Ga naar de inhoud

De controle op goede doelen is niet betrouwbaar genoeg

Het
belangrijkste Nederlandse keurmerk voor goede doelen is onbetrouwbaar. Het
wordt toegekend door het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF), maar dat
controleert niet of een gift wel terechtkomt bij het beoogde doel. Bovendien
opereert het CBF niet onafhankelijk.

11 min leestijd
Placeholder image

Dit opiniestuk verscheen op 3 mei in NRC-Handelsblad. Op de website van NRC kan
erover gediscussieerd worden.
Ook
verscheen er een audio-interview met de auteur.

 

De
goededoelensector speelt een prominente rol in onze samenleving. Een groeiend
aantal fondsenwervers verdringt zich op de markt. En Nederland geeft graag.
Bedrijven sponsoren, nieuwe rijken beginnen een eigen goed doel en
nalatenschappen gaan steeds vaker naar een goed doel. Er is een groot verlangen
om goed te doen. Maar tegelijkertijd heerst er ongeloof en wantrouwen. De
manier waarop er voortdurend een beroep op ons medeleven wordt gedaan roept
herhaaldelijk irritatie op. Steeds weer klinken er geluiden dat het toch
allemaal niet deugt met die goede doelen. Er heerst, kortom, twijfel of al dat
geld wel op de goede plaats terechtkomt.

De
kritiek op goede doelen is vaak ongenuanceerd. Het te pas en te onpas
gehanteerde begrip strijkstok is, zeker binnen de Nederlandse context, in de
meeste gevallen totaal misplaatst. Een strijkstok suggereert dat er geld op
oneigenlijke gronden verdwijnt of in de eigen zak wordt gestoken. Ik zal niet
zeggen dat dat niet voorkomt, maar om alle goede doelen daarvoor
verantwoordelijk te stellen, gaat veel te ver.

Goede
doelen kunnen niet van de lucht leven. We moeten beseffen dat structureel
resultaat boeken niet vanzelf gaat als je als doelstelling hebt om de armoede
terug te dringen, het aantal gevallen van kanker te reduceren of
klimaatverandering tegen te gaan.

Helaas
is de goededoelensector er nog niet in geslaagd om helder over te brengen dat
ethisch en verantwoord managen van een goed doel een serieus vak is, waaraan
dezelfde eisen worden gesteld als aan elk ander vak. En dat dat dus geld kost.
Ook goede doelen hebben een goed functionerende infrastructuur nodig en
professionele arbeidskrachten, zeker in landen waar sprake is van corruptie,
machtsmisbruik en gesjoemel met informatie.

Mislukkingen

Goede
doelen informeren hun achterban bovendien te weinig over mislukkingen. Logisch,
men is bang dat de donateur zal afhaken. Maar of dat werkelijk zo is, is nog
maar de vraag. Als bekend wordt dat negatieve informatie is achtergehouden
heeft dit een veel grotere schade tot gevolg. De goededoelensector zou zich dat
meer moeten realiseren.

De
professionele wijze waarmee veel goede doelen zich inzetten om hun doelstelling
te realiseren, verdient steun. We mogen trots zijn op onze maatschappelijke
betrokkenheid en de rol die goede doelen daarin spelen.

Niet
elk goed doel is even goed. Om op de goededoelenmarkt het kaf van het koren te
scheiden, is een keurmerk in het leven geroepen. Dit keurmerk wordt verstrekt
door het CBF, een onafhankelijke stichting die al sinds 1925 toezicht houdt op
de inzameling van geld voor goede doelen, staat er op zijn website. We zouden ons
echter moeten afvragen of het CBF wel zo onafhankelijk toezicht houdt. Het CBF
benadrukt in zijn doelstelling dat het toezicht houdt in het belang van het
publiek én in het belang van de fondsenwervers. Dit is uitermate tegenstrijdig.
De Consumentenbond behartigt toch ook niet de belangen van het bedrijfsleven?

Bovendien
is er sprake van belangenverstrengeling tussen het CBF en de Vereniging van
Fondsenwervende Instellingen (VFI), waarvan veel grote goede doelen lid zijn.
Het CBF is namelijk voor een aanzienlijk deel afhankelijk van inkomsten die
afkomstig zijn van de keurmerkhouders. Daarnaast heeft de VFI zitting in het
CBF. Daardoor heeft de VFI veel invloed op het beleid en met name op de
invulling van de toetsingscriteria, op basis waarvan het CBF-keurmerk wordt
verstrekt.

Het
feit dat hét toezichthoudend orgaan het woord ‘fondsenwerving’ in zijn naam
heeft staan, is tekenend voor de richting waarin het huidige CBF opereert. Het
CBF houdt zich te veel bezig met het ‘promoten’ van wervende goede doelen. Dit
is geen taak van het CBF maar van de fondsenwervende instellingen zelf. Het CBF
moet zich puur concentreren op de toezichthoudende taak. Zolang het CBF en de
keurmerkhouder niet strict gescheiden opereren, heeft de donateur geen
zekerheid over de mate van objectiviteit van het toezicht.

Omslachtig

Het CBF
houdt toezicht met behulp van zeer omslachtig geformuleerde criteria. Maar een
beetje studie naar de werkelijke waarde van het CBF-Keur wijst uit dat het CBF
in eerste instantie zijn controle baseert op informatie die door de
keurmerkhouder zelf wordt verstrekt. Het CBF verklaart dat een goed doel bij
‘ernstige calamiteiten’ wel dieper wordt onderzocht. Maar de vraag is of het
CBF überhaupt op de hoogte is wanneer er sprake is van ‘ernstige calamiteiten’.

Een van
de zaken waar CBF op zegt te controleren, zijn de bestedingen. Wat de
daadwerkelijke controle op bestedingen betreft, zijn er echter nauwelijks
garanties. Het CBF controleert namelijk alleen in de boeken van de
keurmerkhouders of het geld is overgeschreven van de rekening van de
keurmerkhouder naar die van de ontvanger. Als het doel zegt het geld
overgemaakt te hebben, neemt het CBF dat aan zonder de projecten op locatie te
checken. Een gever weet dus niet of het geld bij de ontvanger werkelijk is
uitgegeven aan het doel waarvoor het is geworven.

Ook de
vraag wat de impact is van donaties, zal het CBF niet uit eigen observatie
kunnen beantwoorden. Veel Nederlanders verkeren daarentegen in de
veronderstelling dat het CBF bij de projecten zelf alle controles uitoefent.

Het CBF
en de keurmerkhouders voeren al lange tijd campagne om de donateur ervan te
overtuigen dat goede doelen met het CBF-keurmerk erkend en steunwaardig zijn.
Dit wekt de suggestie dat goede doelen zonder keurmerk minder betrouwbaar
zouden zijn. Hiermee jaagt het CBF de concurrentie tussen goede doelen aan.

Monopoliepositie

Uit
onderzoek is gebleken dat Nederlanders niet goed weten wat het CBF-keurmerk
werkelijk inhoudt. Tegelijkertijd groeit wel de bekendheid van het
CBF-keurmerk, wat deze instantie en de aangesloten keurmerkhouders in feite een
monopoliepositie verschaft. Wil je als goed doel in aanmerking komen om te
collecteren, zendtijd te krijgen op Socutera (een stichting die goede doelen
onder de aandacht brengt op radio en tv), loterijgelden te ontvangen, tegen
kortingstarief te kunnen adverteren in de media etc., dan moet je in het bezit
zijn van het CBF-keurmerk.

Het is
zorgelijk dat het Nederlandse publiek en de overheid in groeiende mate hun steun
aan goede doelen louter baseren op de goedkeuring van het CBF.

Als we
niet meer op het CBF-keurmerk kunnen varen, wat moeten we dan? Op internet zijn
twee databases, waarin een groot aantal goede doelen staan vermeld:
goededoelentest.nl en geefwijzer.nl Deze databases wekken de indruk dat de
ingeschreven goede doelen aan degelijke controles worden onderworpen.

Op
goededoelentest.nl staan uitspraken als "doe de test en je weet zeker dat
jouw donatie aan een passend goed doel wordt besteed" en "Zo garandeert
de stichting Nationalegoededoelen Test dat jouw donatie voor 100 procent ten
goede komt aan het goede doel". Dit wekt de suggestie dat de stichting
NationaleGoedeDoelen Test bestedingen ook in het veld controleert.

De
Geefwijzer biedt de mogelijkheid om een mening over een goed doel te geven.
Deze meningen geven de bezoeker c.q. donateur de indruk dat ze zijn gecheckt,
maar zijn in werkelijkheid erg subjectief. De informatie in deze databases
wordt door de goede doelen zelf verstrekt en wordt niet standaard geverifiëerd
op juistheid.

Beide
databases geven geen garantie dat donaties aan aangesloten goede doelen ook
werkelijk bij de projecten terechtkomen.

Versterken

Het
vertrouwen in goede doelen is een algemeen maatschappelijk belang. Daarom ligt
hier een belangrijke taak voor de overheid. Ook de overheid wil immers dat de
burger veel geeft aan goede doelen.

Onderzoeksbureau
Intraval heeft de aanbeveling gedaan de onafhankelijkheid van de toezichthouder
te versterken door die toezichthouder subsidie toe te kennen voor de
uitoefening van zijn taken. Minister Hirsch Ballin heeft dit advies naast zich
neergelegd en heeft blijkbaar geen reden gezien deze suggestie door te schuiven
naar het ministerie van Economische Zaken.

Ook de
Raad van Accreditatie, de overheidsinstelling die toezicht houdt op de
kwaliteit van een aantal organisaties heeft hier een grote
verantwoordelijkheid.

Deze
raad zou er goed aan doen om het CBF eens helemaal door te lichten op diens
mate van afhankelijkheid en de kwaliteit van de controles.

Er zou
een werkgroep moeten komen die zich beraadt op verbetering. Ik ben absoluut
geen voorstander van meer regels. Het is eerder zaak alleen regels te
ontwikkelen voor die zaken die ook werkelijk controleerbaar zijn. En de mate
waarin toezicht al dan niet haalbaar is, moet expliciet gecommuniceerd worden.

Het
huidige CBF zou eventueel omgevormd kunnen worden tot een nieuwe instantie die
losgekoppeld is van de fondsenwervers. Deze instantie zou relevante
voorlichting moeten verschaffen om de wensen van de donateur beter te doen
aansluiten op de realiteit en de haalbaarheid van goede doelen. Tevens zou zij
een ombudsmanfunctie moeten vervullen. In geval van serieuze klachten zouden er
mogelijkheden moeten zijn om dieper onderzoek uit te voeren.

Het is
hoog tijd dat het publieksvertrouwen wordt gebaseerd op minder kwetsbare
fundamenten. Dan kunnen goede doelen en donateurs weer met een gerust hart goed
doen.

Hoe zit
de controle op goede doelen in elkaar?

Het
toezicht op de goede doelen ligt vrijwel volledig in handen van het Centraal
Bureau Fondsenwerving (CBF). Dat stelt zich ten doel toezicht te houden op het
inzamelen van geld voor goede doelen in het belang van het publiek en in het
belang van de goede doelenorganisaties. Het CBF claimt een onafhankelijk
controleorgaan te zijn en zegt ook te kijken naar de bestedingen van
ingezamelde gelden. Daarnaast verstrekt het bureau een keurmerk aan
fondsenwervende instellingen. Kleinere goede doelen kunnen een ‘Verklaring van geen
bezwaar’ ontvangen – 66 organisaties hebben zo’n verklaring gekregen. Voor een
CBF-keurmerk is meer nodig en wordt onder andere gekeken naar de terreinen
bestuur, beleid, fondsenwerving, bestedingen en verslaglegging. Er zijn 268
keurmerkhouders.

Ruim
100 grote landelijk wervende goede doeleninstellingen hebben zich verenigd in
de Vereniging van Fondsenwervende Instellingen (VFI). Die vereniging stelt zich
onder andere als doel het behoud en het vergroten van het publieksvertrouwen
ten behoeve van haar leden. Om lid te worden, moet een organisatie het
CBF-keurmerk hebben. Enkele vertegenwoordigers van de VFI hebben zitting in het
CBF en de vereniging heeft ook medezeggenschap in de formulering van de
keurmerkcriteria.

In
Nederland zijn naar schatting zo’n 18.000 fondsenwervende instellingen actief.
Omdat er geen eenduidig registratiesysteem voor goede doelen bestaat is, met
steun van de overheid, een landelijke databank filantropie ontwikkeld. CBF en
VFI zullen samen deze databank vormgeven. Reeds bestaande databases, zoals de
NationaleGoedeDoelen Test en de Geefwijzer, verzamelen informatie van zoveel
mogelijk goede doelen. Deze databases zijn bedoeld om donateurs de weg te
wijzen in het woud van goede doelen. Elk goed doel kan naar believen zijn eigen
gegevens op de database plaatsen.

Een
commissie onder leiding van Herman Wijffels heeft naar aanleiding van de
discussie over de directiesalarissen bij goede- doelenorganisaties in 2005
voorstellen gedaan voor een code goed bestuur. Een andere commissie, onder
leiding van Hans Pont en met vertegenwoordigers van CBF en VFI, heeft opdracht
gekregen de code goed bestuur en de CBF-criteria met elkaar te vervlechten.

——————–

Een
nieuw beroep: filantropisch adviseur

Belachelijk
vond Johan Cruijff het dat hij belasting moest betalen voor trapveldjes in arme
wijken – en met ingang van januari 2008 is de belasting over schenkingen aan
goede doelen (wel precies omschreven in de wet) afgeschaft. Geven is gratis
geworden, zegt Femke Lagaaij, adviseur effectieve filantropie.

Het is
een nieuw beroep in Nederland, maar in de VS bestaat het al jaren. Met haar
bureau Mecenadvies adviseert Lagaaij vermogende particulieren, bedrijven,
vermogensfondsen en serviceclubs. Die willen hun gift vaak omgezet zien in een
zichtbaar project, een weeshuis bijvoorbeeld. Maar hoe doe je dat en hoe weet
je dat je gift goed terechtkomt?

"Ik
ga na waar iemands hart ligt. Of bij bedrijven wat hun core bussiness is. Als
iemand iets wil doen aan aids, denkt hij snel aan een weeshuis voor
aidskinderen. Ik laat dan zien dat ze ook kunnen geven aan preventieprogramma’s
om aids te voorkomen, die op termijn meer impact hebben. De gever kiest
uiteindelijk zelf. Ik ga na welke stichtingen of organisaties het beste passen
bij het doel dat de gever voor ogen heeft."

Lagaaij
was een van de eerste filantropische adviseurs in Nederland. Acht jaar geleden
werd ze gevraagd om te helpen bij het besteden van een bedrag van een
vermogensfonds. Toen realiseerde ze zich dat ze een gat in de markt had
ontdekt.

Het
belangrijkste criterium, vertelt ze, is of een ‘goed doel’ wel maximale impact
heeft op het terrein waar de organisatie actief is. Om dat te beoordelen wordt
gekeken naar de presentatie van de organisatie, de werkwijze, de eerdere
successen, de samenwerking, de leiderschapsrol, de informatie die erover is te
vinden in de media en hoe een organisatie met tegenslag omgaat.

Lagaaij
kreeg haar basiskennis van de sector op de opleiding Filantropie aan de VU, en
doceert dat vak nu aan de hogeschool Windesheim in Zwolle.

Collega-docent
Filantropie aan de VU, May May Meijer, vindt de aandacht voor de sector een
succes. Maar de titel ‘filantropisch adviseur’ vindt ze enigszins
problematisch. "Deze titel is niet beschermd. Iedereen die wil, kan zich
filantropisch adviseur noemen."

(Opgetekend
door Franca Treur)

———— 

Irene Mol is directeur
van Stichting Pequeno, een privéstichting die investeert in duurzame projecten, met
name in Brazilië Reageren kan op nrc.nl/discussie. Irene Mol is ook te
beluisteren op nrc.nl/podcast