Ga naar de inhoud

Scepsis over kwijtschelding schulden arme landen

Begin juni brachten de ministers van Financiën van de G8 het nieuws naar buiten dat achttien arme landen een volledige kwijtschelding van schulden tegemoet kunnen zien. Eindelijk lijkt te gebeuren wat jarenlang door diezelfde G8 voor onmogelijk werd gehouden. Maar volgens Wiert Wiertsema schiet de maatregel ernstig tekort.

4 min leestijd
Placeholder image

Dit stuk is verschenen in tijdschrift Ravage.

In veel media werd de afgelopen weken in navolging van de Britse minister van Financiën Gordon Brown van een historische doorbraak gesproken. De genoemde achttien arme landen zijn zeker blij met het ‘schone’ schip dat hen dan eindelijk wordt beloofd. Ook leidt het geen twijfel dat deze aankondiging er nooit was gekomen zonder de politieke druk van wereldwijde schuldencampagnes. Maar de voorgestelde maatregel schiet op allerlei punten tekort.
Allereerst zijn er naast de verkozen achttien landen – Benin, Bolivia, Burkina Faso, Ethiopië, Ghana, Guyana, Honduras, Madagaskar, Mali, Mauritanië, Mozambique, Nicaragua, Niger, Oeganda, Rwanda, Senegal, Tanzania en Zambia – veel meer arme landen die echter van de regeling worden uitgesloten. Daarnaast is het maar zeer de vraag of de betrokken landen voldoende instrumenten in handen krijgen om niet binnen de kortste keren opnieuw met onbetaalbare buitenlandse schulden opgescheept te zitten.
Verder onderkent de nu voorgestelde kwijtschelding de verantwoordelijkheid van de schuldeisers voor de ontstane situatie niet. Zij die geld uitleenden, en aan de rente steeds maar weer verdienden, blijven buiten schot. Tot slot worden niet alle schulden daadwerkelijk kwijtgescholden.

HIPC

Wat de achttien uitverkoren landen verbindt is dat ze allemaal het zogenoemde ‘Heavily Indebted Poor Countries’ (HIPC) initiatief hebben doorlopen. Dit is een initiatief van de Wereldbank en het IMF dat in 1999 in herziene vorm als dé oplossing voor de schuldenproblematiek werd gepresenteerd. Via HIPC wordt aan de allerarmste landen hulp geboden bij het geleidelijk saneren van de schulden, op voorwaarde van ‘goed’ bestuur.
Die voorwaarde houdt in dat er flink geprivatiseerd moet worden, en dat de lokale markten zover mogelijk open worden gesteld voor buitenlandse handelaars en investeerders. Volgens het boekje moeten betrokken landen aan het eind van de HIPC-rit een duurzame schuld overhouden, dat wil zeggen een schuld die niet meer bedraagt dan 150 procent van de jaarlijkse export inkomsten. Zo’n schuld wordt acceptabel geacht en niet meer kwijtgescholden.
De nu aangekondigde schuldenkwijtschelding is in ieder geval een erkenning dat HIPC niet de gewenste resultaten oplevert. Maar het initiatief wordt niet afgeschaft. Integendeel, de voorwaarden van HIPC blijven gehandhaafd. Als andere landen ook voor schuldenkwijtschelding in aanmerking willen komen, zo is de achterliggende boodschap van het G8 besluit, dan moeten ze voortmaken met het openstellen van hun markten en het privatiseren van de publieke sector.

Bolivia

Wat dat betekent is de afgelopen weken in Bolivia, één van de achttien landen, duidelijk geworden. De bevolking verliest alle controle over de natuurlijke hulpbronnen waarvan men afhankelijk is, en gaandeweg verliest de lokale overheid de greep op de economie. In een geliberaliseerde economie kunnen overheden niet meer bepalen welke leningen wel, en welke niet verantwoord zijn. Het risico dat er snel nieuwe schulden worden opgebouwd, en we daarmee terug zijn bij af, is levensgroot.

Daarbij is het goed te bedenken dat zeker niet alle schulden door het G8 besluit worden gedekt. Er bestaan in totaal maar liefst negentien verschillende multilaterale instellingen die schulden in ontwikkelingslanden hebben gemaakt. Alleen die van de Wereldbank, het IMF en de Inter-Afrikaanse Ontwikkelingsbank worden nu voor kwijtschelding voorgedragen.
Schulden van Nicaragua of Guyana bij de Caribische Ontwikkelingsbank komen bijvoorbeeld niet voor kwijtschelding in aanmerking. Ook de exportkredietschulden die voortkomen uit overheidsgaranties voor exporten en investeringen van bedrijven uit rijke landen naar het Zuiden zijn van deze regeling uitgesloten.

Gelijkwaardigheid

Vanuit het Zuiden wordt bij herhaling naar voren gebracht dat de schuldenproblematiek alleen maar door gelijkwaardige samenwerking van schuldenlanden met hun schuldeisers mogelijk is. Men is het zat om steeds maar weer via de Wereldbank en het IMF uitgelegd te krijgen wat men moet doen om armoede te bestrijden.
Bovendien vált niet uit te leggen waarom Irak vorig jaar in één dag een schuldenkwijtschelding ter waarde van 30 miljard dollar kon krijgen, terwijl het G8 besluit de meeste landen slechts een fractie daarvan over een veel langere periode oplevert. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de scepsis aangaande het G8 besluit overheerst en men onvoorwaardelijke kwijtschelding van alle schulden blijft eisen.
Het besluit van de G8 is formeel nog niet definitief. In september moeten de aandeelhouders van de Wereldbank, het IMF en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank hieraan nog hun goedkeuring geven. Misschien dat bij die gelegenheid de eis van onvoorwaardelijke kwijtschelding van alle schulden nog maar eens luid en duidelijk moet klinken.

Wiertsema is werkzaam bij de niet gouvernementele organisatie Both Ends op het thema internationale kapitaalstromen. In die hoedanigheid is hij betrokken bij Jubilee Nederland, een coalitie van organisaties die via een wereldwijde campagne een streep door de schulden van alle arme landen nastreeft.
Websites: www.jubileenederland.nl en www.bothends.org

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Wiert Wiertsema.)