Ga naar de inhoud

WTO-Zip nr. 55, 09 juni 2005

Een nieuwe zip, die G8, WTO, EU en Bolkestein op de hielen volgt…

36 min leestijd
Placeholder image

Beste lezers,

nog even en er is weer vuurwerk te verwachten in Genève, de hoofdzetel van de WTO. Eind juli zullen de WTO-delegaties met elkaar in de clinch gaan over de inhoud van een nog op te stellen, belangrijk document. Het moet de basis leggen voor het praatpapier dat de ministers zullen hanteren tijdens de Hong Kong-top van december. Vele internationale maatschappelijke organisaties zijn echter kwaad over het feitelijk naar voren schuiven van de WTO-besluitvorming van Hong Kong naar Genève, en denken daarbij dat het document nadelig zal uitwerken voor mens, milieu en arme staten. Ze slaan hun tenten daarom op in de Zwitserse stad om te protesteren en te lobbyen tegen de gang van zaken binnen de WTO. En jullie zijn uitgenodigd…

Een voorschot nemen op Genève kan door de GATS-petitie van het OWINFS-netwerk te tekenen (sluitdatum 12 juni).

veel leesplezier, Rob Bleijerveld

INHOUD:

A) Oproep: Sluit aan bij de internationale mobilisaties in Genève en
STOP de bedrijfsgerichte WTO-agenda vóór Hong Kong !

40 Internationale NGO’s, vakbonden en sociale bewegingen verenigd in de Geneva People’s Alliance roepen andere maatschappelijke organisaties op om deel te nemen aan een bijeenkomst van de ‘Algemene Raad van Volkeren’ van 25 tm 30 juli in Genève. Voor lobby, protest, discussie en cultuur gericht op de gedelegeerden van de Algemene Raad van de WTO, die daar tegelijkertijd plaats vindt.

B) Petitie: Stop het GATS-machtsspel tegen de wereldbevolking!

Het OWINFS-netwerk verzoekt maatschappelijke groepen in Noord en Zuid dringend om te protesteren tegen het lopende GATS-onderhandelingsproces van de Wereld Handels Organisatie WTO. In een daartoe opgestelde petitie analyseert OWINFS de stand van zaken op gebied van de dienstenliberalisering en constateert dat de positie van arme staten en van de wereldbevolking in het geding is. Een voorlopige lijst (7 juni) van ondertekenaars is opgenomen.

C) Oproep: Besluitvorming rond ‘Bolkesteinrichtlijn’ in cruciale fase,
Mail uw zorgen aan het Europees Parlement

De commissie Interne Markt van het Europees Parlement buigt zich nu over de Bolkesteinrichtlijn en bereidt de behandeling van wijzigingsvoorstellen voor. Samen met andere Attac-groepen in Europa roept de Attac Nederland op om nu via emails te protesteren tegen de Dienstenrichtlijn die een aanval is op de publieke dienstverlening, de arbeidsrechten en de democratie.

D) G8-management en onbetrouwbare popsterren
(met agenda van de Nederlandse ‘mobilisatie’)

Over Blair’s strategie om de G8-tegenstanders op te delen in ’the good and the bad ones’ en over een popster die roet in zijn eten dreigt te gooien. Ook over de pro-Afrika retoriek en de achterliggende belangen van grote ondernemingen.

E) Invoerheffingen als noodzakelijk instrument voor landbouwbeleid

Landbouweconoom Giel Ton volgt in Bolivia de ontwikkelingen op het WTO-handelsfront nauwlettend. Hij werkte de afgelopen vijf jaar voor CIOEC-Bolivia, de nationale koepel van kleine Boliviaanse boerencoöperaties en -verenigingen, en schetst het gevaar van het Europese groene liberalisme voor landbouwbeleid ten behoeve van kleine boeren in ontwikkelingslanden.

F) Voedseldumping: handel of hulp?

Voedselhulp is een noodzakelijk kwaad in extreme gevallen. Maar hongersnood en extreme armoede in de wereld nemen nog steeds toe en een langdurige afhankelijkheid van voedselhulp is geen uitzondering meer. Houden we deze hulprelatie zelf in stand? En wie is gebaat bij deze hulp? In een recente publicatie gaat de Food Trade and Nutrition Coalition (FTN) in op de relatie tussen voedselhulp, gesubsidieerde overschotten in donorlanden en handel. Is voedselhulp nu handel of hulp?

G) Millenniumdoelstellingen zijn doekje voor het bloeden

Terwijl de millenniumdoelstellingen voor armoedebestrijding volop in de belangstelling staan, maakt de idee van internationale belastingen opgang. Het koppelen van beide lijkt logisch. Toch is het geen goed idee volgens Francine Mestrum van Attac Vlaanderen.

H) 24 Juni: Derde Globaliseringscafee (Amsterdam)

Op vrijdag 24 juni is er bij XminY weer een globaliseringscafee. Deze keer op het programma: ‘Economische grootmacht China’, ‘De prijs van het aardgas’ (in Nederland en Bolivia), en ‘De multinationals van de maand’ (Coca Cola en Total). Daarnaast de vaste rubrieken ‘opgelost’ en ‘heel ingewikkeld’, een laatste update van de G8-protesten en spetterende filmpjes en websites. Uiteraard zijn er de nodige hapjes en drankjes verkrijgbaar.

======================================

A) Oproep van de Geneva People’s Alliance [1] aan
alle maatschappelijke organisaties:

Sluit aan bij de internationale mobilisaties in Genève en
STOP de bedrijfsgerichte WTO-agenda vóór Hong Kong !

Met de Hong Kong-ministerstop van december in zicht, versnellen de lidstaten van de Wereldhandelsorganisatie de onderhandelingen ten behoeve van een succesvolle uitkomst. De mislukking van de handelsbesprekingen in Cancún heeft geleid tot aanpassing van de onderhandelingsstrategie van de WTO: de onderhandelaars zullen proberen de belangrijkste hindernissen op te ruimen tijdens bijeenkomsten van de Algemene Raad in Genve. Op deze wijze wordt publieke toetsing en druk van maatschappelijke organisaties uit de weg gegaan en is de besluitvorming nog ondoorzichtiger en ondemokratischer dan voorheen. Sociale bewegingen en civil society moeten daarom in aktie komen om deze strategie tegen te gaan!

(Dit stuk staat als apart artikel op globalinfo)

B) Petitie: Stop het GATS-machtsspel tegen de wereldbevolking!

Het OWINFS-netwerk [1] verzoekt maatschappelijke groepen in Noord en Zuid dringend om te protesteren tegen het lopende GATS-onderhandelingsproces van de Wereld Handels Organisatie WTO. In een daartoe opgestelde petitie analyseert OWINFS de stand van zaken op gebied van de dienstenliberalisering en constateert dat de positie van arme staten en van de wereldbevolking in het geding is.

(Dit stuk staat als apart artikel op globalinfo.nl>

C) Besluitvorming rond ‘Bolkesteinrichtlijn’ in cruciale fase
Mail uw zorgen aan het Europees Parlement

De commissie Interne Markt van het Europees Parlement buigt zich nu over de Bolkesteinrichtlijn en bereidt de behandeling van wijzigingsvoorstellen voor. Samen met andere Attac-groepen in Europa roept de Attac Nederland op om via emails te protesteren tegen de Dienstenrichtlijn die een aanval is op de publieke dienstverlening, de arbeidsrechten en de democratie.

Het traject voor de invoering van de dienstenrichtlijn van Bolkestein gaat een nieuwe fase in. De commissie Interne Markt van het Europees Parlement is begonnen aan het bepalen van haar standpunt, dat naar verwachting half juni naar buiten zal worden gebracht. De afgelopen maanden hebben diverse commissies van het EP – waaronder Sociale Zaken en Milieu – zich over het voorstel gebogen en advies uitgebracht.
De commissie Interne Markt gaat nu deze adviezen bundelen, om op basis daarvan te komen met een geamendeerd voorstel. Dat zal naar het zich laat aanzien in september/oktober in eerste lezing plenair in het Europees Parlement besproken worden. De commissie Interne Markt speelt dus een cruciale rol in het politieke proces rond de invoering van de dienstenrichtlijn.

De Bolkesteinrichtlijn wil de Europese dienstenmarkt vergaand liberaliseren. Liberalisering van de dienstenmarkt is een van de zaken die in het grondwetsvoorstel voor de EU verankerd liggen. In dit stadium van de politieke besluitvorming over de dienstenrichtlijn is het van belang de commissie Interne Markt ervan te blijven doordringen dat afscherming van publieke diensten voor ongebreidelde marktwerking, de bescherming van sociale rechten en het afzwakken of schrappen van het omstreden oorsprongslandbeginsel van het hoogste belang zijn. Volgens dat beginsel hoeven bedrijven die grensoverschrijdend hun diensten aanbieden, zich in grote lijnen alleen te houden aan het sociaal, milieu- en arbeidsrecht van hun land van oorsprong. Als de Bolkesteinrichtlijn op dat punt niet wordt gewijzigd, dreigt een neerwaartse spiraal in gang te worden gezet, waarbij grensoverschrijdend opererende bedrijven zich bij voorkeur vestigen in plaatsen met de minst belemmerende regels.

Protest tegen de dienstenrichtlijn blijft onverminderd van belang. In de aanloop naar het grondwetreferendum in Frankrijk heeft de Europese Commissie geprobeerd de indruk te wekken dat het voorstel teruggetrokken en aangepast zou worden. Maar dat is schijn. De Europese Commissie gaat helemaal niets veranderen aan het oorspronkelijke voorstel en laat amendering aan het Europese Parlement over. De commissie Interne Markt zal daartoe met haar advies een voorzet geven. Voor alle amenderingen zal vervolgens nog een meerderheid gevonden moeten worden in het Europees Parlement. En dat is zeker nog geen gelopen koers. Attac roept daarom nu internationaal op de wijdverbreide kritiek op de dienstenrichtlijn nogmaals massaal onder de aandacht van de commissie Interne Markt te brengen. Bijgevoegd vindt u een voorbeeld van een protestmail en een lijst met e-mailadressen van de
leden van de commissie. Wilt u uw bezwaren op andere wijze verwoorden, dan kan dat natuurlijk ook.

Het bestuur van Attac Nederland
= = = = = = =

(Tekstvoorstel email:)
“Geacht parlementslid,

De commissie Interne Markt, waar u deel van uitmaakt, is begonnen met de behandeling van de richtlijn-Bolkestein. Ik wil u graag laten weten dat ik, en met mij tienduizenden burgers en werknemers in heel Europa, deze richtlijn beschouw als een gerichte aanval op de publieke dienstverlening, de arbeidsrechten en de democratie, die toch het algemeen belang en de maatschappelijke participatie zou moeten dienen. Ik ben actief bezig om in mijn omgeving zoveel mogelijk mensen van deze zaken op de hoogte te brengen. Gezamenlijk vragen wij u om intrekking van de richtlijn-Bolkestein.

Hoogachtend, …”

(In het Engels:)
“Dear Member of the European Parliament,

The Internal Market Committee, of which you are a member, has initiated the discussion on the Bolkestein Directive. I would like to inform you that, together with thousands of citizens and workers all over Europe, I consider the Directive an atrocious attack on our public services, workers rights and democracy, which itself is the primary guardian of public welfare and collective participation. I have been striving to raise awareness among the general public about these issues in my area. Together we ask for the withdrawal of the Bolkestein Directive.

Yours sincerely, …”

(Adressen van leden Commissie Interne Markt:)
pwhitehead@europarl.eu.int; phillip@phillipwhiteheadmep.net; zroithova@europarl.eu.int; gbloom@europarl.eu.int; mdevitis@europarl.eu.int; bdoorn@europarl.eu.int; jfourtou@europarl.eu.int; egebhardt@europarl.eu.int; mhandzlik@europarl.eu.int; mharbour@europarl.eu.int; cheathonharris@europarl.eu.int; ahedh@europarl.eu.int; eherczog@europarl.eu.int; ajaatteenmaki@europarl.eu.int; pjonckheer@europarl.eu.int; ahedh@europarl.eu.int; michal.kaminski@sejm.pl; hdkristensen@europarl.eu.int; alambsdsorff@europarl.eu.int; klechner@europarl.eu.int; llehtinen@europarl.eu.int; amccarthy@europarl.eu.int; tmanders@europarl.eu.int; mmedinaortega@europarl.eu.int; wnewton@europarl.eu.int; bpatrie@europarl.eu.int; zplestinska@europarl.eu.int; gpodesta@europarl.eu.int; hruhle@europarl.eu.int; amackowka@op.pl; amackowka@onet.pl; aschwab@europarl.eu.int; e-b.svensson@bredband.net; jslajer@europarl.eu.int; mthyssen@europarl.eu.int; jtoubon@europarl.eu.int; bvergnaud@europarl.eu.int; bweiler@europarl.eu.int;
– – – – –

Meer informatie:

– “Een kritische inleiding tot de Bolkesteinrichtlijn – De vernietiging van het Sociaal Europa”, door Stijn Oosterlynck, Attac Vlaanderen (website Attac Vlaanderen).
Een helder en uitgebreid artikel dat ingaat op vele vragen rondom deze richtlijn. zoals: Wat heeft de Bolkesteinrichtlijn te maken met de Lissabonstrategie en het Sociaal Europa? Bedreigt de Bolkesteinrichtlijn publieke diensten zoals de gezondheidszorg? Leidt de Bolkesteinrichtlijn tot een deregulering van de dienstensector? Wordt de consument beter van de Bolkesteinrichtlijn? Organiseert de Bolkesteinrichtlijn de sociale en fiscale dumping? Heeft de Bolkesteinrichtlijn iets te maken met de Europese Grondwet? Hoe moet het verder met de Bolkesteinrichtlijn?

– websites over de dienstenrichtlijn en de protesten daartegen: http://www.attac.nl
http://vl.attac.be
http://www.dienstenrichtlijn.nl
http://www.bolkestein.org

– Het bestuur van Attac Nederland zetelt aan de De Wittenstraat 43-45, 1052 AL Amsterdam (tel: 020-6279661; mail: info@attac.nl).

D) G8-management en onbetrouwbare popsterren
(door Kees Hudig)

De G8-top in Gleneagles nadert met rasse schreden. Dat is ook te merken aan de groeiende hoeveelheid informatie die beschikbaar komt over de voorbereidingen.

Critici van de G8 hebben met name belangstelling voor de toeren die Blair uithaalt om tegelijkertijd de topconferentie gladjes te laten verlopen, en toch een progressief gezicht te tonen naar een deel van de demonstranten toe. Dat is geen eenvoudige taak. Tijd voor de nodige ‘spin’ dus (manipulatie). In een stuk op de website Spinwatch wordt uit de doeken gedaan hoe dat in z’n werk gaat [1].
Blair en Brown hebben voor de strategie twee sporen uitgezet. Aan de ene kant worden de demonstranten gesplitst in ‘goeden’ en ‘slechten’. De ‘goeden’ mogen demonstreren, mits dat in tijd en ruimte niet in de buurt van de topconferentie zelf plaatsvindt. Ergo wordt het brede platform Make Poverty History (MPH) de nodige kushandjes toegezonden. Zo vertoont Blair zich met het typerende witte armbandje op toneel, dat MPH verkoopt zodat mensen kunnen aangeven dat ze tegen armoede zijn. De ‘slechte’ demonstranten zijn degenen die echte veranderingen eisen en daarvoor ook acties willen ondernemen. Hen staat een gigantische politiemacht te wachten en voor Schotland ongekende wapens zoals taser-pistolen die 50.000 volt door een demonstrant heenschieten, zodat die tijdelijk verlamd ineenzakt [2].

‘Goed voor Afrika’

In ruil voor de toegestoken veren, ondersteunen de ngo’s die de leiding hebben in MPH de regering Blair. Maar ook de gematigde demonstranten zijn natuurlijk niet gek, dus moet Blair hen ook in z’n beleid wat te bieden hebben. Nu is zijn probleem dat hij eigenlijk net als alle andere neoliberale politici vooral naar de pijpen van het bedrijfsleven danst, terwijl de demonstranten daar juist schoon genoeg van hebben.
Blair roept al maanden dat hij het echt anders wil, en de buzzwords zijn daarbij ‘Afrika’, ‘schulden’ en ‘klimaatverandering’. Of zoals hij in een toespraak in Dundee in maart zei: “Het zou heel erg raar zijn als mensen kwamen om te protesteren tegen deze G8, aangezien we ons richten op armoede in Afrika en klimaatverandering. Ik begrijp echt niet waartegen ze tegen zouden komen demonstreren”.
Ter voorbereiding van het ‘Goed voor Afrika’-gezicht, is er een speciale commissie opgericht, de Commission for Africa. Deze commissie pleit voor leuke dingen in Afrika. Maar wie goed leest wat daarbij uitgebroed wordt, ziet dat er vooral gepleit wordt voor meer marktwerking en privatisering. Dat is ook niet zo vreemd, aangezien de commissie steeds nauw samengewerkt heeft met lobby-organisaties van het bedrijfsleven zoals Business Action for Africa (BAA) en de Business Contact Group.

Een speciaal dossier van de onderzoeksgroep Corporatewatch gaat nog veel dieper in op de invloeden van het bedrijfsleven [3]. De banden zijn ingrijpend en talrijk. Het beeld van een Brave New World dringt zich op, waarbij gematigde ngo’s en multinationals plannen smeden om de wereld verder te privatiseren. Public-Private-Partnerships (PPP’s) heet die benadering in ontwikkelingsjargon.

Geldof

Een balsturige popster dreigt nu echter roet in Blair’s eten te gooien. Bob Geldof, die twintig jaar geleden Life Aid bedacht om geld in te zamelen tegen de hongersnood in Afrika, was door MPH ingeschakeld om zijn kunstje nog eens over te doen. Anders dan medewoorvoerder en popmiljonair Bono, trekt Geldof tamelijk fel van leer tegen de G8-leiders. Bij de presentatie van een met popsterren gelardeerd programma van vijf concerten op 2 juli, verraste hij vriend en vijand met de oproep om massaal naar Schotland te komen op 6 juli, de dag dat de G8-top moet beginnen [4]. Vervolgens riep hij ook bootbezitters op om demonstranten van het Europese vasteland te gaan ophalen [5]. Volgens Geldof heeft alle liefdadigheid niets geholpen en is het nu de hoogste tijd voor politieke actie.

Er wordt degelijk onderzoek gedaan naar de werkelijke achtergrond van de G8-agenda en Blair’s beleid daarbij. Dat onderzoek wordt bovendien gratis aangeboden op websites, die gemakkelijk te vinden zijn. Dus zou je verwachten dat media dat soort informatie ook verwerken in hun berichtgeving. Maar dat is in de Nederlandse commerciële media niet echt het geval. Aan de Volkskrant is dergelijke informatie in ieder geval niet besteed. Volgens een bericht van 2 juli 2006, heeft Tony Blair “samen met zijn minister van Financien een ambitieus plan voor kwijtschelding van de schulden en verdubbeling van de ontwikkelingshulp op de G8-agenda gezet”. Over de eerdergenoemde commissie weet de krant hoofdzakelijk te melden dat “niemand bestrijdt” dat die “een grondige analyse heeft gemaakt van de problemen in Afrika en dat Blair die adviezen ook ter harte heeft genomen”.

Noten:
[1] Het betreffende stuk is in Nederlandse vertaling onder de titel
“Goochelen met de G8” verschenen op globalinfo:
https://www.globalinfo.nl/article/articleview/613/1/1/
[2] Bron: http://thescotsman.scotsman.com/index.cfm?id=550602005
[3] Dossier corporatewatch: http://www.corporatewatch.org.uk/?lid=412
[4] Zie https://www.globalinfo.nl/article/articleview/616/1/2/
[5] Zie: https://www.globalinfo.nl/article/articleview/620/1/2/

G8-agenda:
Een uitgebreide agenda van activiteiten rond de G8-top in Schotland, staat te lezen in het speciale katern dat deze week in tijdschrift Ravage is verschenen.
Een goed overzicht is ook te vinden op:
http://www.dissent.org.uk/content/section/12/63/

Activiteiten in Nederland:
Zondag 12 juni: Voetbaltoernooi in Amsterdamse Bos om geld op te halen (https://www.globalinfo.nl/article/articleview/600/1/2/)
Maandag 13 juni: Informatie-avond in Acu, Voorstraat 71 Utrecht
Vrijdag 17 juni: Informatieavond in Vrankrijk, Spuistraat 216 Amsterdam

Websites voor meer informatie:
http://www.dissent.co.uk (Engels)
http://squat.net/scotland (Nederland)
http://www.stopg8.be/ (Belgie)

E) Invoerheffingen als noodzakelijk instrument voor landbouwbeleid
(door Giel Ton)

Zowel in Nederland als in Bolivia worden de ontwikkelingen op het WTO-handelsfront nauwlettend gevolgd. Landbouweconoom Giel Ton werkte de afgelopen vijf jaar voor de nationale koepel van kleine Boliviaanse boerencoöperaties en -verenigingen [1]), en schetst in onderstaand artikel het gevaar van het Europese groene liberalisme voor landbouwbeleid ten behoeve van kleine boeren in ontwikkelingslanden [2].

Boliviaanse landbouwsector

Bolivia werd in 1999 lid van het handelsblok van landbouwexporterende landen, de Cairns Group [3], die binnen de WTO-onderhandelingen pleit voor een volledige liberalisering van de landbouw. De Cairns Group beoogt meer marktruimte te verkrijgen voor de in deze landen goedkoop geproduceerde producten ten koste van beschermde en gesubsidieerde landbouwproductie, met name uit Europa en de VS, maar ook in ontwikkelingslanden. Het toetredingsbesluit werd door de toenmalige Bolivaanse regering zonder overleg met het parlement genomen, en is het resultaat van de lobby van het multinationale bedrijfsleven actief in de sojasector van Bolivia. De theoretische uitgangspunten die de Cairns-visie onderbouwen zijn terug te voeren op het idee dat ieder land zich moet specialiseren in dat waar het goed in is en geen inefficiënte sectoren moet beschermen [4]. In het kort is dit ook het neoliberale paradigma voor vrijhandel. Deze neoliberale politiek heeft zich ook geuit in het tekenen van vrijhandelsverdragen met het buurland en belangrijke landbouwexporteur Argentinië (via een associatieverdrag met de MERCOSUR [5]).

Bolivia is volgens de statistieken inderdaad een netto landbouwexporteur met een sterke groei van de agrarische exportsector. Maar als je achter deze cijfers kijkt, zie je dat die export vrijwel volledig komt uit de sojateelt, die overwegend door grote boeren geproduceerd wordt en waar relatief weinig arbeidskracht in gebruikt wordt. De statistieken wat betreft de voedselproductie – overwegend afkomstig van de kleinere en gediversificeerde gezinsbedrijven – zijn van andere aard. Bolivia wordt wat voedsel betreft steeds meer afhankelijk van de importen uit het buitenland. Grafieken van het INE (het Boliviaanse CPB) geven aan dat deze voedselimporten sinds het vrijhandelsverdrag met de MERCOSUR (1996) sterk zijn gestegen [6].

Veel economen juichen deze specialisatie toe en benadrukken dat Bolivia zich moet specialiseren in de producten die ze goedkoper kan leveren aan de wereldmarkt en voor haar voedsel voorrang moet geven aan producten die goedkoper van elders kunnen worden aangevoerd. Wat daarbij vaak wordt vergeten door de economische macro-modellenbouwers, is dat de werkgelegenheid in de voedselproducerende sector (in het geval van Bolivia de indiaanse dorpen in de Andes) niet zo makkelijk ‘verschoven’ kan worden naar andere sectoren. En dat er dus nog enkele generaties families hun inkomen en sociale zekerheid gedeeltelijk uit de markt voor landbouwproducten moeten halen. Migratie is een pijnlijk en meestal niet zo succesvol alternatief. De scholing in de berggebieden is behoorlijk slecht, de afstand tot de stad groot en de interne sociale verbanden minstens zo belangrijk voor de overleving van de families dan een mager dagloon als migrant in de stad.

Economische uitsluiting

Er is op de korte termijn geen zicht op een arbeidsintensieve sector die de 2,5 miljoen mensen in de Andes-regio’s op een andere manier van een enigszins stabiel inkomen kan voorzien. Tegelijkertijd is de Andes allesbehalve een gebied waar comparatieve voordelen liggen in de landbouw: kleine percelen, bergachtig, moeilijk toegankelijk. Het is geen exportsector maar desalniettemin een belangrijke economische sector om een minimale levensstandaard vast te houden. Zelfvoorziening door landbouw en veeteelt is een belangrijke doelstelling voor de indiaanse boerenfamilies, maar absoluut niet de enige doelstelling. Diensten als onderwijs, gezondheidszorg, vervoer, en niet zelf geproduceerde levensmiddelen (zoals basisbehoeften als olie, zout en suiker, maar ook andere verbruiksgoederen als cocablaadjes, koffie en frisdrank) moeten met geld worden gekocht. En om aan geld te komen moet een gedeelte van de eigen productie worden verkocht. Inkomsten dus, die afhankelijk zijn van de prijs op de markt, en van een afzetkanaal in de buurt. Beide punten zijn daardoor belangrijke aangrijpingspunten voor ontwikkeling en armoedebestrijding.

Daarom lijkt er voldoende reden voor een overheidsbeleid dat leidt tot stabielere en hogere prijzen voor landbouwproducten in de Andes-regio, want stabielere en hogere landbouwprijzen voor traditionele voedselgewassen zullen positief uitwerken op de armoedebestrijding. De meeste armoede bevindt zich op het platteland en de invloed van hogere landbouwprijzen op de kosten van levensonderhoud van de arme stadsbewoner is minimaal [7]. De lokale voedselproductie vindt haar weg via een keten van lokale verwerkers en handelaren. De meeste werkgelegenheid in Bolivia vindt plaats in het midden- en kleinbedrijf; bedrijfjes die met weinig kapitaal werken. Deze voedselverwerkende sector is daardoor een relatief arbeidsintensieve sector. De kleinschaligheid en het gebrek aan investeringskapitaal maakt adverteren echter onmogelijk en het leveren aan supermarkten moeilijk, zodat deze kleine bedrijven in snel tempo de concurrentie van geïmporteerde verwerkte en voorverpakte producten verliezen. De kwaliteits- en kwantiteitsomslag die veel van die kleine verwerkende bedrijven moeten maken, is zonder overheidsbescherming echter heel moeilijk te verwezenlijken; in Bolivia is geld lenen ontzettend duur (rente van 15-30%), staat het technisch onderwijs op een bedroevend peil en is er vrijwel geen geld voor strategisch onderzoek. Het is dan ook logisch dat de Boliviaanse verwerkende industrie op dit moment bij wegvallend beschermend beleid zich moeilijk verder kan ontwikkelen en dat de werkgelegenheid in deze sector op de tocht staat.

Dat een beschermend overheidsbeleid op de langere termijn tot een concurrerende sector kan leiden, bewijst de sojasector. Deze ‘motor van het Boliviaanse agro-exportmodel’ heeft juist jarenlang baat gehad bij een systeem van marktbescherminng door invoerrechten. De sojasector in Bolivia verkoopt in Venezuela en Colombia en heeft jarenlang baat gehad bij het mechanisme van variabele invoerheffingen (‘price band system’) dat in deze landen funktioneert. Daarbij worden de invoerheffingen verhoogd als de wereldmarktprijs laag is en worden ze verlaagd als de wereldmarktprijs hoog is. Het resultaat is een soort van ‘vering’ waardoor de interne prijs voor de verwerkende industrie stabiel blijft. De binnenlandse prijs in deze Andes-landen wordt daardoor minder direct beïnvloed door de schommelende prijzen voor het alternatief, de importen tegen de flucterende wereldmarktprijs. Over Boliviaanse sojaimporten hoeft in Venezuela en Colombia geen invoerheffing worden betaald omdat deze landen een interne markt hebben zonder invoerrrechten [8]. Zo konden de Boliviaanse sojaexporteurs de concurrentie uit Brazilië en de VS aan, die geen lid zijn van die interne markt, doordat ze een relatief prijsvoordeel hebben ten opzichte van hun directe concurrentie. Dat prijsverschil kon tot meer dan 30% oplopen in de jaren dat de wereldmarktprijs voor soja laag was. De beschermde afzetmarkt bleek een belangrijke factor voor het kunnen ontwikkelen van deze dynamische exportsector.

Price Band System

De Boliviaanse producenten voor de binnenlandse markt, die voor hun overlevingsstrategieën voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van de inkomsten uit hun landbouwproductie, zouden ook baat kunnen hebben bij het toepassen van het price band system voor producten als melkpoeder en tarwe(meel). Maar onder druk van de Wereldbank en het IMF heeft Bolivia zich teruggetrokken uit dit systeem van marktbescherming. Melkproducenten in bijvoorbeeld Venezuela en Colombia hebben wel baat bij dit systeem en krijgen een stabiele prijs die (uitgedrukt in US-dollars) duidelijk hoger ligt dan de prijs die Boliviaanse producenten voor hun melk krijgen. Waar de Boliviaanse producenten de kostprijs niet volledig terug verdienen (= arm blijven of verarmen), gebeurt dat in die landen wel (= een redelijker inkomen hebben). Met toenemende kracht eist de boerenbeweging dan ook dat de uitzonderingspositie van Bolivia wordt opgeheven en het price band systeem toegepast gaat worden. Dit handelspolitieke instrument ligt echter internationaal zwaar onder vuur. Het is te verwachten dat onder druk van de MERCOSUR of door de WTO-onderhandelingen dit interessante en werkbare instrument van overheidsbeleid zal worden afgeschaft of vergaand uitgehold [9].

Die werkzaamheid van het price band systeem en soortgelijke prijsondersteuningsinstrumenten zit hem vooral in het feit dat invoerheffingen een inkomstenbron zijn in plaats van een uitgavenpost, zoals het geval bij overheidssubsidies. Voor arme landen is dat dus een van de weinige effectieve instrumenten om iets aan economisch beleid te doen. Binnen de WTO-onderhandelingen is de dominante trend tussen de vroegere Cairns Group, de VS en Europa, zoals ook neergelegd in de ‘July Package’, om de invoertarieven in de wereld zo ver mogelijk te verlagen of – beter nog – op te heffen, en om de exportsubsidies af te schaffen. De Cairns Group zou daardoor beter kunnen exporteren naar derde landen (China, India). Het aanbod van landbouwexporten uit de EU en de VS op de wereldmarkt zou afnemen, terwijl de VS en Europa de markt met andere middelen zouden mogen blijven beschermen (kwaliteitseisen) of de prijsval compenseren met inkomensondersteunende subsidies richting hun boeren. Dat een definitief landbouwakkoord er nog niet is, is deels te wijten aan Brazilië. Brazilië is weliswaar deel van de Cairns Group, maar heeft, samen met onder andere India en China, tegelijkertijd ook een ander platform opgericht. Deze zogenaamde G-20 gebruikt het radicale Cairns Group-standpunt echter vooral onderhandelingstechnisch opdat er op de andere terreinen (respecteren van patenten, openstelling industriesector voor buitenlandse investeerders, privatisering van diensten, vrijgeven van overheidsaanbestedingen aan buitenlandse leveranciers [10]) geen concessies hoefden worden gedaan. Tijdens de huidige ‘low profile’ WTO-onderhandelingen eist Europa daardoor minder in de andere sectoren (Singapore Issues) om Brazilië toe te laten geven op landbouwgebied… [11].

Groen liberalisme

De Europese positie bij de WTO-onderhandelingen is er dus vooral op gericht om alle vormen van invoerheffingen af te schaffen zodat de interne prijs in alle landen overeen gaat komen met de wereldmarktprijs, en om (in Europa) de inkomensgevolgen voor boeren te compenseren met inkomenssubsidies. Het paradigma van vrijhandel en globalisering van landbouwmarkten wordt omhelsd, terwijl de resulterende pijn met overheidssubsidies wordt verlicht. Deze ‘uitruil’ doet een groot beroep op de EU-begroting en is economisch zeer voordelig voor de internationaal operende agribussiness (lagere prijzen voor in Europa gekochte landbouwinputs). Een onverwachte steunpilaar van dit beleid vormen delen van de milieubeweging en de groene frakties in het Europese parlement, die de subsidiëringsmacht van de Europese Unie willen gebruiken om milieudoelen te bereiken. De noodzakelijke omslag naar een meer milieuvriendelijke landbouw – die via de vraagkant langszaam op gang komt – kan, zo denkt men, makkelijker tot stand komen door voorwaarden te stellen aan boeren die aan het subsidie-infuus liggen. Dat laatste maakt dat deze delen van de progressieve beweging de omslag in het Europese landbouwbeleid van marktprijsondersteuning naar ‘cross-compliance’ inkomenssteun geestdriftig toejuichen. Het vele geld dat via exportsubsidies aan landbouwoverschotten wordt besteed zou dan een beter te legitimeren bestemming krijgen. Onbewust omarmt men daarbij echter een paradigma van internationale handelsregulering dat funest uitpakt voor kleine boeren in ontwikkelingslanden, een politiek van “groen liberalisme”.

Subsidies gebruiken om de negatieve effecten van de vergrote internationale concurrentie weg te poetsen, is een model van landbouwbeleid dat in ontwikkelingslanden, met een zwakke overheid en zonder mogelijkheden tot inkomenssteun, absoluut niet mogelijk is. Een brede coalitie boerenorganisaties en NGO’s uit noord en zuid protesteert daarom tegen de huidige onderhandelingstendens in de WTO en omarmt het concept ‘food sovereignty’. Dit houdt onder andere in dat landen op het gebied van hun voedselvoorziening weer marktordeningsmechanismen (waaronder heffingen en quotas) zouden mogen gaan gebruiken, met name om de binnenlandse markt te beschermen tegen goedkope voedselimporten en om werkgelegenheid in de landbouw te behouden [12]. Het paradigma van ‘vrijhandel en economische groei via internationale handel’, wordt daarbij frontaal aangevallen door een paradigma dat de ‘verdediging tegen ongewenste invloeden van die wereldhandel’ centraal stelt. Bovendien benaderen deze groepen de landbouw als een sociaal proces en als een multifunctionele sector, en niet alleen als een bron van verhandelbare goederen. Men stelt dat het food sovereignty-concept ook zou kunnen dienen als nieuw paradigma voor een Europees landbouwbeleid, waarin gesubsidieerde landbouwexporten zouden moeten worden afgeschaft, maar waar prijsondersteunde en gesubsdieerde productie voor de interne regionale markt weer een legitieme reden wordt voor landbouwbeleid. Gezinsbedrijven als leverancier van gezond voedsel voor de regionale markt en landbouwprijzen op een niveau dat (produktie)kostendekkend is voor de gezinsbedrijven. Dat noodzaakt tot meer regulering van de markt door systemen van quotering en aanbodbeheersing ter voorkoming van overschotten. Misschien is dat juist wel noodzakelijk voor een samenleving die meer wil met landbouw dan alleen het leveren van een goedkoop produkt.

Conclusie

Het lijkt me dan ook sterk de vraag of op deze manier het Europese landbouwbeleid en de WTO-besluitvorming de goede richting op gaan, of dat het een nieuwe vorm is van ‘ongelijke handel’. Een handelssysteem dat ontwikkelingslanden verbiedt bepaalde instrumenten te gebruiken voor de versterking van hun agrarische sector, en dat het verruimen van maatregelen toestaat die deze landen niet kunnen betalen. Het is daarom de uitdaging om landbouwbeleid te voeren en handelsregels op te stellen die ook aan ontwikkelingslanden de mogelijkheid bieden om het sociale vangnet dat de landbouw vaak is te beschermen met maatregelen die ze kunnen uitvoeren (invoerheffingen). En om tegelijkertijd een Europees milieubeleid te voeren dat effectief is in het terugdringen van de milieubelasting en dat het dierenwelzijn vergroot. De vaststelling dat de internationale handel in landbouwproducten niet werkt zoals we willen dat die zou werken, mogen we niet alleen in het rijke noorden oplossen middels subsidies. Het dient te leiden tot een handelsinstrumentarium dat het voor alle landen in de wereld mogelijk maakt om voedselproductie en plattelandsontwikkeling naar eigen behoeften vorm te geven.

Kader: Gevolgen van de globalisering van de Boliviaanse landbouwmarkten

De mogelijkheden om op de lokale markt een redelijke prijs voor het product te krijgen, komen vanwege de globalisering onder druk te staan. Het getuigt van heel veel optimisme om te denken dat hier alleen maar sprake is van een ‘pijnlijk proces van aanpassing’; ik zie het als fenomenen die aangeven dat er sprake is van het afbreken van een (aanzet tot) lokale economische ontwikkeling. Een lokale economie die weliswaar niet concurrerend is ten opzichte van de rijke landen, maar wel essentieel is voor het in stand houden gedurende de komende decennia van sociale verbanden en overlevingsstrategie�n in een van de armste gebieden van de wereld:
– Na de devaluatie van de Argentijnse Peso werd het Argentijnse produkt ineens heel goedkoop. Als gevolg van de meelimporten uit Argentinië sloot de laatste meelfabriek in de zuidelijke stad Tarija, waardoor van de een op de andere dag de boeren hun tarwe niet meer konden verkopen. Tarwe is een van de weinige gewassen die op de armere gronden geteeld kan worden. Het is belangrijk voor de zelfvoorziening en, als nevenproduct, levert eten op voor het vee. Het gewas blijft dus, maar de mogelijkheid tot geldinkomsten is vedwenen.
– Na de verlaging van de invoerheffingen met Argentinië, besloot de bierfabriek in Sucre ineens om het moutgerst uit Argentinië te importeren in plaats van op te kopen bij de boeren uit de streek. Goedkoper vervoer en gestandaardiseerde kwaliteit, zo luidde het argument. Uit arrenmoede werd de geoogste gerst van honderden boerenfamilies dan maar aan de varkens gevoerd, waarbij overigens na een half jaar de lokale markt voor varkensvlees volledig in elkaar stortte. Weer een inkomensalternatief minder.
– Vooruitlopend op een WTO over gelijke rechten voor buitenlandse en binnenlandse bedrijven bij overheidsaanbestedingen, heeft Bolivia al een wet die selectief aankoopbeleid verbiedt. De meeste gemeentes met schoolmelkprogramma’s kiezen daarom in de openbare aanbestedingsprocedures voor goedkoop geïmporteerd melkpoeder in plaats van plaatseljk geproduceerde melk. De prijs is nu het enige besliscriterium. Daags na het slechte nieuws stuurde de fabriek een brief aan de boeren dat ze daardoor voortaan minder melk konden aanleveren aan de fabriek en dat de prijs weer een keer omlaag moest. Jonge families, met plannen voor het investeren in wat extra koeien (van twee naar vijf koeien), zetten hun kansen op enige sociale mobiliteit maar weer in de kast.

Noten:
[1] CIOEC-Bolivia
[2] Dit is een geactualiseerde versie van hetgeen in het najaar 2004 verscheen in ‘Project&Nieuws’ nr 18, van St. Duurzame Solidariteit (GL).
[3] Genoemd naar de Australische stad waar de eerste bijeenkomst plaatsvond. Het is een amalgaam van landen die netto landbouwexporteur zijn. Australië is ook verreweg de belangrijkste ideoloog en woordvoerder van de groep.
[4] Een heel heldere verwoording van dit neoliberale paradigma staat in de verschillende studies van ABARE dat onderzoek uitvoert voor de Australische regering, zoals “Domestic Support of Agriculture; is WTO Special Treatment for developing countries helping or hindering change?”, ABARE Current Issues mei 2002 (http://abareonlineshop.com/product.asp?prodid=12362)
[5] Bolivia is geassocieerd lid van de MERCOSUR, het vrijhandelsblok van Argentinië, Brazilië, Uruguay en Paraguay, en heeft een verdrag dat de eliminatie van invoerheffingen regelt (ACE 36), met een geleidelijke afbouw per productgroep, met als einddatum 2007 voor de meeste landbouwsectoren en 2017 voor de meest gevoelige sectoren.
[6] Website: http://www.ine.gov.bo Meer informatie over de gebruikte gegevens:
[7] In ons onderzoek “Integración Regional y producción Campesina: la urgencia de políticas de soberanía alimentaria” (Prudencio en Ton, CIOEC-Bolivia, 2004; zie: http://www.rimisp.org/boletines/bol39/doc6.zip) analyseerden we onder andere de prijsopbouw van verschillende voedselgewassen op de binnenlandse markt en tonen daarbij aan dat een verhoging van de producentprijzen (bijv. vanwege 20% invoerheffing) een minimaal effect heeft op de uiteindelijk prijs die de consument betaalt voor zijn voedsel op de stedelijke markt. De marges van de tussenhandel zijn in de meeste gevallen anderhalf tot driemaal zo hoog als de prijs die de producent krijgt of die aan de grens betaald wordt voor het geïmporteerde product. De invloed op het netto-inkomen van de boer is echter wel substantieel.
[8] Bolivia, Peru, Ecuador, Colombia en Venezuela hebben een gemeenschappelijke markt, naar Europees model, de Comunidad Andina de Naciones (CAN).
[9] Argentinië heeft onder druk van haar graanexporteurs al een WTO-procedure aangespannen en gewonnen tegen een soortgelijk price band syteem in Chili.
[10] Dat zijn een paar van de zogenaamde Singapore Issues die de EU persé op de onderhandelingstafel wilde krijgen.
[11] In ruil voor het besluit de exportsubsidies af te schaffen, eiste Europa (Pascal Lamy) in juni 2004 bijvoorbeeld dat er ‘wisselgeld’ komt in de vorm van lagere invoerheffingen, ook in ontwikkelingslanden.
[12] Deze coalitie, rond de Via Campesina, stelt een reeks handelsreguleringsmaatregelen voor, die nu door de WTO verboden worden en de afschaffing van andere die nu via de WTO toegestaan worden. Een groot aantal voorstellen zijn nader gespecificeerd in: “Towards Food Sovereignty: Constructing an Alternative to the WTO Agreement on Agriculture”, Olson et al, IATP 2003 (http://www.tradeobservatory.org), en in “Our World Is Not For Sale; Priority to Peoples’ Food Sovereignty – WTO out of Food and Agriculture” (http://www.peoplesfoodsovereignty.org).

F) Voedseldumping: handel of hulp?
(door Brigitte Boswinkel en Mary Janssen [1])

Voedselhulp is een noodzakelijk kwaad. Wanneer er voedselhulp wordt gegeven, heerst in een gebied al geruime tijd honger en sterven er mensen van de honger en de gevolgen van ondervoeding. Voedselhulp is in dit soort extreme gevallen een zeer welkome vorm van noodhulp. In de praktijk nemen hongersnood en extreme armoede in de wereld nog steeds toe en is voedselhulp niet incidenteel. Een langdurige afhankelijkheid van voedselhulp is geen uitzondering meer. Houden we deze hulprelatie zelf in stand? En wie is gebaat bij deze hulp?
De Food Trade and Nutrition Coalition (FTN) [2] gaf in april een publicatie [3] uit die de relatie tussen voedselhulp, gesubsidieerde overschotten in donorlanden en handel blootlegt. Is voedselhulp nu handel of hulp?

Voedselhulp: Wie wordt er beter van?

De meeste voedselhulp wordt gegeven in tijden van nood. Maar 40% van de voedselhulp valt onder ontwikkelingshulp en wordt over een lange periode verstrekt. Dit soort voedselhulp is lang niet altijd positief voor de ontvangende landen.

* Langdurige voedselhulp niet bevorderlijk voor de gezondheid:
Voedselhulp is over het algemeen niet aangepast aan het lokale voedselpatroon of kan door het productaanbod een verarmd voedingspatroon opleveren dat minder rijk is aan nutriënten in termen van bijvoorbeeld eiwitten of micronutriënten. Dit kan leiden tot een eenzijdig voedingspatroon, wat mensen vatbaarder maakt voor ziekten.

* Het instorten van de lokale markt en productie:
Van alle voedselhulp wordt 60% gegeven in de vorm van goederen, bijvoorbeeld graan, en is vooral afkomstig van de Verenigde Staten. Wanneer deze voedselhulp gedurende een lange periode wordt gegeven of verkocht op de markt van het ontvangende land, concurreert dat met de lokale markt en de lokale voedselproductie. Het goedkope, geïmporteerde voedsel doet de nationale voedselprijzen dalen waardoor de consumenten minder lokaal verbouwd voedsel kopen. Vooral wanneer voedselhulp komt in de oogsttijd zullen de prijzen inzakken en zijn lokale producenten minder geneigd te investeren in nieuwe productie. De dalende inkomsten van de producenten vergroot hun armoede en hun afhankelijkheid van voedselhulp.

* Voedsel dumpen:
Veel rijke landen verstrekken landbouwsubsidies aan hun voedselproducenten. Hierdoor is een overproductie ontstaan en wordt alles wat een land niet nodig heeft om de eigen inwoners te voeden, onder de kostprijs aangeboden op de wereldmarkt of als voedselhulp gegeven. De effecten voor de lokale markt in het ontvangende land zijn dus vergelijkbaar met de effecten van dumping: dalende prijzen op de wereldmarkt en dalende inkomsten voor ontwikkelingslanden.

* Voedselhulp wordt in stand gehouden vanuit commercieel oogpunt:
Voedselhulp kan een integraal deel zijn van de economie van een donorland en zo als politiek instrument gebruikt worden, zoals het geval is in de VS. Door de voedselhulp zijn bepaalde sectoren gecreëerd die belang hebben bij het voortbestaan daarvan zoals de transport- en distributiesector.

Voedselhulp wordt dus niet altijd in het belang van hongerende mensen gegeven. De afzet van producten en het voortbestaan van bepaalde economische sectoren in donorlanden varen er wel bij.

Wie geven voedselhulp?

Het geven van voedselhulp wordt door verschillende internationale instanties gecoördineerd die allen een eigen beleid formuleren.
Van de Verenigde Naties zijn de FAO (de voedsel- en landbouworganisatie) en het WFP (Wereldvoedselprogramma) betrokken bij voedselhulp. De FAO verzamelt data over de voedingssituatie in de wereld en voert landbouwprogramma’s uit. Het WFP is een programma dat voedselhulp geeft. Het gros van de producten van de hulp komt uit de VS. Het zijn dan ook de VS die de FAO en WPF domineren.
Daarnaast opereert de Food Aid Convention (FAC) die bestaat uit donorlanden, onder anderen de EU en de VS, en als doel heeft een minimum beschikbare hoeveelheid aan voedselhulp te garanderen om tegemoet te komen aan de behoeften in tijden van nood en voor ontwikkelingsdoeleinden in ontwikkelingslanden. Voedselhulp moet voorspelbaar zijn, ongeacht de wereldmarktprijzen.

De wereldhandelsorganisatie (WTO) streeft vrije handel in de wereld na en is in dit verhaal een vreemde eend in de bijt. Voedselhulp valt binnen de WTO onder het landbouwakkoord. Onder dat akkoord vallen bepaalde subsidies voor landbouwproducten ten behoeve van voedselhulp en ook voor de export, transport en distributie daarvan.

Voornaamste conclusies en aanbevelingen van de FTN-coalitie

Voedselhulp is vaak gerelateerd aan handelsaspecten en het openen van markten in ontwikkelingslanden. Het erkennen van voedselsoevereiniteit is belangrijk om een verandering te bewerkstelligen in de al lang bestaande praktijken van aanbodgestuurde hulp en lange termijn landbouwbeleid. De rijke, machtige landen hebben de verantwoordelijkheid om hun dominante positie in de wereld niet langer te misbruiken. De beste oplossing om misbruik van voedselhulp in goederen vanwege commerciële redenen te voorkomen, is het ontbinden van voedselhulp en het stimuleren van lokale aankopen. Dit betekent dat voedselhulp niet gebonden moet zijn aan de afzet van producten uit donorlanden, maar uitsluitend gegeven moet worden in de vorm van financiering. Dit kapitaal kan gebruikt worden om lokaal voedsel aan te kopen dat past in de bestaande voedselpatronen. Dit stimuleert de lokale productie en markt.

Specifiekere aanbevelingen voor de WTO-top in Hong Kong

De FTN-coalitie eist dat de WTO zich niet langer bezig houdt met voedselhulp, maar dat over laat aan de FAC. Om dumpoverschotten in Westerse landen te verkleinen moet het WTO-Landbouwakkoord doorgaan met het afschaffen van exportsubsidies en zorgen dat voedselhulp gebaseerd is op bestaande behoeften. Internationale voedselhulp moet los staan van commerci�le transacties.

noten:
[1] Beiden zijn medewerker van Stichting Wemos. Wemos werkt aan structurele verbetering van de gezondheid van mensen in ontwikkelingslanden. Samen met organisaties in die landen en met steun van Nederlandse zorgverleners doet Wemos wereldwijd een beroep op regeringsleiders en beleidsmakers: health for all.
[2] De Food Trade and Nutrition Coalition (FTN) is een internationale coalitie die zich inzet voor het universele recht op adequaat voedsel en het universele recht op gezondheid. Om ondervoeding en honger te bestrijden en om voedsel- en voedingszekerheid te promoten wordt op internationaal niveau actie ondernomen. Overheden worden opgeroepen het bedrijfsleven en intergouvernementele organisaties, zoals de EU en de Wereldhandelsorganisatie (WTO) aan te spreken op hun verantwoordelijkheden.
[3] De titel is: “Dumping Food Aid: Trade or Aid? – (subsidized) Food Aid in kind: What is in it for the WTO?”. Het rapport kan besteld worden viaof gedownload worden via: http://www.wemos.nl/en-GB/Content.aspx?type=news&id=1829

G) Millenniumdoelstellingen zijn doekje voor het bloeden [1]
(door Francine Mestrum [2])

Het klinkt zo vanzelfsprekend. We heffen een internationale belasting en betalen met de opbrengst daarvan de grote prioriteit van de internationale ontwikkelingssamenwerking. Met het geld van de financiële speculatie, de Tobintaks, helpen we de armen in de wereld.
Toch is dit helemaal geen goed idee. Omdat de MDG’s (millenniumdoelstellingen) voor armoedebestrijding geen ambitieus plan zijn en ook anders gefinancierd kunnen worden. En omdat de Tobintaks bedoeld is om de financiële markten enigszins aan banden te leggen. Ik wil in deze bijdrage kort ingaan op deze twee punten.

Dit stuk staat als apart artikel op globalinfo.

H) 3e Globaliseringscafee XminY

Op vrijdag 24 juni is er weer een globaliseringscafee. Deze keer op het programma: ‘Economische grootmacht China’, ‘De prijs van het aardgas’ (in Nederland en Bolivia), en ‘De multinationals van de maand’ (Coca Cola en Total). Daarnaast de vaste rubrieken ‘opgelost’ en ‘heel ingewikkeld’, een laatste update van de G8-protesten en spetterende filmpjes en websites. Uiteraard zijn er de nodige hapjes en drankjes verkrijgbaar.

Zie hier de van de aankondiging op globalinfo.

Colofon
Nieuwsbrief over ontwikkelingen rondom Wereld Handels Organisatie WTO en de Europese Unie. Het is een initiatief van de Werkgroep Globalisering Delft-Den Haag. Aan dit bulletin hebben meegewerkt: Giel Ton, Brigitte Boswinkel, Mary Janssen, Rob Bleijerveld, Kees Hudig, en Roelien Knottnerus
Stuur mededelingen, copy of reacties naar:
Nieuwsbrief WTO.ZIP (en meer over globalisering) is te vinden op https://www.globalinfo.nl, op http://www.indymedia.nl en op http://www.stelling.nl/trouble (archief). Voor een gratis email-abonnement, mail naar

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door redactie WTO.Zip.)