het omhulsel van de oude. Anderen gebruiken sciencefictionverhalen – zoals The Dispossessed (5) – als mogelijke modellen voor een nieuwe wereld. Meestal betogen anarchisten en andere agitatoren dat een visie helemaal niet belangrijk is, dat niemand kan voorspellen hoe de nieuwe wereld eruit zal zien en dat het hebben van een visie autoritair is. In plaats daarvan stellen ze dat de nieuwe wereld zal voortkomen uit de strijd tegen de oude wereld (6).

Peter Kropotkin dacht daar anders over. In het voorwoord van het beroemde boek van Emile Pataud en Emile Pouget, How We Shall Bring About The Revolution, stelde hij het belang van het hebben van een visie aan de orde. Allereerst vatte hij de kritiek die hem ten deel viel als volgt samen: “Er wordt vaak gezegd dat er geen plannen gemaakt moeten worden voor een toekomstige maatschappij. Ons wordt verteld dat dergelijke plannen in wezen een avonturenroman zijn en als nadeel hebben dat zij wellicht ooit een volk in revolutie belemmeren in hun scheppende kracht.” Kropotkin zegt hierop: “Anderzijds is het nodig een helder idee te hebben van de feitelijke concrete effecten die onze communistische, collectivistische of andere aspiraties wellicht hebben op de maatschappij. Hiertoe moeten wij ons een voorstelling maken van een situatie waarin deze verschillende instituties in werking zijn.” Dit nu is precies wat Michael Albert en Robin Hahnel gedaan hebben bij het uitwerken van de participerende economie. Michael Albert merkt op dat de participerende economie niet als blauwdruk genomen moet worden, maar als een “globaal begrijpen van nieuwe instituties waarmee wij ons verschil van mening kunnen onderbouwen (7)”. Kropotkin heeft iets soortgelijks geschreven, namelijk “een boek is niet een boodschap die men in haar geheel moet aanvaarden of afwijzen. Het is een suggestie, een voorstel – meer niet. Wij moeten erover nadenken, de goede dingen die erin staan onderkennen, en verwerpen wat wij er verkeerd aan vinden.” Ik hoop dan ook dat deze bespreking van drie boeken van Albert de lezer zal helpen bij het beoordelen van het voorstel van Michael Albert en Robin Hahnel over de participerende economie (8).

Zowel Michael Albert als Robin Hahnel plaatsen hun werk binnen de kaders van de libertarisch communistische traditie. In eerder werk schreven Albert en Hahnel dat het communistisch anarchisme en het radencommunisme overeenkomsten vertonen met hun zienswijze (9). Onlangs nog heeft het tijdschrift Science and Society een speciale editie uitgegeven over theoretische alternatieven voor het kapitalisme, waarin Albert en Hahnel de oorsprong van hun werk binnen de linkse libertarische traditie plaatsen (10).

Elk boek dat hier wordt besproken, gaat over de participerende economie. Voordat ik de boeken bespreek, geef ik hieronder eerst een overzicht van de grondbeginselen van de participerende economie.

Waarderingscriteria

Participerende economie is een economisch systeem dat ontwikkeld is om zes fundamentele waarden te cultiveren, namelijk rechtvaardigheid, dat wil zeggen eerlijke en billijke resultaten; solidariteit, oftewel zorgzaamheid en wederzijds respect tussen alle mensen; verscheidenheid van uitkomsten, hetgeen iedereen ten goede komt; participerend zelfbestuur, waarbij iedereen inspraak heeft in het nemen van beslissingen voor zover de gevolgen daarvan invloed hebben op hem/haar; efficiëntie, oftewel het niet verspillen van middelen, en duurzaam milieubeheer, waarbij van alle soorten natuurlijk kapitaal voorraden moeten overblijven die net zo groot zijn als de voorraden die nu tot onze beschikking staan (11). Albert en Hahnel stellen dat genoemde waarden essentieel zijn in de evaluatie van economische systemen, die deze waarden óf inperken óf stimuleren. Albert en Hahnel bekritiseren verschillende economische systemen, waaronder het kapitalisme, staatssocialisme, marktsocialisme en het ‘groene’ bioregionalisme, die volgens hen geen van alle deze zes fundamentele waarden stimuleren. Zij verklaren dat de participerende economie het theoretische alternatief is waarin deze waarden juist gecultiveerd worden.

De kritiek op het kapitalisme en andere alternatieven voor het kapitalisme

Een economisch systeem heeft drie hoofdtaken: goederen produceren, consumeren en op een of andere manier distribueren, wat economen allocatie noemen. “Het kapitalisme is een economisch systeem waarbij alles draait om productie voor winst en het vergaren van kapitaal door particuliere zakenfirma’s (12). De belangrijkste kenmerken van het kapitalisme zijn het vergaren van kapitaal, privé-bezit van productiemiddelen, productie ten behoeve van winst en een hiërarchische organisatie van de werkvloer, waar sommigen eentonige handenarbeid verrichten terwijl anderen geschoolde arbeid verrichten en weer anderen beslissingen nemen. Om kort te gaan, degenen die de overschotten produceren, eigenen zich deze niet toe om ze vervolgens uit te delen (overschot is wat overschiet van datgene wat nodig is om machines en grondstoffen te vervangen en de levensstandaard van de arbeiders op peil te houden.).

Een kenmerk van de consumptie binnen het kapitalisme is dat ‘de ander’ volledig genegeerd wordt.De consument denkt alleen aan zichzelf en kan zo de effecten van de goederen die hij koopt op het milieu en de arbeiders die de goederen hebben geproduceerd, negeren. Albert en Hahnel leggen uit: “In het kapitalisme is het absurd om rekening te houden met anderen.”(13) Deze kritiek geldt voor alle markten, niet alleen voor kapitalistische markten.(14) In een kapitalistische economie bepalen markten de allocatie van zaken, maar ook in andere economische systemen, zoals het marktsocialisme, wordt de allocatie van goederen door markten bepaald. Een goed voorbeeld hiervan zijn de Mondragón-coöperaties. Markten stimuleren solidariteit of zorg voor het welzijn van anderen niet: in feite doen zij juist het tegenovergestelde. Albert en Hahnel stellen dat in een wenselijk economisch systeem de markten dan ook niet de allocatie van goederen bepalen, omdat dit puur individualisme stimuleert.

Albert betoogt dat in het kapitalisme alle fundamentele waarden worden geschonden; rechtvaardigheid, solidariteit, efficiëntie, duurzaam milieubeheer, zelfbestuur of verscheidenheid worden er niet door gestimuleerd. Het kapitalisme doet in feite het tegenovergestelde. Uit het kapitalisme komt atomistisch, egoïstisch gedrag voort, geen solidariteit. Kapitalisme genereert inefficiëntie, omdat het gebaseerd is op individueel handelen. De reputatie die het kapitalisme heeft op het gebied van het milieu spreekt voor zich; het vernietigt biodiversiteit. Het kapitalisme genereert enorme verschillen in inkomen en rijkdom. Het kapitalisme bevordert het zelfbestuur niet, maar creëert in plaats daarvan een situatie waarin enkelen beslissingen nemen voor velen. Het kapitalisme genereert geen verscheidenheid; het dwingt mensen in geestdodende en afwisselingloze banen en creëert een consumentencultuur die gefundeerd is op een paar merknamen.

Zo betogen Albert en Hahnel ook dat in het marktsocialisme, de centrale planning en het ‘groene’ bioregionalisme de gewenste waarden niet gesteund worden. Markten genereren ongelijkheid, vernietigen verscheidenheid, zijn niet bevorderlijk voor zelfbestuur, stimuleren individualistisch gedrag dat het concept van solidariteit tegenwerkt, en maken een onjuiste berekening van de prijs van grondstoffen uit het milieu. In de centrale planning worden de waarden op een soortgelijke manier geschonden. Het brengt een autoritaire handelswijze voort die solidariteit, rechtvaardigheid en zelfbestuur tegenwerkt. In de centrale planning is men van elkaar vervreemd; er wordt een klasse van bureaucraten en managers gecreëerd, wat Albert en Hahnel een coördinatorklasse noemen.’Groen’ bioregionalisme is een onduidelijk systeem dat tegenwoordig populair is bij sommige activisten in de Verenigde Staten. Albert heeft kritiek op het bioregionalisme; hij stelt dat het niet een alternatief allocatiesysteem propageert, dat het te veel gericht is op omvang en onafhankelijkheid, en dat in deze visie het bestaan van klassen niet wordt uitgesloten.

Het ABC van de participerende economie

Wat een treurige en tragische vergissing! Om het socialisme zich volledig te kunnen laten ontplooien, moet een maatschappij die gedomineerd wordt door het bekrompen individualisme van de winkelier volledig hervormd worden. Het is niet, zoals nu en dan gezegd wordt door hen die zichzelf abstracte vaagheden permitteren, slechts een kwestie van de arbeider “het volledige product van zijn arbeid” te geven; het is een kwestie van de verhoudingen … in fabrieken, dorpen, winkels, in de productie en in de distributie van voorraden een volledig nieuwe vorm te geven. Alle verbanden tussen individuele personen en grote bevolkingscentra moeten opnieuw gecreëerd worden, vanaf de eerste dag, vanaf het eerste moment dat men de bestaande commerciële organisatie verandert. – Peter Kropotkin (15).

De participerende economie voorziet een heel andere economie met nieuwe institutionele regelingen. In plaats van privé-bezit van kapitaal is er sociaal eigenaarschap van de productiemiddelen, wat betekent dat er geen eigenaren zijn of dat iedereen eigenaar is van de productiemiddelen; eigenaarschap genereert dus geen verschillen in inkomen of macht zoals bij het kapitalisme. Bij allocatie hoort een andere reeks institutionele regelingen; in plaats van markten heeft men een systeem van democratische of participerende planning. Consumentenraden stellen consumptieplannen op, arbeidersraden stellen plannen op voor de werkplek, en ondersteunende raden (administratieve instituten) trachten de plannen te verfijnen en hen met elkaar in overeenstemming te brengen. Iedereen neemt hieraan deel, iedereen helpt bij het nemen van beslissingen. In de participerende economie komen een paar nieuwe elementen voor die ik kort zal noemen. Allereerst heeft de participerende economie democratische arbeiders- en consumentenraden. Ten tweede is het concept van evenwichtige taakverdelingen een kenmerk van dit systeem. Ten derde wordt beloning van arbeid vastgesteld aan de hand van de verrichtingen van een persoon, en die worden beoordeeld door zijn collega-arbeiders. En ten vierde is participerende planning het allocatiemechanisme dat de plaats inneemt van centrale planning en markten.

Arbeiders worden georganiseerd in arbeidersraden. Dit is de eerste stap op weg naar het creëren van niet-hiërarchisch en waardig werk. Alle werkplekken staan onder toezicht van deze arbeidersraden. Albert en Hahnel erkennen dat democratische raden op zich deelname niet genoeg bevorderen, omdat arbeiders door het uitvoeren van bepaalde soorten arbeid mondig en assertief worden, wat weer niet geldt voor andere soorten arbeid. Arbeiders die deze laatste soort arbeid verrichten, zouden dan in een raad zitting nemen (of niet) zonder de informatie, bekwaamheid en energie die nodig is om er op een zinvolle manier aan deel te nemen. Om dit probleem op te lossen, stellen Albert en Hahnel voor evenwichtige taakverdelingen te introduceren, en ik vind dit hun meest waardevolle en originele theoretische bijdrage.

Een baan is een bepaalde combinatie van taken; ons huidige systeem kent bepaalde banen van het type waar je niet bij na hoeft te denken, en andere die meer voldoening geven.Banen zijn heel hiërarchisch georganiseerd. Als men daar dus een arbeidersraad opzet, zal dat tot machtsverschillen leiden. Neem nu bij voorbeeld iemand die de hele dag alleen maar de vloer heeft aangeveegd, en een ander die de hele dag bezig is geweest met vergaderen, nadenken en het nemen van beslissingen. Deze laatste heeft veel meer informatie dan de eerste. Wanneer deze twee mensen in een raad zitting nemen zal een van hen op een ander niveau aan de besprekingen en dergelijke kunnen deelnemen, waardoor een kennismonopolie wordt gecreëerd. Daarom is het dan ook noodzakelijk banen in stukjes te breken, zodat zij meer egalitair worden. Dit is wat een evenwichtige taakverdeling is – een herstructurering van de taken die uitgevoerd moeten worden, zodat er niet meer één persoon is die de zaak runt terwijl een ander hem alleen maar aanveegt, maar dat taken gecombineerd en evenwichtig verdeeld worden zodat elke baan in gelijke mate saai en voldoeninggevend is, en dat de verschillende soorten taken eerlijk over de arbeiders verdeeld worden. Dit concept van evenwichtige taakverdeling staat centraal bij het creëren van een meer egalitaire wereld waar mensen mondig en assertief zijn en controle hebben over hun eigen leven – een maatschappij waarin er meesters noch slaven zijn.

Nadat de mensen in hun primaire behoeften voorzien zijn, worden de arbeiders betaald op basis van hun verrichtingen, en die worden beoordeeld door hun collega-arbeiders. Met dit beloningssysteem worden in de participerende economie motivatieproblemen aangepakt. De ‘betaling’ of ‘inzetbepaling’ houdt in dat de arbeider een bepaalde hoeveelheid consumptiegoederen ontvangt bovenop zijn of haar primaire behoeften. Net als arbeiders zijn consumenten georganiseerd in raden op verschillende niveaus, namelijk buurten, dorpen of steden, landen, regio’s etc. Individuele consumenten kunnen op bepaalde verkooppunten verschillende soorten goederen kopen. Deze goederen worden verdeeld over de verkooppunten via een proces van participerende planning.

Participerende planning houdt in dat zowel arbeiders- als consumentenraden direct deelnemen aan het formuleren van een plan. De arbeiders- en consumentenraden leggen hun acties voor en herzien deze, voordat ze geïntroduceerd worden. De “indicatieve prijzen” die in het planningsproces worden vastgesteld, worden als communicatief instrument gebruikt om de totale maatschappelijke kosten en baten van input en output te begroten. Indicatieve prijzen zijn slechts een kwantitatieve maatstaf voor maatschappelijke kosten ter aanvulling van kwalitatieve maatstaven van de maatschappelijke kosten van een product. Dit is een zich herhalend en doorlopend proces waarin elke deelnemer en elk niveau zijn eigen plannen voorlegt.

Het proces begint bij de arbeiders- en consumentenraden. De arbeidersraden formuleren een productieplan en leggen dit voor aan een federatie van raden en uiteindelijk aan een intermediaire commissie. De raad vraagt om een bepaalde input en legt een plan voor output voor. Regionale en industriële federaties verzamelen voorstellen en houden in de gaten of er een overmatige vraag of overmatig aanbod is.

Op een zelfde manier leggen individuele mensen en huishoudens voorstellen voor de consumptie van particuliere goederen voor aan de buurtraden. De buurtraden leggen op hun beurt de plannen voor collectieve en particuliere goederen voor aan een federatie van raden, voordat het ten slotte naar de intermediaire commissie gaat.

De intermediaire commissie verzamelt alle plannen en doet voorstellen voor het herzien van de plannen door prijzen te wijzigen. De plannen gaan dan ter herziening terug naar de raden, en dit onderhandelen wordt verschillende keren herhaald. Dit gebeurt elk jaar, maar tegelijkertijd is dit proces wel zo flexibel dat de plannen up-to-date gemaakt kunnen worden als er zaken veranderen.

Dit is een heel korte beschrijving van de participerende economie; het is onmogelijk recht te doen aan de gedetailleerde en complexe beschrijvingen in het boek van Albert en Hahnel (16).
Hieronder volgt nu een bespreking van drie boeken van Michael Albert.

Thinking Forward: Learning to Conceptualize Economic Vision (1997)

Het decadente internationale maar individualistische kapitalisme… is geen succes. Niets eraan is intelligent, of mooi, of rechtvaardig, of effectief – en het heeft niet het beloofde effect. Kortom, wij hebben er een hekel aan en beginnen het te verachten. Maar de vraag wat er dan voor in de plaats moet komen, brengt ons volkomen van ons stuk. – John Maynard Keynes (17)

Net als in Looking Forward (1991) en The Political Economy of Participatory Economics (1991) van Albert en Hahnel wordt in Thinking Forward van Albert de participerende economie gedetailleerd beschreven, maar het boek is heel anders van opzet. Het is opgedeeld in tien hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt de noodzaak van het hebben van een visie besproken en volgt er een beschrijving van wat een economie is en wat de zes fundamentele waarden zijn die in een economie gecultiveerd moeten worden. In hoofdstuk 2 evalueert Albert de bestaande opties met betrekking tot visie. In de daarop volgende hoofdstukken bespreekt hij de waarden die betrekking hebben op productie, consumptie en allocatie. Met deze waarden als basis bepleit Albert vervolgens de fundamentele instituties waarop een participerende economie is gebouwd. In het laatste deel van het boek wordt de participerende economie geëvalueerd en wordt er gereageerd op kritieken van anderen.

Wat uniek is aan het boek, is niet alleen dat het zo toegankelijk is, maar ook de manier waarop ieder hoofdstuk is opgebouwd. Dit boek laat zich niet lezen zoals de meeste boeken. In het eerste deel van elk hoofdstuk daagt Albert de lezer uit om zelf na te denken, door eerst bepaalde concepten te beschrijven en vervolgens enkele tamelijk moeilijke vragen te stellen. Aan het eind van elk hoofdstuk bespreekt hij zijn antwoorden op de vragen. Dit zet de lezer bij het lezen van het boek voortdurend aan tot denken en vragen stellen. Het zorgt ervoor dat de lezer een stap terug doet wanneer een vraag gesteld wordt, nadenkt, met de concepten worstelt en dan de vraag in zijn of haar eigen woorden beantwoordt. In het laatste deel van een hoofdstuk kan de lezer dan Alberts antwoorden lezen. Deze opzet is zeer leerzaam en helpt de lezer deze economische visie te begrijpen op een nieuw niveau. De unieke manier waarop dit boek is opgebouwd helpt mensen inzicht te krijgen in de fundamentele instituties van onze economie, in hoe participerende economie verschilt van het huidige model en hoe het werkt. Het zet ook aan tot onderzoeken hoe deze methode op andere gebieden toegepast kan worden om andere visies te creëren, of om deze visie aan te passen.

Voor wie niet bekend is met de participerende economie is Thinking Forward een uitstekend boek om mee te beginnen. Voor lezers die geïnteresseerd zijn in de discussie die de visie van Albert en Hahnel heeft doen oplaaien zijn de laatste vijfenveertig pagina’s van het boek interessant: daar vindt men samenvattingen van kritieken die geuit zijn op de participerende economie, uitleg hiervan en antwoorden hierop. Deze discussies zijn erg interessant en omvatten een breed spectrum aan standpunten, waaronder die van activisten en academici (18). Sommige van deze discussies worden aangegaan met voorstanders van andere democratisch geplande economische visies, zoals Pat Devine, of met voorstanders van een marktsocialistische visie, zoals Thomas Weisskopf. Wetenschappers die zich vroeger bezighielden met vergelijkende economische systemen bestudeerden de Sovjet-Unie tijdens de Koude Oorlog; tegenwoordig concentreren links denkende economen die over alternatieve economische systemen schrijven zich echter op discussies tussen marktsocialisme en participerende economie. Het laatste hoofdstuk van Thinking Forward past precies in deze kameraadschappelijke maar belangrijke woordenstrijd.

Moving Forward: Program For a Participatory Economy (2001)

De eeltige handen van land- en fabrieksarbeiders moeten zich ineenvouwen in een broederlijk saluut, want wij arbeiders zijn waarlijk onoverwinnelijk; wij zijn de kracht en wij zijn het recht. Wij zijn de toekomst. – Emiliano Zapata

Albert schreef dit programma direct na de antiglobaliseringsprotesten in Seattle en Washington, D.C. Hij wilde hiermee een nieuw opkomende beweging aanspreken en aan de orde stellen hoe zij zich verder zou moeten ontwikkelen. “Grote maatschappelijke bewegingen hebben lange-termijndoelen nodig als het gaat om inspiratie en begeleiding, en korte-termijnprogrammas als het gaat om directe oriëntering en hun agenda”, schrijft Albert (19). “In dit boek staan voorstellen voor de participerende economie als economische lange-termijnvisie en een alternatief voor het kapitalisme, en er wordt een programma beschreven dat gevolgd kan worden om dat doel te bereiken.

Het boek, dat verdeeld is in zeventien hoofdstukken, bestaat uit zes hoofddelen: een deel over eerlijke beloning, over zelfbestuur, waardige arbeid, participerende allocatie, economie en maatschappij, en het programma van de participerende economie. In elk deel wordt een uiteenzetting gegeven van de lange-termijndoelen en een korte-termijnprogramma als ook een hypothetische discussie tussen een voorstander en een criticus van de participerende economie.

In het eerste deel stelt Albert bij voorbeeld dat in een goede economie alleen inspanning en opoffering beloond moeten worden, in plaats van winst, macht of productie. In een programma waarin ook maar enkele van de zes fundamentele waarden van de participerende economie hoog worden gehouden, moet de strijd voor hogere lonen gesteund worden, positieve discriminatie van vrouwen en minderheden bevorderd en belasting op winst, bezit, rijkdom en inkomen verhoogd. Albert vindt dat wij voor deze hervormingen op een niet-reformistische manier moeten strijden (20). In zijn boek pleit hij er voortdurend voor dat activisten moeten streven naar en strijden voor incrementele verandering en dat een aaneenschakeling van incrementele veranderingen uiteindelijk een radicale verandering teweeg zal brengen, zolang wij maar een visie voor een betere wereld in gedachten hebben. Hoewel ik fundamenteel van mening verschil over de rol van revolutionairen bij het tot stand brengen van maatschappelijke transformaties (21), denk ik dat door de ideeën van Albert ons inzicht wordt verschaft in bewegingen van grote groepen mensen en hoe wij hiermee kunnen werken. Ik zet mijn activisme grotendeels in voor het strijden voor kleine hervormingen; de strategie van Albert beschouw ik als een soort non-strategie, een strategie van “alle hens aan dek”. Een groot deel van het programma van Albert is eigenlijk geen programma, en hij concentreert zich niet strategisch op het transformeren van deze wereld tot een vrije maatschappij. Ploeter maar gewoon door in de dingen die je aan het doen bent, we hebben alleen meer mensen nodig voor dat ploeteren, stelt hij. Albert vindt dat de beweging(en) moet(en) groeien en krachtiger moet(en) worden. Welke taak hebben de revolutionairen hierin? Is het dezelfde taak als die van de liberalen, afgezien van het feit dat de revolutionairen deze hervorming willen gebruiken om door middel van bewustzijnsvorming de grondbeginselen van deze maatschappij fundamenteel te veranderen? Een groot deel van het programma voor de participerende economie dat Albert in overweging geeft, valt binnen dit raamwerk.

Parecon: Life After Capitalism (2003)

Het is noodzakelijk om, stoutmoedig en gewetensvol, de beschaafde wereld te redden. Wij moeten het verval dat de wortels van onze maatschappij aantast en corrumpeert een halt toeroepen. De kale, onvruchtbare boom kan weer groen gemaakt worden. Zijn we er niet klaar voor? – Antonio Gramsci

Parecon is het meest recente boek van Albert. Het is veel langer en uitgebreider dan zijn eerdere publicaties. Het boek is verdeeld in vier delen en 26 hoofdstukken en telt meer dan 300 bladzijden. In een groot deel van het boek wordt materiaal behandeld dat in zijn basisvorm in eerder werk van Albert en Hahnel al aan de orde is geweest. In deel I worden waarden en instituties behandeld. In deel II worden de instituties en het functioneren van de economische visie beschreven. In deel III wordt een voorbeeld gegeven van hoe het dagelijkse leven van mensen eruit zou zien onder de participerende economie, die hun abstracte visie verrijkt. Met Parecon wordt niet veel nieuw materiaal of perspectief toegevoegd aan de al eerder ontwikkelde visie, hoewel er wel een aantal nieuwe kritieken aan de orde komt. Het is echter zeker prettig dat er een opgeschoonde versie is van het boek dat een nieuw publiek zal bereiken.

In Parecon wordt op een prettige manier gereageerd op kritieken. Hoewel de meeste critici zich afvragen of men in de participerende economie in staat zal zijn bepaalde praktische taken uit te voeren, hebben slechts weinigen kritiek op de zes fundamentele waarden. De visie van Albert en Hahnel komt in belangrijke mate voort uit de micro-economie, het bestuderen van individueel gedrag. Ik heb niet veel op met hun efficiëntiecriteria, maar progressieve denkers hoeven zich daarover naar mijn mening niet druk te maken: het is niet een waarde die in een goede maatschappij thuishoort. Het concept komt voort uit de utilitaristische traditie, een traditie waaraan, naar ik verwacht, maar weinig lezers van deze boekbespreking waarde zullen hechten. Efficiëntie verwijst in wezen naar het idee dat een analyse de netto balans kan of zou moeten bepalen tussen alle positieve en negatieve gevolgen van een economische handeling. Als er bij voorbeeld een kosten-batenanalyse wordt uitgevoerd, worden alle baten bij elkaar opgeteld, en alle kosten worden erafgetrokken. Als de baten zwaarder wegen dan de kosten is de economische uitkomst efficiënt en moet de handeling uitgevoerd worden. Zoals u zich kunt voorstellen, veroorzaakt dit enorme problemen. Kun je alle gevolgen vaststellen en meten? Aan wie komt het ten goede? Kunnen alle kosten en baten zomaar opgeteld worden? Wie bekend is met het utilitarisme zal een duidelijk verband hiermee zien. Deze liberale filosofische traditie brengt zeker geen anarchisten voort, dus waarom zouden wij ons bezig houden met hun visies op de wereld? (22)

Michael Albert mag een zeer productief persoon zijn, duidelijk en toegankelijk, maar zijn schrijfstijl is niet altijd van hoog niveau. Wie hem heeft zien praten, zal merken dat zijn boeken geschreven zijn alsof hij tegen je praat. In Parecon is dit van alle boeken die hier besproken zijn het minst het geval, en het is dan ook van deze boeken het meest prettig wat schrijfstijl betreft.

Participerende Economie geeft een heel rijk beeld van hoe een betere wereld eruit kan zien. Sommige mensen stellen dat kapitalisme misschien niet geweldig is, maar wel het beste dat we hebben; wat wij dus moeten doen, is het kapitalisme verbeteren en het draaglijker maken. De boeken van Albert halen dit argument onderuit. Activisten, organisatoren en agitatoren hebben vaak moeite te beschrijven in wat voor soort wereld we zouden willen leven; hoe zou een wereld zonder politie en gevangenissen eruit zien? En hoe zou een wereld zonder privé-eigendom eruit zien? Hoe zou een wereld zonder patriarchaat eruit zien? Het is natuurlijk bij veel van deze vragen onmogelijk er een goed antwoord op te geven, maar Albert en Hahnel hebben in belangrijke mate bijgedragen aan het creëren van een beeld van hoe een alternatief voor het kapitalisme er mogelijk uitziet en hoe het werkt. Ik hoop dat deze boeken, wat voor zwakke plekken er ook in mogen zitten, door een breed publiek gelezen zullen worden en aanleiding zullen zijn tot nog veel meer overpeinzingen, besprekingen, discussies en visies.

Referenties
1) Geciteerd in Michael Albert en Robin Hahnel, The Political Economy of Participatory Economics. Princeton: Princeton University Press, 1991.
2) Rudolf Rocker, Anarchism and Anarcho-Syndicalism. London: Freedom Press, 1988.
3) Zie de officiele website: http:/www.mondragon.mcc.cs/. In We Build the Road as We Travel stelt Roy Morrison dat Mondragon de Derde Weg is en een haalbaar alternatief voor zowel kapitalisme als staatssocialisme. Voor een anarcho-syndicalistische kritiek, zie Libertarian Labor Review, 19. Voor een zeer uitgebreide antropologische studie en kritiek, zie Sharon Kasmir, The Myth of Mondragon. Albany: State University of New York Press, 1996.
4) Zie Richard Evanoff, Social Anarchism 26, 1998, http://library.nothingness.org/articles/SA/en/display/248.
5) Ursula LeGuin, The Dispossessed. New York: Harper & Row, 1974. Zie ook Marge Piercy, Woman on the Edge of Time. New York: Knopf, 1976.
6) Zie bij voorbeeld “The Sad Conceit of Participatory Economics”, Northeastern Anarchist 8.
7) Michael Albert, Moving Forward: Program for a Participatory Economy, 10. Oakland: AK Press, 2001.
8) Alle citaten van Kropotkin komen uit Emile Pataud en Emile Pouget, How We Shall Bring About the Revolution: Syndicalism and the Cooperative Commonwealth, xxxi-xxxvii. London: Pluto Press, 1990.
9) Michael Albert en Robin Hahnel, Unorthodox Marxism: An Essay on Capitalism, Socialism and Revolution, 314. Boston: South End Press, 1978.
10) Science and Society 66, voorjaar 2002, 27.
11) Deze waarden worden goed uitgelegd in veel van hun boeken. De meest gedetailleerde uitleg treft u aan in hoofdstuk 2 van Robin Hahnel, The ABCs of Political Economy: A Modern Approach. London: Pluto Press, 2002. Voor meer informatie over ecologische economie en natuurlijk kapitaal, zie bij voorbeeld het werk van Herman Daly, in het bijzonder Steady-State Economics.
12) Carol Heim, “Capitalism”, Working Paper 41, 2002, van het Political Economy Research Institute, http://www.umass.edu/peri/pdfs/WP41.pdf. Dit is een uitstekend artikel dat het kapitalisme en zijn historische evolutie in het kort beschrijft.
13) Michael Albert en Robin Hahnel, Looking Forward: Participatory Economics for the Twenty-First Century, 46. Cambridge: South End Press, 1991.
14) Voor een uitstekende kritiek op de markten, zie Sam Bowles, “What Markets Can – and Cannot – Do”, Challenge, July-August 1991.
15) Geciteerd in Albert en Hahnel, Looking Forward, 46.
16) Voor een abstracte en meer academische presentatie van hun model, zie Michael Albert en Robin Hahnel, The Political Economy of Participatory Economics. Princeton: Princeton University Press, 1991. Voor een minder academische en meer gedetailleerde beschrijving van participerende economie, zie Albert en Hahnel, Looking Forward: Participatory Economics for the Twenty-First Century. Cambridge: South End Press, 1991. Dit laatste boek is verkrijgbaar via http://www.parecon.org.
17) Geciteerd in Albert, Thinking Forward, 11. Keynes was beslist geen revolutionair en leverde in zijn tijd kritiek op het kapitalisme met als doel dit af te zwakken om zo een revolutie te voorkomen.
18) Bent u geinteresseerd in deze debatten, zie dan Michael Albert, Parecon: Life After Capitalism, New York: Verso, 2003; Science and Society, voorjaar 2002, en Review of Radical Political Economics, najaar en winter 1992.
19) Albert, Moving Forward, 1.
20) Albert schrijft ook over zijn strategie in The Trajectory of Change: Activist Strategies for Social Transformation. Cambridge: South End Press, 2002. In de twee boeken wordt dezelfde fundamentele strategie beschreven. Een boekbespreking van The Trajectory of Change van de hand van Uri Gordon vindt u in “Chasing the Tornado”, The New Formulation, 2, nr. 1, februari 2003. Hoewel ik het met veel van de kritiek van Gordon zeker niet eens ben, ben ik van mening dat zijn kritiek op de essentie van de niet-reformistische hervormingsstrategie van Albert zeer terecht is.
21) Zie mijn boekbespreking van de boeken van Noel Ignatiev in deze editie van The New Formulation.
22) Zie voor een kritische analyse van efficiëntie “Efficiency: Whose Efficiency?” van Rick Wolff in Post-Autistic Economics Review, nr. 16, oktober 2002, http://www.parecon.net.

Institute for Anarchist Studies
Het Institute for Anarchist Studies is een stichting zonder winstbejag die is opgericht om de ontwikkeling van het anarchisme te ondersteunen. De voornaamste taak van het IAS is het verlenen van subsidies aan radicale schrijvers. Het IAS kent elk jaar USD 8,000 aan subsidies toe aan schrijvers die kritisch-wetenschappelijk onderzoek bezig zijn op het gebied van maatschappelijke overheersing en het ontwikkelen van een visie op het reconstrueren van een vrije maatschappij. Tot op heden hebben wij meer dan veertig projecten gefinancierd van schrijvers uit landen over de hele wereld, waaronder Argentinië, Canada, Chili, Ierland, Nigeria, Duitsland, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten.

73 Canterbury,
D.D.O., Quebec, Canada, H9B 2G5

www.anarchist-studies.org

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Geert Dhondt.)