Ga naar de inhoud

WTO . ZIP nr. 43

Nr. 43 van 19 februari 2004 staat weer bol van de nieuwtjes die u nergens anders (in het Nederlandse taalgebied) leest…

44 min leestijd
Placeholder image

INHOUD:

A) Rectificatie

B) Impasse WTO niet doorbroken;
NGO’s zetten in op steun G20 en arme boeren

De Algemene Raadsvergadering van de WTO van 11 en 12 februari leverde niet veel concreets op. De meeste WTO-organen kunnen weliswaar aan de slag met nieuwe voorzitters maar de impasse in de Doha Ronde blijft bestaan. VS en EU startten een nieuw offensief tegen de G20, en NGO’s ontwierpen strategieën voor meer invloed in de WTO.

C) Pokeren om suiker; Naar een ander Europees suikerbeleid
(Kader: Stellingname van Actionaid, Oxfam en Cafod)
(door Chris Peeters [1])

Europa is na Brazilië de grootste exporteur van suiker – dankzij reusachtige prijs- en exportsubsidies. Het huidige Europese suikerbeleid loopt op 30 juni 2006 af en de Europese Commissie presenteerde drie opties voor de herziening ervan. Wordt het free trade of managed trade? Een overzicht.

D) PPP’s – S.O.S.?
Public Private Partnerships nader bekeken

Voor een (nog) grotere rol van het bedrijfsleven in de Nederlandse ontwikkelingshulp heeft minister Van Ardenne een offensief rond Public Private Partnerships gestart. Wat dat eigenlijk zijn en kunnen of moeten opleveren, blijft een half open vraag. Ervaringen van Europese buren laten zien dat ze PPP’s in ontwikkelingssamenwerking beter met argusogen kunnen worden bekeken.

E) GATS – hoe staat het er voor?
Update van dienstenakkoord van de WTO

Door het mislukken van de Ministeriële Conferentie van de WTO in Cancún heeft er geen volledige GATS-onderhandelingssessie meer plaatsgevonden en zijn de onderhandelingen over markttoegang zijn feitelijk tot stilstand gekomen. Toch moeten maatschappelijke organisaties op hun hoede blijven.

F) GATS- en investeringsafspraken beperken beleidsruimte van overheden
Onderzoek naar duurzame ontwikkeling in de elektriciteitssector

Het World Resources Institute liet de haalbaarheid van sociale en milieudoelstellingen in de elektriciteitssector in een zestal staten onderzoeken. Wat is het effect van de huidige WTO-voorstellen voor nieuwe GATS-regels en een multilateraal investeringsregiem voor overheidsbeleid gericht op duurzame ontwikkeling?

G) Telecom-maatregelen VS gaan in tegen liberaliseringsopzet GATS
VS koerst af op WTO-regel voor privatisering staatsbedrijven

Volgens het ‘2003 Report on US Barriers to Trade and Investment’ van de Europese Unie probeert de VS haar telecommunicatiemarkt af te schermen en buitenlandse staatsbedrijven van haar interne markt uit te sluiten.

H) Voor een rechtvaardig, duurzaam en ondersteunend Europees landbouwbeleid!
Voorstellen boerenorganisatie bij hervatting van WTO-onderhandelingsronde

De Coordination Paysanne Européenne wil een bijdrage leveren aan de voortgang van de WTO-onderhandelingen en bepleit een ander Europees landbouwbeleid.

I) EPA-onderhandelingen rampzalig voor ACP-staten
Sluiproute EU om Singapore Issues veilig te stellen

De EU probeert via de zogenaamde EPA-onderhandelingen de eigen afzetmogelijkheden te vergroten en afspraken door te drukken die in de WTO-onderhandelingen afgeketst zijn. NGO’s waarschuwen voor de economische en sociale gevolgen voor arme staten. Volgens hen moeten onderhandelingen tussen ACP en EU op een andere leest geschoeid worden.

J) Getouwtrek over UNCTAD-mandaat
Rijke staten vs. Civil Society en G77/China

De machtigste handelsnaties hebben de aanval ingezet op de UNCTAD. Ze willen in juni het mandaat van de VN-organisatie sterk inperken vanwege haar ondersteuning aan ontwikkelingsstaten bij de Doha Onderhandelingen. G77/China en niet-gouvernmentele organisaties zetten zich schrap…


A) Rectificatie

In WTO.ZIP-Agenda nummer 8 van 2 februari j.l. is ten onrechte gesuggereerd dat de website http://www.esf2004.net de officiële site voor het Europees Sociaal Forum 2004 in Londen is. Genoemde website is echter opgezet als forum voor de critici van het voorbereidingsproces voor het ESF 2004.

Uit de ‘about’-pagina het volgende:
“ESF2004.net is een geheel onafhankelijke website met als doel:
* het naar voren brengen van informatie, gedachten en ideeën over het ESF;
* het ESF2004 zo democratisch, open en successvol mogelijk te helpen maken;
* het ondersteunen van netwerken en de uitwisseling tussen groepen en
individuen die van plan zijn deel te nemen aan het ESF2004.

Voor de diskussie over de organisatiewijze van het ESF:
Zie http://www.esf2004.net/index.php?option=com_simpleboard
&Itemid=25&func=view&id=28&catid=2>

(Met dank aan Erik Wesselius)

B) Impasse WTO niet doorbroken
NGO’s zetten in op steun G20 en arme boeren
(door Rob Bleijerveld)

De Algemene Raadsvergadering van de WTO van 11 en 12 februari heeft niet veel meer concreets opgeleverd dan een (onvolledige) lijst van kandidaten voor het voorzitterschap van WTO-organen. De meeste raden, commissies en werkgroepen kunnen nu weer van start, maar de WTO zit nog steeds in een impasse over hoe voortgang te boeken in de Doha Ronde. VS en EU zijn een nieuw offensief gestart om nieuwkomer G20 te verzwakken, en NGO’s beraden zich over strategieën om meer invloed te krijgen op de WTO.

Singapore Issues: niet levend, niet dood

Tijdens de eerste dag van de Algemene Raadsvergadering op 11 en 12 februari werden de ambassadeurs van de lidstaten het eens over een kandidatenlijst voor het voorzitterschap van de meeste WTO-raden, werkgroepen, committees en onderhandelingsorganen [1]. Kandidaten voor de werkgroepen die gaan over drie van de vier Singapore Issues werden echter niet aangewezen. Aftredend voorzitter van de Algemene Raad, del Castillo, zei dat er bewust geen kandidaten voorgedragen zijn voor de werkgroepen waar Direkte Buitenlandse Investeringen, Concurrentiebeleid en Transparantie van Overheidsaanbestedingen onder vallen. Dit om “complicaties” [2] te voorkomen bij de selectie van de andere kandidaten. Het werkprogramma van de drie werkgroepen ligt dus voorlopig stil.

Hoewel al eerder aangevoerd is dat het mislukken van de top in Cancún het einde betekende van het mandaat [3] van het Committee on Trade in Goods (CTG)[4] over Handelsfacilitatie, en van bovengenoemde werkgroepen, ging de WTO-leiding na september door met het pushen van de vier controversiële onderwerpen. Op dit moment doet zich de vreemde situatie voor dat niet formeel uitgesproken is dat de mandaten verlopen zijn, noch dat er kandidaten gesteld zijn voor drie werkgroepen voor Singapore Issues. WTO-leiding, VS, EU en Japan geven hun pogingen om de Singapore Issues alsnog terug te zetten op de WTO-agenda niet op.

Besluit over zesde ministersconferentie vooruitgeschoven

Er werd geen overeenstemming bereikt over een datum voor de zesde ministerstop. Een aantal lidstaten is pas bereid te praten over een nieuwe top wanneer er voldoende concrete vooruitgang is geboekt in de voorbereiding voor de onderhandelingen. Anderen, zoals de VS en de EU, beargumenteren juist dat een vroegtijdige top een stimulans vormt om snel die vooruitgang te boeken. Het besluit over een datum is vooruitgeschoven naar medio dit jaar.
Kandidaat gastheer Hong Kong lijkt daarmee af te vallen wat 2004 betreft, want vanwege de noodzakelijke voorbereidingen kan China niet wachten op een WTO-besluit na half februari. Misschien blijft daarmee Oman als enige kandidaat over voor een top in 2004, maar hoe reëel dat is, zal in mei blijken tijdens de volgende Algemene Raadsvergadering.

In januari drongen zowel handelsminister Zoellick van de VS als Commissaris Lamy van de EU bij de overige WTO-lidstaten aan om in te stemmen met het voorstel om nog dit jaar de zesde top te laten plaatsvinden. Lamy prefereert een tijdstip halverwege dit jaar en Zoellick aan het eind van 2004. Volgens waarnemers willen Lamy en Zoellick graag nog een ‘succesvolle’ WTO-top op hun CV kunnen bijschrijven alvorens hun carrières te beëindigen.

Strategie van VS en EU voor vervolg Doha Ronde

Volgens Alexandra Strickner van TIP/IATP [5] lijkt het erop dat de VS en de EU sinds het begin van dit jaar nieuwe taktieken aanwenden om hetzelfde doel te bereiken als na de mislukking van Cancún, namelijk het uiteendrijven van de G20-staten en het opdringen van hun voorstellen voor landbouw aan alle WTO-lidstaten.

Ondanks de grote druk die beide machtsblokken vorig jaar uitoefenden op de G20 bleef die groep redelijk intact en strijdbaar. In een brief aan de WTO-lidstaten zette de Amerikaanse handelsminister Zoellick op 12 januari [6] [7] de toon voor een nieuw offensief. Hij drong aan op hervatting van de Doha-besprekingen en zei dat VS zich zal inzetten voor een sucesvolle afsluiting daarvan [8]. Hij zei begrip te hebben voor de ontwikkelingsstaten en suggereerde een splitsing tussen de VS en de EU op het gebied van landbouwposities. Zijn betoog (bijvoorbeeld voor een snelle afschaffing van alle exportsubsidies) grijpt terug op de oude VS stellingname van augustus 2003. Het ondergraaft daarmee het september-compromis van VS en EU, waarop een belangrijk deel van de “ministerstekst” van Cancún [9] gebaseerd is. Het is een stramien dat al vaker toegepast is: suggereer onderlinge verdeeldheid en haal daarna samen de buit binnen.

G20-diplomaten geven aan dat EU en VS in de hoofdsteden van de verschillende G20-lidstaten steun proberen te verwerven voor hun landbouwvoorstellen middels de gemengde taktiek van concessie en druk. Daarnaast zijn er een aantal overleggen gepland tussen bijvoorbeeld EU en G20. De WTO-leiding is de VS en EU ondertussen behulpzaam door in Genève en hoofdsteden aan te dringen op “flexibiliteit”.
De VS en EU appelleren met deze taktiek ook aan het gemeenschappelijke belang dat ze hebben met de G20. In tegenstelling tot de ACP/AU/LDC-Alliantie – een grote groep van (zeer) arme staten die bescherming van hun landbouwsectoren wil en van voedselzekerheid – zijn G20 en VS/EU beide gericht op opening van markten.

Strategiën van Civil Society

De TIP/IATP – uitgever van Geneva Update – gaat ervan uit dat landbouw de sleutel is en blijft voor de voortzetting van de Doha-besprekingen. Zowel de voorstellen van VS/EU als die van de G20 gaan uit van handhaving van exportdumping en vergroting van marktconcentratie op landbouwgebied. Voor de arm(ste) staten betekent dit juist handhaving van hun (economische en sociale) ellende. Campagnes van Civil Society zouden daarom moeten inzetten op multilaterale landbouw-handelsregels die uitgaan van voedselsouvereiniteit – in plaats van winsten door grote landbouw(verwerkende) bedrijven – en het recht op productie door kleine boeren en familiebedrijven voor lokale markten. Het is daarbij van wezenlijk belang dat de G20 de komende maanden niet in elkaar stort, maar ook dat in de voorstellen en eisen van de G20 de positie van kleine boeren verdedigd wordt.

Focus on the Global South kiest een andere benadering en zet in op campagnes en samenwerking op meerdere gebieden tegelijk. Handelsdeskundige Aileen Kwa zette voor Vanguard uiteen dat de strategie van VS/EU – en de ondersteuning daarvan door de WTO-leiding – nopen tot een aktieplan van 7 punten. Het plan is gericht op politieke steun voor de coalitie van ontwikkelingsstaten die nu belangrijke partners lijken te worden aan de onderhandelingstafel.

1. Ontwikkelingsstaten moeten zorgen dat de EU-lidstaten onderling verdeeld blijven over de Singapore Issues. Ze moeten blijven aandringen op het schrappen van dit punt uit de Doha Agenda en de WTO-agenda.
2. Ontwikkelingsstaten moeten niet verder praten over landbouw alvorens er een eind komt aan exportdumping.
3. Ze moeten er voor zorgen dat het besprekingen over het katoeninitiatief doorgaan, zij het los van de algemene landbouwbesprekingen.
4. Ze moeten bij de besprekingen over niet-agrarische marktoegang zorgen dat het verzet tegen liberalisering van de industrie in ontwikkelingsstaten gesteund wordt.
5. Versterking van de macht van WTO-secretariaat en directeur-generaal moet worden voorkomen; democratie en transparantie van WTO juist worden vergroot.
6. Civil Society moet de coalities van ontwikkelingstaten steunen en versterken omdat ze een politiek tegenwicht vormen tegen VS/EU. Ze zou de chantage van lidstaten publiekelijk moeten aanklagen.
7. Voor de middellange en lange termijn moet de civil society stappen zetten in de richting van een eerlijker handelssysteem als alternatief voor WTO en Bilaterale handelsakkoorden.

Bronnen:
– “WTO: General Council sets stage for resumption of Doha negotiations”, Bridges Weekly Trade News Digest, Vol 8 Nr 5, 12 februari 2004, http://www.ictsd.org
– “Singapore Issues downgraded in WTO?”, Martin Khor, TWN Info Service on WTO Issues (Feb04/2), 17 februari 2004, http://www.twnside.org.sg
– “US and EU change tactics: seek to woo G20; Trade Negotiating Body expected to resume in february”, Geneva Update, TIP/IATP, 5 februari 2004, http://www.tradeobservatory.org/
– “Seven strategies to withstand pressure from EU, US in next ministerial; developing countries urged to resist intimidation at Hong Kong WTO meeting”, Vanguard, Adaobi Okafor, 5 februari 2004, http://allafrica.com/stories/printable/200402050303.html

Noten:
[1] Elk WTO-orgaan zal zich op de eerstkomende vergadering formeel uitspreken over de voorgestelde kandidaat. De Algemene Raad deed dat nu al en koos de Japanner Shotaro Oshima tot voorzitter. Na hun benoeming zullen de voorzitters dienst doen tot aan de zesde ministersconferentie.
[2] Informele gesprekken tot 11 februari gaven een onveranderd beeld te zien: het verzet van de meeste WTO-lidstaten tegen het (onderzoek naar) onderhandelingen over tenminste drie Singapore Issues is niet afgenomen.
[3] Zie “Onderhandelingsmandaat voor Singapore Issues verlopen”, WTO.ZIP nieuwsbrief nr 40, 16 november 2003, https://www.globalinfo.nl/article/articleview/263/
[4] Hiervoor heeft de kandidaatstelling wel doorgang gevonden. Dit committee heeft namelijk een breder mandaat en er is onder meerdere WTO-lidstaten interesse om door te gaan met het onderzoek naar mogelijkheden voor onderhandelingen over Handelsfacilitatie.
[5] Schrijver/samensteller van Geneva Update (zie bij ‘Bronnen’).
[6] De dag ervoor had Zoellick de boodschap al laten verkondigen via een interview met de Financial Times.
[7] Op 27 januari deed Lamy zijn duit in het zakje door voorstellen te doen voor hervormingen van de WTO. Hij wil een meer efficiente aanpak van voorbereiding en beheer van ministerstoppen, de instelling van groepsvertegenwoordiging onder lidstaten, de versterking van het WTO-apparaat en meer toegang tot de WTO voor parlementariërs en civil society. Zie: “Lamy, experts take serious look at WTO reform”, Bridges Weekly Trade News Digest, Vol 8 Nr 4, 4 februari 2004, http://www.ictsd.org
[8] Het is niet aannemelijk dat Zoellick daarbij toezeggingen zal doen die Bush in conflict zal brengen met machtige boeren of (voedselverwerkende) industrie. Tenslotte wil Bush hoe dan ook opnieuw gekozen worden in november 2004.
[9] De zogenaamd Derbez-tekst van 13 september 2003

C) Pokeren om suiker
Naar een ander Europees suikerbeleid
(Kader: Stellingname van Actionaid, Oxfam en Cafod)
(door Chris Peeters [1])

Suiker is een van de meest verhandelde landbouwproducten. Europa is na Brazilië de grootste exporteur van suiker – dankzij reusachtige prijs- en exportsubsidies.
Het huidige Europese suikerbeleid loopt op 30 juni 2006 af. In september 2003 heeft de Europese Commissie met de presentatie van drie opties het debat over de herziening van het suikerbeleid geopend. Wordt het free trade of managed trade? Een overzicht.

Suiker – om precies te zijn de prijs- en exportsubsidies van de VS en de EU voor suiker – speelt een belangrijke rol in de onderhandelingen over internationale handel in de WTO (en in andere fora [2]). De mislukking van Cancún valt er deels aan te wijten. Eind vorig jaar liep de Peace Clause af, de afspraak bij de start van de WTO dat er geen klachten tegen het lopende landbouwbeleid zouden worden ingediend. Er lag al een klacht van Australië, Brazilië en Thailand bij de WTO. Zij zijn voorstanders van liberalisering en vechten de gesubsidieerde export van suiker vanuit de EU aan [3].

Belanghebbend bij het huidige Europese suikerbeleid zijn suikerboeren in Europa en in de ‘voormalige koloniën’, maar ook de Europese suikerfabrikanten en suikerverwerkende industrie [4].

Huidig beleid

Het huidige EU-suikerbeleid rust op vijf pijlers:
1. Een gegarandeerde minimumprijs voor Europese suikerproducenten van ongeveer drie keer de wereldmarktprijs ( 600/ton in plaats van 200/ton).
2. Nationale quota voor de suikerfabrieken (deze betalen ze door aan de boeren).
3. Hoge importtarieven (circa 550/ton) om te voorkomen dat suiker de Europese markt binnenstroomt.
4. Preferentiële toegang tot de EU-markt voor sommige ACP-landen, Balkanlanden en India (interne EU-prijs, maar gebonden aan quota).
5. Exportsubsidies voor dumping op de wereldmarkt van de grote overschotten (uit eigen productie en door preferentiële import). De suikerquota liggen immers ver boven het consumptieniveau. De laatste paar jaar bedroeg de subsidie op suikerexport tussen de 1,1 mld en 1,6 mld !

En heeft een aantal grote nadelen:
1. Overproductie met als gevolg een overaanbod en dus lage prijs op de wereldmarkt (naar schatting minus 20%).
2. Dramatische verslechtering van de exportopbrengst van arme suikerproducenten door de kunstmatig lage wereldmarktprijs.
3. Verdringing van concurrenten, de armste landen, van hun exportmarkten door de EU met hulp van subsidies.
4. Bescherming van EU-boeren maar niet van boeren in de Derde Wereld tegen prijsschommelingen op de wereldmarkt.
5. Ongelijke verdeling van de baten van het stelsel. Vijf van de zeventien ACP-landen met preferentiële toegang vangen 80% van de opbrengsten. Binnen de EU profiteren de grootste boeren het meest.
6. Enorme winsten voor monopolies. In 8 van de 14 suikerproducerende landen heeft een suikerproducent een absoluut monopolie. En in de hele EU zijn er maar 30 suikerbedrijven.

Nieuw beleid

De Europese Commissie heeft recent een impactstudie laten doen naar de gevolgen van verschillende opties voor een nieuw suikerbeleid [5]. Er zijn 4 beleidsopties onderzocht:
* 1e optie: handhaving van de status quo.
Ook bij ongewijzigd beleid treden er grote veranderingen op (uitbreiding EU, het ‘Everything-But-Arms’-initiatief [6], WTO-onderhandelingen over landbouw, klacht bij de WTO tegen het EU-suikerbeleid). Naar schatting vallen de nationale quota 25% lager uit.
* 2e optie: volledige liberalisering.
Met dit beleid nemen de goedkoopste producenten (Brazilië en Thailand) de Europese markt over en verdwijnt de suikerproductie uit de meeste Europese regio’s [7].
* 3e optie: lagere prijzen.
In deze optie wordt de importheffing als regulator gebruikt. Directe inkomenssteun gaat het quotasysteem vervangen. De niet aan quota gebonden import stijgt, met een lagere prijs als resultaat. Naar schatting ontstaat er evenwicht bij een prijs van 450/ton (=ver boven de wereldmarktprijs).
* 4e optie: vaste quota.
In deze optie worden de quota veel kleiner. Om de (hoge) prijs te handhaven moet ook de import gequoteerd worden (hetgeen strijdig is met het EBA-initiatief).

De Europese productie wordt het laagst – en de import het hoogst – bij volledige liberalisering. De Europese export is het laagst bij volledige liberalisering en bij lagere prijzen. De Europese suikerprijs blijft hoog in de status quo en bij vaste quota, maar wordt bij liberalisering laag.
Met dit overzicht vallen de (re-)acties op de verschillende beleidsopties redelijk goed te voorspellen [8].

Om te beginnen die van de opdrachtgever, de Europese Commissie.
De commissie heeft maar drie van de vier beleidsopties aan de Europese regeringen voorgelegd. Het systeem van vaste quota is weggelaten [9]. Handhaving van de status quo en volledige liberalisering zijn geen reële opties. De status quo staat immers zwaar onder druk door de EBA-toezeggingen en de WTO-onderhandelingen. Volledige liberalisering heeft zo’n dramatische invloed op de Europese suikerproductie dat er nooit draagvlak voor zal zijn. De Commissie mikt dus duidelijk op het scenario met lagere prijzen [10].

In de eerste discussie in de Europese landbouwraad over de commissievoorstellen bleken de lidstaten zeer verdeeld over inhoud en timing van de voorstellen [11]. Alleen Denemarken was voor volledige liberalisering. Enkele landen waren voor handhaving van de status quo, andere voor prijsverlaging. Sommige landen wilden afwachten voor een standpunt in te nemen [12].

De Europese suikerproducenten vragen zich af waarom de Commissie het alternatief productiequota in de voorstellen heeft weggelaten [13]. Zij voelen weinig voor prijsverlaging. Ze worden daarin bijgevallen door de Europese bietenverbouwers. Deze pleiten voor een wereldquotasysteem [14].

Oxfam voert al jaren campagne tegen het Europese suikerbeleid [15]. Uitgangspunt voor Oxfam is dat de EU moet stoppen met suiker dumpen – en dus de productie aanzienlijk terug moet brengen. Daaarnaast zal de markttoegang voor de Minst Ontwikkelde Landen toe moeten nemen. Een quotasysteem zou kleine boeren in alle regio’s in staat moeten stellen bieten te blijven telen. Subsidies moeten vooral bij kleine boeren terechtkomen.

En Nederland?

November j.l. heeft de regering haar eerste reactie op de commissievoorstellen aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt [16]. Het kabinet blijkt voorstander van een flinke prijsverlaging met EU-intern verhandelbare suikerquota. Het wil de steun aan boeren bij de resulterende herstructurering loskoppelen van de productie.

Ter voorbereiding van een standpuntsbepaling heeft het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een breed ‘stakeholdersoverleg’ in het leven geroepen [17] en is het Landbouweconomisch Instituut (LEI) gevraagd de gevolgen van de verschillende scenario’s voor de Nederlandse boeren te onderzoeken. Het onderzoeksrapport verschijnt dit najaar.

Het ‘Platform Toekomst Suikermarkt’ [18] pleit in een eerste reactie onder andere voor volledige compensatie van boeren bij verlaging van de bietenprijs. De Nederlandse Akkerbouw Vakbond noemt een verlaging van de prijs ‘onterecht en overbodig’ [19].

De discussie beslaat vele vraagstukken. E̩n betreft het verdwijnen (al dan niet via quotaverhandeling) van de Nederlandse bietenteelt. Cruciaal is of de functie die suiker nu heeft Рnamelijk de kurk waarop veel akkerbouwbedrijven overleven Рwordt overgenomen door inkomenssubsidies [20]. Maar betekent dit ook het einde van de suikerproductie? De invloed van een gewijzigd suikerregime op de suikerverwerkende industrie staat bol van vragen waarop de LEI-studie antwoord moet geven [21].

Een wereldquotasysteem zou de wens van velen vervullen om de armste landen een kans te geven. Maar dat roept allerlei vragen op. Wie stelt de quota vast, en hoe? Kunnen quota verhandeld worden? Hoe is de controle, en is er een sanctiesysteem voor overtreders? Wie – en hoe – bepaalt de prijs op de wereldsuikermarkt? Wat gebeurt er met de minder efficiënte producenten? Worden productiviteitsverhogende subsidies van rijke landen aan hun boeren verboden?

The Catch

De uitkomst van de discussie (en ‘armstwisting’) over prijsverlaging versus quota zal mede de koers van het wereldhandelsysteem bepalen. Het scenario ‘prijsverlaging’ past immers binnen de Washington-consensus van liberalisering van de wereldhandel. Maar een quotasysteem niet. Dit staat namelijk voor ‘managed trade’, een wereldhandelssysteem waarin niet handel op zich centraal staat maar wat je met handel wilt bereiken, bijvoorbeeld eerlijker handelsrelaties en duurzaamheid.
De lotgevallen van vele grondstoffenakkoorden voorspellen in deze weinig goeds….

——————————————————————–
KADER: Stellingname van Actionaid, Oxfam en Cafod over het
Europese suikerbeleid [22]

In de eerste plaats moet de EU natuurlijk het dumpen van gesubsidieerde suiker op de wereldmarkt stoppen (en alle EU-suikerexport is dumping). De EU moet daarmee niet wachten op de uitkomst van de DOHA-onderhandelingen.
Dat betekent dat in ieder geval de quota voor de Europese suikerproductie omlaag moeten. Die zijn samen al 25% hoger dan de Europese suikerconsumptie. Quota plus preferentiële import (uit de ACP-landen) moeten lager zijn dan de consumptie. De C-suiker [3] moet verdwijnen. Het verhandelen van quota tussen lidstaten moet niet worden toegestaan. De quota moeten vooral bij kleine boeren terechtkomen.

Om de productie omlaag te brengen moet ook de Europese suikerprijs omlaag. Dat moet voorspelbaar, geleidelijk en planmatig gebeuren, om de ACP-landen de kans te geven zich aan te passen. De prijsverlaging moet zodanig zijn dat de winst op suiker (die nu de bietenproductie stimuleert) niet hoger is dan op andere landbouwproducten.
Als de EU Europese boeren moet compenseren voor het nieuwe beleid dan moet de nadruk daarbij liggen op kleine boeren, en moet dat niet gekoppeld worden aan productie, maar aan publieke doelen zoals plattelandsontwikkeling en het milieu.

Het lijkt er op dat de ACP-landen – die nu preferentiële toegang tot de Europese suikermarkt hebben – de dupe zullen worden van een herzien Europees suikerbeleid. De EU moet ze daarvoor compenseren. Dat kan uit de vrijvallende exportsubsidies, of uit bijv. een belasting op de suikerprijs of door het belasten van de Europese suikerindustrie. Met die compensatie (die bijv. 15-20 jaar geldt) kunnen landen hun productie diversifiëren. Het is belangrijk om het effect van de hervorming van het suikerbeleid op alle ACP-landen afzonderlijk goed uit te zoeken.
De EU moet de landen die kunnen profiteren van het EBA-initiatief ondersteunen; dat initiatief moet ook voor bewerkte suiker gelden.
———————————————————————

Noten:
[1] Met dank aan Renate voor het uitgebreide redigeerwerk. Bij het schrijven heb ik gebruik gemaakt van het paper “Oxfam Consultation on EU sugar reform” van Oxfam International, jan. 2004.
[2] Bijvoorbeeld bij de onlangs gehouden besprekingen over het Amerikaanse Vrijhandels Akkoord FTAA en over een bilaterale handelsakkoord tussen VS en Australië.
[3] Dat wil zeggen van de export van de zgn C-suiker (*) en de met subsidies uitgevoerde suiker afkomstig uit ACP-landen. Die vielen namelijk niet binnen de Peace Clause. Een uitspraak wordt op zijn vroegst einde zomer 2004 verwacht (Bridges Monthly, vol 8 nr 1, jan. 2004, pag. 10, http://www.ictsd.org
(* C-suiker: in de EU geproduceerde suiker waarop de EU geen exportsubsidie verleent. Boeren kunnen produceren door overheveling van andere wel gesubsidieerde productie).
[4] Zeventig procent van de EU suikerproductie wordt verwerkt in andere producten. Europese bedrijven die die producten exporteren krijgen een subsidie afhankelijk van het aandeel suiker. Vanwege hoge importheffingen is het voor suikerverwerkende industrieën in de derde wereld moeilijk hun waar naar de EU te exporteren.
[5] “Overwegingen bij de hervorming van het suikerbeleid van de Europese Unie; Resultaten van het onderzoek naar de gevolgen van de hervorming”, Werkdocument van de diensten van de Commissie, http/europa.eu.int/comm/agriculture/capreform/com555/index_htm
[6] Afgekort: EBA. Afspraken over opening van de Europese markt in 2009 voor arme landen.
[7] Alleen de productie in Frankrijk, Duitsland, Engeland en Oostenrijk zou overeind blijven.
[8] Zie noot 5 pag. 41. Dit lijkt overigens naar het lage-prijzen-scenario toegeschreven. De aangegeven partijen zijn erg ongelijk. De voorkeur van de milieubeweging voor lage prijzen (omdat de suikerbieten dan verdwijnen van de ongeschikste gronden) lijkt eenvoudig te ondervangen door subsidie aan boeren bij een quotasysteem te verbinden aan duurzame productie-eisen.
[9] “Over de totstandkoming van een duurzaam landbouwmodel voor Europa via het hervormde GLB -de sectoren tabak, olijfolie, katoen en suiker”, Brussels, 23 september 2003, Com 2003, 554. URL: zie noot 5. De Commissie zegt niets over het weggevallen quota-scenario. Een verklaring zou kunnen liggen in het mislukken van bijna alle grondstoffenovereenkomsten in de laatste decennia.
[10] “Het gegeven dat de huidige quotaregeling en de hoge gegarandeerde interne prijs een gespreide suikerproductie in de hele EU in stand houdt, staat haaks op het streven naar het verbeteren van de concurrentiekracht en het vergroten van de marktgerichtheid van de Europese landbouw … De productiequota belemmeren de meest efficiënte producenten in hun ontwikkeling en expansiedrift”. Bron: zie noot 16 (pag. 3).
[11] Brief minister Veerman aan de Tweede kamer van 9 december 2003, IZ.2003.2217, http://www.minlnv.nl/infomart/parlemnt/2003/par03368.htm
[12] De uitkomst van de DOHA-onderhandelingen en de uitspraak van het WTO-panel afwachtend.
[13] Toespraak door Johann Marihart bij de jaarlijkse borrel van de Europese Vereniging van Suikerproducenten CEFS, 8 oktober 2003. Zie http://www.cefs.org
[14] “Rohr gegen Ruebe”, Die Zeit, 8 januari 2004
[15] Zie “The great EU Sugar Scam; How Europe’s sugar regime is devastating livelihoods in the developing world”, 2002, http://www.oxfam.org.uk
[16] Brief aan de Tweede kamer van 11 november 2003 met betrekking tot de hervorming van marktordeningen voor tabak, olijfolie, katoen en suiker, IZ.2003/1698, http://www.minlnv.nl/infomart/parlemnt/2003/par03341.htm
[17] Hierin nemen deel de Nederlandse suikerindustrie, de LTO, de suikerverwerkers (Coca Cola etc), Oxfam/Novib, de ministeries van Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Economische Zaken, Alterra (een onderzoeksinstituut van de Landbouwuniversiteit Wageningen), het Landbouweconomisch Instituut (LEI) en de Universiteit van Amsterdam.
[18] Waarin de Nederlandse bietentelers en suikerfabrieken samenwerken; “Naar een gewogen en verantwoorde suikermarktordening in de Europese Unie”, http://www.platformsuiker.nl
[19] Ledenblad NAV, oktober 2003, http://www.nav.nl
[20] Zie bijvoorbeeld het verslag van de discussiedag op 17 oktober 2003 van de werkgroep Landbouw en Armoede (http://www.platformaardeboerconsument.nl). Het suikerregime is een belangrijk element in de visie op de toekomst van de Nederlandse landbouw in het algemeen.
[21] Het verdwijnen van exportsubsidie zou ook moeten gelden voor producten waarin suiker verwerkt is. En het EBA-initiatief zou ook moeten gelden voor producten uit het Zuiden waarin suiker is verwerkt.
[22] “Submission to the DEFRA Consultation on Sugar Reform (Joint policy paper by CAFOD, Action Aid and Oxfam calling for an end to sugar dumping and assistance to countries negatively affected by trade reform)”, januari 2004, http://www.cafod.org.uk/policy_and_analysis/policy_papers/sugar_reform_submission

D) PPP’s – S.O.S.?
Public Private Partnerships nader bekeken
(door Renate Ebner)

Voor een (nog) grotere rol van het bedrijfsleven in de Nederlandse ontwikkelingshulp heeft minister Van Ardenne een offensief rond PPP’s gestart. 1 Maart 2004 is de deadline van een eerste ideeënwedstrijd voor geïnteresseerde ondernemingen. Wat PPP’s eigenlijk zijn en kunnen of moeten opleveren, blijft onderwijl een half open vraag. Een conferentie over ‘business and financing opportunities in developing countries’ waartoe de ministeries van BUZA en EZ samen met VNO/NCW en ICC (NL) voor 4 maart hebben uitgenodigd, zal vermoedelijk een aanzet geven tot een vollediger antwoord. Ervaringen van Europese buren laten zien dat PPP’s in ontwikkelingssamenwerking beter met argusogen kunnen worden bekeken.

Sinds de toppen van Johannesburg (WSSD) en Monterrey (FfD) in 2002/2003 over inhoud en financiering van duurzame ontwikkeling is het (grote) bedrijfsleven niet meer weg te denken uit de besluitvorming over en uitvoering van ontwikkelingssamenwerking.
PPP’s, public private partnerships, worden op alle mogelijke terreinen en niveau’s aangeprezen als wonderolie [1]. Basis vormt het credo “(buitenlandse) investeringen leidt tot groei leidt tot ontwikkeling.” Hierbij kunnen flinke vraagtekens geplaatst worden. Zo roept de Wereldbank recent op tot meer migratie [2]. Jubilee vindt vooral de schuldenberg van het zuiden een sta-in-de-weg van ontwikkeling ter waarde van 1000 dollar pro seconde [3].

Met het “Actieprogramma Duurzame Daadkracht” en de nota “Aan elkaar verplicht” van de nieuwe vakminister Van Ardenne heeft ook in de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking het model PPP een centrale rol verworven [4].

Het begrip

Het eerst wat opvalt, is het stevige contrast tussen het gepropageerde belang van het instrument en de vaagheid van het begrip. Dit is nader bekeken door P. van Seters [5].

Partnerschappen zijn volgens hem geen nieuw fenomeen. Dus wat is er zo vernieuwend aan van Ardennes PPP’s? Zij schrijft de meerwaarde van haar PPP’s toe aan hun additionele karakter en de creatie van draagvlak voor duurzame ontwikkeling. Zij kritiseert de PPP’s van de VN als te ruim. Maar laat zelf na een betere of smallere definitie te geven. Volgens P. van Seters blijft de minister ook vaag over de vraag of de participatie van NGO’s noodzakelijke voorwaarde bij PPP is (het begrip doet hem vermoeden van niet [6]).

De hamvraag is: welk belang staat voorop? Duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, of de marktbelangen van bedrijven? Laten we de oproep van DGIS [7] aan het bedrijfsleven voor PPP-ideeën bekijken….

Projectbeschrijving

In de geest van de WSSD-top in Johannesburg en de nota “Aan elkaar verplicht” heeft DGIS een ideeënwedstrijd uitgeschreven voor PPP’s. “DGIS wants to involve the private sector more actively in the development process of developing countries [8].” De projecten moeten de reguliere hulp aanvullen en extra fondsen en resultaten opleveren. Geëist wordt “a clear contribution to poverty reduction and sustainable development in DGIS partner countries, preferably in sub-Saharan Africa.”
Omvangrijke investeringen in infrastructuur zijn taboe. De projecten mogen zich uitsluitend richten op de WEHAB-sectoren – Water/sanitation, Energy, Health, Agriculture, Biodiversity (inclusief gerelateerde handels- en investeringszaken [9]).
Per PPP stelt DGIS tussen 0,2 en 1 mln Euro beschikbaar. Privé-partners moeten de helft van de projectkosten betalen, aan capacity-building/kennisoverdracht bijdragen en “sustainable results” bewerkstelligen. Ook moeten de projecten passen bij de nationale plannen voor armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling [10]. Ontvangende overheden moeten elk project steunen en stakeholders/ targetgroups moeten in die landen participeren. De Nederlandse ambassades zullen zorgen voor het betrekken van de lokale privé-sector. So far, so good.

Tekortkomingen

Het concept vertoont echter ook enkele substantiële weeffouten.
“Partners must function on an equal basis” stelt DGIS. Toch worden alleen de overheid en het bedrijfsleven aangemerkt als noodzakelijke partners van PPP’s. Civil society en/of intergouvernementele organisaties zijn alleen maar “preferably” deelnemers. Of ze een rol spelen, en – zo ja – welke, bij het initiëren, voorbereiden, uitvoeren of evalueren van PPP’s blijft onduidelijk.
Voor de hand liggende voorwaarden [11] aan bedrijven (anders dan het indienen van de projectaanvraag in het Engels en zonder tegemoetkoming in kosten) worden niet gesteld. Wel zal de regelgeving op maat gesneden worden [12]. Ook garandeert DGIS vertrouwelijke behandeling van de aanvragen.

De werkwijze bij PPP’s vertoont daarmee opmerkelijke overeenkomsten met de (oude) regeling van de overheid voor exportkredietverzekering van grote bedrijven [13]. (Hierbij wordt risico van bedrijven afgewenteld op overheden).
In beide gevallen betreft het een PublicPrivate samenwerking. Met een gedeeld doel en via bilaterale verdragen. In beide constructies rijst ook de vraag of het instrument het belang van het ontvangende land dient of wordt toegepast “om het Nederlandse zakenleven te spekken.” [14]
Voor een antwoord inzake exportkredieten heeft BothEnds een WOB-procedure (Wet Openbaarheid Bestuur) aangespannen – en verloren. Want de overheid had de bedrijven vertrouwelijke behandeling toegezegd. “De rechter vond die belofte zwaarder wegen dan ons belang om te kunnen controleren of de regeling heeft bijgedragen aan ontwikkeling in de arme landen [15].” Het gevolg: een onafhankelijke toets van de financiële effecten en doelmatigheid van dit instrument is haast onmogelijk is.
Een laatste overeenkomst tussen PPP’s en exportkredietregeling wordt mogelijkerwijs dat NGO’s geen rol van betekenis spelen.

Kijkend naar de inhoud van de beoogde PPP’s, valt overigens meteen een wezenlijk verschil te constateren: “Public money cannot be used to protect partners from normal commercial risk [16].” Heldere taal.
Blijft over de belangrijke vraag: werken PPP’s ook zoals bedoeld?

Doeltreffendheid

Overheid en bedrijfsleven zullen hierbij niet gauw kanttekeningen maken. NGO’s wel.
Bijvoorbeeld B. de Steenhuijsen (KIT)[17]. “De minister gaat er te gemakkelijk van uit dat handel en investeringen automatisch tot ontwikkeling leiden. Ik heb daar mijn twijfels over. Bedrijven gaan het liefst naar de ontwikkelde gebieden in de landen met de laagste lonen. Ze gaan niet de binnenlanden in. Je kunt je daarom afvragen of ze echt bijdragen aan armoedebestrijding.” [18].
M. Hillen (Stichting Maatschappij en Onderneming) vindt dat de DGIS voorwaarden moet stellen aan de financiering en het delen in de winst door lokale bedrijven. [19]
P. Hoebink (Katholieke Universiteit Nijmegen) is positief over partnerschap maar signaleert een groot probleem. “Blijkbaar is men op het ministerie niet in staat de centrale doelstelling te operationaliseren” [20]. Armoedebestrijding daar draait het om. Maar elke nadere omschrijving of operationalisering van de beoogde resultaten is opvallend afwezig in het verhaal van DGIS. (Verderop zal blijken dat dit funest uitpakt voor het toetsen van de doeltreffendheid – nota bene een van de belangrijkste reden om aan PPP’s te beginnen.)

Moeten we dan maar aannemen dat (rendabele) projecten – want verplicht gericht op de WEHAB sectoren – als het ware automatisch armoedebestrijdend en duurzaamheidsbevorderend zijn? Een erg gewaagde (vooronder)stelling gezien de beschikbare ervaringen [21]!

Privé en/of privatiserende partnerships ?

De meeste voor PPP’s gedoodverfde sectoren lijken niet alleen in hun armoedebestrijdingspotentieel op elkaar maar meer nog in hun commercieel potentieel. Het betreft namelijk allemaal voorzieningen in de collectieve sector die men graag wil liberaliseren en privatiseren. Multilateraal (via onderhandelingen over diensten in de WTO) dan wel bilateraal (via voorwaarden aan de ontwikkelingshulp, [22]). Waarom dan niet via pro-business ontwikkelingshulp in de vorm van PPP’s?

De Nederlandse regering zou heus de enige niet zijn. Zo is het Britse ontwikkelingsbeleid verbouwd onder ex-minister Clare Short. “In Britain the Labour Government… has found a far more effective means of helping the rich while pretending to help the poor. It is spending its money on projects that hand public goods to corporations [23].” Een voorbeeld.
342 Mln pounds (ruim 1 miljard Euro) aan Britse “ontwikkelingshulp” gaan naar Andhra Pradesh (India). Het leeuwendeel is bestemd “to ‘restructure’ and ‘reform’ the state and its utilities… It permits Andhra Pradesh to become a laboratory for the kind of mass privatisations the department is seeking to encourage all over the world.” [24].
Publiek ontwikkelingsgeld uit Europa onder de vlag van armoedebestrijding aangewend voor de privatisering en commercialisering van alle publieke voorzieningen in je (arme) land – valt er een groter nachtmerrie-scenario voor de armen in het Zuiden te bedenken? Cynisme ten top, toch lijkt het zich te voltrekken [25).
Terug naar Den Haag.

WEHA-business opportunities

Of de PPP’s de hoge verwachtingen inzake additionele middelen, vernieuwende samenwerkingsvormen en duidelijke armoedebestrijding waar zullen maken, moet blijken.
Wat de WEHAB-sectoren betreft, wordt aan de weg getimmerd. Ze staan centraal op een bedrijvendag bij de Nederlandse werkgeversorganisaties op 4 maart: “The role of YOUR BUSINESS in development, a conference on business and financing opportunities in developing countries.” De conferentie is een initiatief van de ministeries van economische en buitenlandse zaken, het NCDO (op wiens website meer informatie), het VNO/NCW en de International Chamber of Commerce-NL.
Medewerking verlenen SENTER [26], “A-strong-private-sector-is-a-necessary-precondition-for sustainable-growth-and-thus-one-for-effectieve-poverty-reduction-as-well” FMO [27] en EVD [28]. Ondersteuning komt van Sunsia [29], Brooklyn Bridge [30] en Stichting IntEnt [31].

Het doel? “This conference will bring your company up to speed on a wide range of financing facilities, partnership- and business opportunities in numerous sectors in developing countries. Our objective is to promote business activity in developing countries.” [32]. Bedrijven met activiteiten of belangen in ontwikkelingslanden genieten voorrang. Bedrijven uit de ontwikkelingslanden zelf worden niet genoemd. Nieuwsgierig naar de gasten? Een lijst van genodigden staat op de website van NCDO.
H. Wijffels (voorzitter SER, ex ERT [33]) zit voor. Keynote-speaker is naast de ministers Brinkhorst en Van Ardenne ook S. Brenninkmeijer (CEO van Andromeda Fund BV [34]. SNV, NCDO [35] en FMO presenteren een “company survey” over “drivers, barriers and needs of Dutch companies doing business in developing countries”.
Centraal staan in de workshops de ‘business opportunities’ in de sectoren Water (and environmental services), (renewable) Energy, Health, Agribusiness. Kortom: WEHA.

Koffiedik

PPP’s zijn weliswaar pas recent op de agenda van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking beland – een nieuw fenomeen zijn zij niet. Reeds in 1999 heeft de Duitse overheid 56,4 mln Euro voor PPP’s met Europese ondernemingen uitgetrokken. Deze pilot – 36 PPP’s in 7 landen – is na drie jaar geëvalueerd.

In het aprilnummer 2003 van het tijdschrift ‘D+C’ [36] valt na te lezen of het PPP-instrument ook heeft gewerkt. Helaas: “De meeste doelen onttrekken zich aan een systematische verifiëring aan de hand van controleerbare criteria” [37) Onvoldoende geoperationaliseerde doelstellingen blijken zich te wreken.
Dit geldt ook voor het zo cruciaal geachte katalysator effect: “Ook de vraag in hoe verre publieke middelen zijn bespaard dankzij het mobiliseren van additioneel particulier kapitaal, kan niet worden beantwoord. Want er valt geen opheldering te verkrijgen over de kwestie van de additionaliteit (hoe groot is het aandeel particuliere investeringen, die zonder subsidie van het ministerie van ontwikkelingssamenwerking achterwege zouden zijn gebleven)” [38].
En onder het kopje “Einige grundsaetzliche Probleme” lezen we kort maar krachtig: “3. Noch locale stakeholders noch de regeringen van de partnerlanden hebben invloed op de maatregelen van de PPP-voorziening.” [39]
Hell broke loose. InWent gooide er maar een tweede themanummer met filosofische editorial – “According to Herakleitos, dispute is the father of all things” – tegen aan [40].

PPP’s kunnen het best worden beoordeeld op hun eigen pretenties en door het stellen van passende vragen.
R. Thiel, uitgever van D+C: “If the donors are no longer to be in the “driver’s seat” of development, but the partner countries, then one cannot see why PPP does not provide for the partner countries to have a say in decisions, nor why only companies from Germany or other EU countries are promoted but not those in the partner country.” Zijn conclusie: “a true forming of political opinion on PPP is not possible” – met dank aan de onmogelijkheid van onafhankelijke toetsing….[41]

Voor wie Berlijn voor wijze lessen te ver vindt liggen (of gaan), kan in de geschiedenis van een decennium PPP’s in de Nederlandse vastgoed- en ruimtelijke ontwikkeling duiken [42].

Noten:
[1] “Van Ardenne wil meer in zaken”, Internationale Samenwerking nr 12 (p. 8/9), december 2003, http://www.isonline.nl/default.asp?CMS_ITEM=9E684FCE057242958D6E0C0A45B1AB19X3X50315X55
[2] “Migranten maken meer geld over”, Internationale Samenwerking nr 5 (p. 11), mei 2003.
[3] Jubilee Nederland: “Ontwikkelingslanden betalen jaarlijks 43 miljard dollar schuldeneisers”, in “Wie z’n schuld?”, Internationale Samenwerking nr 12 (p. 6), december 2003, http://www.isonline.nl/default.asp?CMS_ITEM=74828D2E64EF4E4F8E963FE6CFFC2075X3X49892X27
[4] Voor een uiteenzetting van het nieuwe beleid, zie “Minder Landen meer partners”, Internationale Samenwerking, nr 11 (p.32), november 2003, of http://www.minbuza.nl
[5] “Tussen daadkracht en misverstand – partnerschappen mogen van de minister geen ‘oude wijn in nieuwe zakken’ zijn, maar wat zijn ze dan wel?”, Internationale Samenwerking nr 2, februari 2004, http://www.isonline.nl/default.asp?CMS NOCOOKIES=YES
[6] idem
[7] DGIS: Directeur-Generaal voor Internationale Samenwerking
[8] “Public Private Partnerships”, ministerie van BUZA, Oktober 2003,
http://www.minbuza.nl/default.asp?CMS_ITEM=0081A4BC6D474BED9AEF043F75319125X1X52700X65
[9] Deze sectoren zijn in de Millennium Development Goals aangewezen voor maatregelen ter armoedebestrijding.
[10] Zoals Poverty Reduction Strategy Papers. Zie: http://www.imf.org/external/np/prsp/prsp.asp
[11] Denk aan: aantoonbaar maatschappelijk verantwoord ondernemen, of lidmaatschap van het MKB, of niet betrokken zijn bij fraudezaken in Nederland.
[12] “Appropriate legal instruments for the involvement of the Dutch government will be decided, depending on the specific features of the partnership”, zie noot 8.
[13] De aflossing ter waarde van 500 mln Euro/jaar is goed voor een substantieel deel van het budget van 3,8 miljard Euro van OS (Eveline Lubbers in “Verdubbel de ontwikkelingshulp – om te beginnen”, De Volkskrant, 15 januari 2004). Van Ardenne heeft hiervoor 11% van haar budget gereserveerd (in “Latijns-Amerika als proeftuin”, La Chispa, februari 2004). Volgens W. Wiertsema wordt in nieuwe gevallen wel inzage gegeven (“De WOB van Wiertsema”, Internationale Samenwerking nr 10 (p.14), oktober 2003.
[14] “De WOB van Wiertsema”, Internationale Samenwerking nr 10 (p.14), oktober 2003.
[15] idem
[16] Zie noot 8
[17] KIT: Koninklijk Instituut voor de Tropen (http://www.kit.nl)
[18] In “Van Ardenne meer in zaken” (zie noot 1). A. Driessen van VNO-NCW erkent hier dat in de allerarmste gebieden bedrijven inderdaad geen rol kunnen spelen.
[19] Idem.
[20] Paul Hoebink in “De Nederlandse navel” over de nota “Aan elkaar verplicht”, in Internationale Samenwerking nr 11 (p. 6), november 2003.
[21] Bijvoorbeeld inzake watervoorziening in bijvoorbeeld Zuid-Afrika. Zie daarvoor ondermeer “Aangeb. (i.z.g.s.) waterleidingbedr. in ontw. land – de strijd om nutsvoorzieningen”, Internationale Samenwerking nr 9 (p. 33 ev.), september 2003. Zie ook een recent onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen “Developing Countries and GATS” door Catrinus Jepma en Elise Kamphuis. Bestellen kan via wewi@eco.rug.nl.
[22] “In Ghana, the department made its aid payments for upgrading the water system conditional on partial privatisation.”, in “On the edge of lunacy – British foreign aid is now targeted at countries willing to sell off their assets to big business”, Georges Monbiot, The Guardian, 6 januari 2004, http://www.monbiot.com
[23] Zelfde bron als noot 22.
[24] Idem.
[25] Op 28 januari j.l. heeft de Europese Commissie 1,2 miljard US$ uit het Europees Ontwikkelingsfonds bestemd voor de verbetering van de toegang tot water en sanitatie voor de 79 landen van het ACP-blok (waarvan 40 Minst Ontwikkelde Landen). Volgens Stefan Verwer van BothEnds konden noch de ontvangende landen noch NGO’s in Noord of Zuid meepraten over de bestemming van het geld. Volgens een woordvoerder van de EC “funds would be invested in measures to build or strengthen institutional and regulatory frameworks, which are seen as a precondition for ability to attract more funds.” In: “Money Flow to Water Challenged”, Stefania Bianchi, IPS, 30 januari 2004, http://www.ipsterraviva.net
[26] SENTER: agentschap van EZ verantwoordelijk voor de uitvoering van subsidie-, krediet- en financiële regelingen en programma’s op het gebied van technologie, milieu, export en internationale samenwerking. Doelstelling: “Duurzaam versterken van de positie van het bedrijfsleven en kennisinstellingen in Nederland”. SENTER beheert rond 1 miljard Euro beleidsgeld. Http://www.senter.nl
[27] FMO: Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V., “een joint venture van de Nederlandse Staat, de grote Nederlandse banken en het Nederlandse bedrijfsleven”… Doelstelling is bij te dragen aan structurele en duurzame economische groei in deze landen en samen met de private sector een goed rendement te behalen.” In 2002 1,9 miljard euro uitstaand en gecontracteerd. Http://www.fmo.nl
[28] EVD: agentschap van EZ. “De centrale organisatie van de rijksoverheid die het Nederlandse bedrijfsleven ondersteunt bij internationaal ondernemen”. Beheert onder andere IFOM, investeringsfaciliteit voor opkomende markten. Http://www.evd.nl
[29] SUNSIA: Support Unit for Sustainable Investment in Africa. “An agency for consultancy, mediation and match making in the field of sustainable economic partnership between Africa and Europe.” Directeur is drs. M. Kabore (Burkina Faso), voorheen werkzaam als onderzoeker bij Shell en Hewlett Packard en projectmanager bij SMO (Stichting Maatschappij en Onderneming). Http://www.sunsia.com
[30] Brooklyn Bridge: “Raises consciousness of self-interest to institutionalize sustainability in the financial world…. a knowledge broker, specializing in ‘Triple Bottomline’ or ‘Social Responsibility’ …” Http://www.tbli.org
[31] Stichting IntEnt: Internationalization of Entrepreneurship. Doelstelling: hulp aan allochtone ondernemers in Nederland bij het opzetten van nieuwe ondernemingen in het land van herkomst.” Http://www.ondernemenoverdegrens.nl
[32] In: “The role of YOUR BUSINESS in development”, ministerie van BUZA, http://www.minbuza.nl/default.asp?CMS_ITEM=4A86C7AD1CC544149953F65A0C479ABFX3X40806X27
[33] ERT: European Round Table of Industrialists. Http://www.ert.org
[34] Andromeda Fund BV is een capital fund met als motto “If you can dream it – we can do it”. “Unlike many venture philanthropy or social investment funds it has ambitious investment return targets”; http://www.andromeda-fund.com
Andromeda is onderdeel van COFRA, een holding in Zwitserland voor de wereldwijde commerciële belangen van de familie Brenninkmeijer (C&A). Zie http://www.matlockbank.co.uk/pb.asp en Http://www.optinose.no/news/default.asp?ID=74
[35] SNV: Stichting Nederlandse Vrijwilligerscentrale. http://www.snvworld.org; NCDO: Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling. Http://www.ncdo.nl
[36] Magazine for Development and Cooperation, van InWent
[37] (vertaling) in “Bilanz der ersten Jahre”, Tilman Altenburg en Tatjana Chahoud, http://www.inwent.org/E+Z/content/archiv-ger/04-2003/schwer_art1.html
[38] Stel dat 50% van de privé-investeringen (uit 2001) de PPP toe te schrijven zijn. Dan bedraagt het extra volume de helft van 35,8 mln Euro, ofwel 0,5% van het budget van het (Duitse) ontwikkelingsbudget (bron: noot 37)
[39] Zie noot 38.
[40] Zie “PPPs: doem of roem?”, Internationale Samenwerking nr 9 (p.45), september 2003. Daarom bevat en het april- en het juninummer van het Magazine for Development and Cooperation artikelen waarin PPP’s uitgebreid worden geëvalueerd. Zie: http://www.inwent.org/E+Z/content
[41] “What developmental impacts?” (editorial) van Magazine for Development and Cooperation, april 2003, http://www.inwent.org/E+Z/content/archive-eng/04-2003/edit_art1.html
[42] Twan Zeegers (senior procesmanager gebiedsontwikkeling Berenschot Osborne) bijvoorbeeld schrijft in “PPS als wonderelixer of smeerolie in ruimtelijke ordening”, COBOUW 12 februari 2004: “Een aantal belangrijke waarnemingen waren dat PPS vaak met grote ambities start in de planvormingsfase. In de realisatiefase verzandt de samenwerking echter in een strategisch spel waarbij de private (lees: rendement) en publieke (lees: politiek) belangen de arena domineren. De werkelijke projectdoelen verdwijnen dan al snel achter de horizon.”
Tip: zoek via http://www.NIROV.nl (of google natuurlijk). Opgelet: in de ruimtelijke ordening is een PPP nog een “PPS”(publiek-particuliere samenwerking)

E) GATS – hoe staat het er voor?
Update van dienstenakkoord van de WTO
(door Erik Wesselius [1])

Stilstand na Cancún?

Het mislukken van de Ministeriële Conferentie van de WTO in Cancún had grote gevolgen voor de GATS-onderhandelingen: sinds de laatste speciale zitting van de Raad voor Handel in Diensten, vorig jaar juli, heeft er geen volledige GATS-onderhandelingssessie meer plaatsgevonden. De onderhandelingen over markttoegang op basis van de bilaterale verzoeken en aanbiedingen die tot nu toe ingediend zijn, zijn feitelijk tot stilstand gekomen.

De vrijwel volledige impasse van de GATS-onderhandelingen na Cancún komt bovenop het gebrek aan enthousiasme dat de meeste ontwikkelingslanden al etaleerden binnen de WTO. Tot nu toe hebben er slechts ongeveer zestig WTO-lidstaten liberaliseringsverzoeken aan andere WTO-leden gedaan; en 42 landen (minder dan een derde van het totaal aantal WTO-leden) hebben in antwoord daarop een eerste liberaliserings-aanbod gedaan. Van deze ‘aanbiedingen’ komt minder dan de helft van ontwikkelingslanden, en van de Afrikaanse landen heeft tot nu toe alleen Senegal een bod gedaan.

In een poging om dit gebrek aan betrokkenheid van vooral de ontwikkelingslanden te doorbreken, heeft de EU geprobeerd om tijdens de Ministeriële Conferentie van Cancún deadlines vast te stellen voor het indienen van herziene verzoeken en aanbiedingen. Het valt te verwachten dat tijdens de eerste GATS-onderhandelingssessie na Cancún, die gepland is voor eind maart/begin april dit jaar, opnieuw geprobeerd zal worden om zulke deadlines vast te leggen.

Jammergenoeg zijn de GATS-onderhandelingen na Cancún niet volledig tot stilstand gekomen. In verschillende WTO-werkgroepen (de Working Parties on Gats Rules and Domestic Regulation en het Committee on Specific Commitments) zijn de onderhandelingen gewoon doorgegaan. In deze werkgroepen wordt niet over specifieke markttoegang gesproken maar over zogenaamde horizontale thema’s als noodgaranties (‘emergency safeguards’), subsidies, overheidsaanbestedingen en binnenlandse regulering (‘domestic regulation’).

Noodgaranties

De onderhandelingen over regels voor maatregelen op het gebied van noodgaranties, lijken de deadline van 15 maart 2004 niet te gaan halen. Voor ontwikkelingslanden is dit een zeer belangrijk thema. Maar de VS, de EU en andere OECD-landen hebben zich vanaf het begin verzet tegen noodgaranties voor handel in diensten. Als gevolg daarvan zijn verschillende deadlines voor deze onderhandelingen al gepasseerd (zoals die van 30 juni 1999 [2]).

In de aanloop naar Cancún heeft een groot aantal ontwikkelingslanden nog eens bevestigd dat zij op dit punt vastbesloten zijn [3] en het ziet er naar uit dat de noodgaranties (‘emergency safeguards’) een belangrijk thema zullen worden bij de eerstkomende GATS-onderhandelingssessie, eind maart.

Binnenlandse regulering

In december bracht het WTO-secretariaat een geactualiseerde versie naar buiten van een studie naar noodzakelijkheidstesten (‘necessity tests’). Dergelijke testen zouden moeten garanderen dat binnenlandse wetgeving niet “meer handelsbelemmerend” is dan noodzakelijk. De studie is te vinden op de website van ICTSD [4].

GATS-doorstart in maart 2004?

Op de vergadering van de Algemene Raad op 12 februari 2004 werd ambassadeur Alejandro Jara (Chili) herbenoemd als voorzitter van de speciale sessie van de Raad voor Handel in Diensten. Het voorlopige programma van bijeenkomsten in 2004 zoals dat momenteel op de website van de WTO is te vinden (versie van 13 februari 2004, 14:45) kondigt een reeks GATS-gerelateerde bijeenkomsten aan in de periode tussen 23 maart en 2 april. Het ontbreken van verdere data voor GATS-sessies op het voorlopige programma voor 2004 lijkt erop te wijzen dat de GATS-vergaderdata voor de rest van het jaar nog vastgesteld moeten worden.

23 maart Committee on Trade in Financial Services
24 maart Working Party on GATS Rules
25 maart Council for Trade in Services
26 maart Services Meeting
29-30 mrt Working Party on Domestic Regulation Seminar
31 maart Working Party on Domestic Regulation
1 april Services Meeting
2 april Council for Trade in Services – Special Session

Conclusie

In een recente brochure waarschuwt de UNI (Union Network International, de internationale vakbond voor de private dienstverlenende sector)[5]:

“Vanwege de impasse, vooral op het gebied van het centrale thema landbouw, lijkt het erop dat de Doha-onderhandelingsronde niet volgens plan afgerond zal worden en zelfs geheel zou kunnen mislukken – hoewel dat onwaarschijnlijk is. Problemen in de onderhandelingen mogen er echter niet toe leiden dat vakbonden (of andere maatschappelijke organisaties, E.W.) hun aandacht laten verslappen, want impasses kunnen – en dat is ook bij alle voorgaande wereld handelsonderhandelingen gebeurd – plotseling opgeheven worden. Hoe dan ook, de GATS-ronde heeft zn eigen legale status. De GATS-ronde werd vóór de Doha Ontwikkelingsagenda gelanceerd en zou ook afgerond kunnen worden als Doha als geheel mislukt.”

Noten:
[1] Erik is werkzaam voor Corporate Europe Observatory. Http://www.corporateeurope.org
[2] “WTO Training Package on GATS”,
http://www.wto.org/english/thewto_e/whatis_e/eol/e/wto06/wto6_22.htm#note2
[3] “Services: Developing Countries Call For Stronger Focus On Horizontal Issues, Mode Four”, Bridges Weekly Trade News Digest, 28 augustus 2003, http://www.ictsd.org/weekly/03-08-28/story5.htm
[4] Http://www.ictsd.org/issarea/stsd/resources/Docs/Nectest.PDF
[5] “Question and answers on GATS”,
http://www.union-network.org/uniflashes.nsf/58f61ccf5875fe90c12567
bb005642f9/34439f877b55dae7c1256d09004b1e4f/$FILE/GATSguideEng.pdf

F) GATS- en investeringsafspraken beperken beleidsruimte van overheden
Onderzoek naar duurzame ontwikkeling in de elektriciteitssector
(door Rob Bleijerveld)

Het World Resources Institute bracht in september 2003 een rapport uit met case-studies over de haalbaarheid van sociale en milieudoelstellingen in de elektriciteitssector in een zestal staten. De vraag was of de huidige WTO-voorstellen voor nieuwe GATS-regels en een multilateraal investeringsregiem in de weg staan van (onorthodox) overheidsbeleid gericht op duurzame ontwikkeling.

De zeven cases [1] in het onderzoek tonen aan dat een doeltreffende bevordering van duurzame ontwikkeling moet kunnen bogen op onorthodoxe beleid, gebaseeerd op legitieme doelstellingen voor algemeen belang. Hoewel er altijd een zekere mate van onzekerheid blijft bestaan, is de uitkomst dat (GATS- en) investeringsregels inderdaad de beleidsruimte voor duurzame ontwikkeling in de elektriciteitssector inperken.

Het argument van voorstanders van een multilateraal investeringsakkoord – dat conflicten te voorkomen zijn door hantering van een positieve lijst-benadering voor GATS en investeringsregiem (geleidelijke en voorwaardelijke liberalisering van sectoren) – gaat niet op. In dit rapport wordt aangegeven waarom.

Ten aanzien van conflicten tussen investeringsregels en beleid gericht op het algemene belang geeft het rapport een aantal zaken ter overweging. Een multilateraal investeringsregiem zal grote beperkingen opleggen indien het regelingen omvat voor bijvoorbeeld ‘pre-establishment national treatment’ voor investeringen, verbod op ‘performance requirements’, beperking van indirekte onteigening, en instelling van een investeerder-staat geschillenbeslechtingssysteem. Evenzo zullen GATS-regels voor subsidies en overheidsaanbesteding de ruimte voor regelgeving sterk inperken, aangezien het GATS-akkoord uitgaat van steeds verdergaande liberalisering.

Gezien de economische omvang, politieke gevoeligheid en milieuimpact kan duurzaamheid in de electriciteitsector politieke compromissen en vernieuwend, onorthodox beleid noodzakelijk maken. Beperkende investeringsregels kunnen leiden tot het uitsluiten van het gebruik van beleidsinstrumenten waarvan aangetoond is dat die redelijk succesvol kunnen zijn. Uitsluiting kan leiden tot aanzienlijke milieukosten en sociale kosten.

Bron:
– “Will Investment Rules Shrink Policy Space for Sustainable Development? (Evidence from the Electricity Sector)” door Albert H. Cho en Navroz K. Dubash, World Resources Institute Working Paper, 5 september 2003 (http://pdf.wri.org/investment_rules.pdf)
Voor een ander, iets ouder case-onderzoek in de electriciteitssector, zie http://www.somo.nl (onder ‘publicaties’): “GATS, liberalisation and privatisation of the power sector in Columbia – the Endesa Case”, door Néstor Y. Rojas, van 26 november 2002

Noten:
[1] a/ Gabon: monopolie-aanbesteding van water- en elektriciteitssector met eventuele uitbreiding service-pakket; b/ VS (jaren ’30): subsidiëring van rurale coöperatieven ten behoeve van uitbreiding van het elektriciteitsnet; c/ VS (Arizona): bevoordeling van plaatselijke economie en fabrikanten van zonnepanelen ten behoeve van herwinbare energievoorziening; d/ Denemarken: tariefschema dat elektriciteitsaankopen bevoordeelt van lokale coöperatieven; e/ Zuid Afrika: Reservering van bepaald aandeel van te privatiseren staatsbedrijf (elektricitietsvoorziening) ten behoeve van zwart bevolkingsdeel (‘Black Economic Empowerment’); f/ Maleisië: Toekenning van industrie-licenties op basis van ethnisch afkomst ten behoeve van binnenlandse rust; g/ Argentinië: bevriezing van elektriciteitstarieven en heropening van nuts-contracten zodat gewicht van de financiële crisis ook gedragen werd buitenlandse investeerders.

G) Telecom-maatregelen VS gaan in tegen liberaliseringsopzet GATS

Klik hier door voor het vervolg van de WTO-zip (het paste niet in een file).

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Werkgroep Globalisering Delft-Den Haag.)